ECLI:NL:RBMNE:2021:3410

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
16 juli 2021
Publicatiedatum
23 juli 2021
Zaaknummer
UTR 20/2324
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen besluit van de gemeente Almere inzake te laat ingediend bezwaar

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 16 juli 2021 uitspraak gedaan in het beroep van eiser tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Almere, gedateerd 19 mei 2020. Eiser had bezwaar gemaakt tegen besluiten die op 16 maart 2016 en 30 juni 2016 bekend waren gemaakt, maar het bezwaarschrift was pas op 16 maart 2020 door verweerder ontvangen, wat ruimschoots te laat was. De rechtbank heeft overwogen dat een bezwaarschrift binnen zes weken na bekendmaking van het besluit moet worden ingediend, zoals vastgelegd in de artikelen 6:7 en 6:8 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank heeft vastgesteld dat de besluiten op het laatste bekende adres van eiser zijn verzonden en dat eiser geen geldige reden heeft aangevoerd voor de te late indiening van het bezwaar. Eiser had nagelaten om zijn adreswijziging door te geven aan het bestuursorgaan, wat voor zijn risico komt. De rechtbank heeft daarom het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk verklaard en het beroep kennelijk ongegrond verklaard, met als gevolg dat eiser geen proceskostenvergoeding ontvangt. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om in verzet te gaan tegen deze uitspraak binnen zes weken na verzending.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/2324

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 juli 2021 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: E.D. van Tellingen),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Almere, verweerder,

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep van eiser tegen het besluit van verweerder van 19 mei 2020.

Overwegingen

1.De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. Een bezwaarschrift moet worden ingediend binnen zes weken nadat het besluit bekend is gemaakt (artikelen 6:7 en 6:8 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)).
In artikel 3:41 van de Awb staat hoe dat bekendmaken gebeurt. In dit geval zijn de besluiten bekendgemaakt op 16 maart 2016 en 30 juni 2016. Het bezwaarschrift gericht tegen het besluit dat op 16 maart 2016 is bekendgemaakt, had dus uiterlijk op 28 april 2016 door verweerder ontvangen moeten zijn. Het bezwaarschrift gericht tegen het besluit dat op 30 juni 2016 is bekendgemaakt, had uiterlijk op 12 augustus 2016 door verweerder ontvangen moeten zijn. Verweerder heeft het bezwaarschrift ontvangen op 16 maart 2020. Dat is dus ruimschoots te laat. De hoofdregel is dan dat verweerder het bezwaar niet inhoudelijk mag behandelen. Soms is dat anders. Dan is er een geldige reden waarom het bezwaarschrift te laat is ingediend. Het gaat dan om omstandigheden waar eiser niets aan kan doen.
3. Eiser schrijft dat hij te laat was omdat hij de besluiten niet heeft ontvangen en hij feitelijk niet meer woonachtig was op het adres waar de besluiten naartoe zijn verzonden: de [adres] in [woonplaats] . Dat is naar het oordeel van de rechtbank geen geldige reden omdat volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep het bestuursorgaan aan zijn bekendmakingsverplichting als bedoeld in artikel 3:41, eerste lid, van de Awb heeft voldaan als het besluit wordt verzonden naar het laatste bekende adres van betrokkene en betrokkene heeft nagelaten het bestuursorgaan van de adreswijziging op de hoogte te stellen. Eiser stond van 2 december 2014 tot 9 mei 2019 in de Basisregistratie personen (Brp) ingeschreven op het adres aan de [adres] in [woonplaats] . Verweerder heeft de besluiten naar dit (het laatste bekende adres) van eiser gestuurd. Dat eiser geen adreswijziging heeft geregistreerd in de Brp komt voor zijn risico. Nu de besluiten van 16 maart 2016 en 30 juni 2016 zijn verzonden naar het op dat moment bij verweerder bekende adres, is de rechtbank van oordeel dat de genoemde besluiten in overeenstemming met artikel 3:41, eerste lid, van de Awb bekend zijn gemaakt.
4. Verweerder heeft dan ook terecht het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard. Het beroep is daarom kennelijk ongegrond (artikel 8:54 van de Awb).
5. Eiser krijgt geen gelijk en daarom ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.G.M. van Veen, rechter, in aanwezigheid van L.L. Hol, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 16 juli 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
De griffier is verhinderd deze
uitspraak te ondertekenen
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.