Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
kantonrechter
[verzoekster] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
verzoekster,
gemachtigde mr. R.E.M. Vink-Dijkstra
wonende te [woonplaats] ,
verweerder,
gemachtigde mr. A. Robustella.
1.Het verloop van de procedure
18.Beëindigingsvergoeding
[verweerder] geeft aan dat de commerciële en productieplannen en acties nu verder worden uitgewerkt. Ook zal een set van KPI’s worden samengesteld om het meten van prestaties mogelijk te maken. Het plan zal in maart gereed zijn en aan de RvC worden gepresenteerd.
3.Het verzoek
4.4. Het verweer en de (voorwaardelijke) zelfstandige tegenverzoeken
5.De beoordeling
Uit de parlementaire geschiedenis volgt dat de h-grond geenszins dient te worden gebruikt als reparatie voor een onvoldragen ontslaggrond (in dit geval de d-grond). De kantonrechter kan zich niet aan de indruk onttrekken dat dit hier het geval is. De onderbouwing van dit verzoek ziet meer toe op een (onvoldragen) d-grond, zodat ontbinding op de h-grond ten aanzien van het aangevoerde verschil van inzicht wordt afgewezen.
Daarbij weegt de kantonrechter mee dat de arbeidsovereenkomst slechts kort heeft geduurd en de arbeidsrelatie in korte duur is verslechterd, dat het belang van een goede relatie en wederzijds vertrouwen tussen de RvC en de CEO/statutair bestuurder zeer groot is voor (het voortbestaan van) het bedrijf en dat [verweerder] niet op een constructieve wijze heeft bijgedragen om tot een oplossing te komen met [verzoekster] . [verweerder] heeft in reactie op het voorstel van de RvC om zijn benoeming tot CEO uit te stellen er kennelijk voor gekozen om niet zozeer inhoudelijk daarover het gesprek aan te gaan met de RvC, maar heeft in plaats daarvan zijn onvrede hierover aangekaart bij de aandeelhouder. Dat is op zichzelf zijn goed recht, maar daarmee heeft [verweerder] er wel aan bijgedragen dat inhoudelijke gesprekken tussen hem en de RvC niet danwel nauwelijks tot stand zijn gekomen en dat het is gebleven bij een uitwisseling van formele standpunten.
Dat [verweerder] bij confrontatie door de RvC enkel heeft gewezen op de gemaakte afspraken met de aandeelhouder, maar blijkbaar inhoudelijk het gesprek niet danwel onvoldoende is aangegaan over de achterliggende redenen van de RvC ten aanzien van het uitstellen van zijn benoeming, heeft niet bijgedragen aan de verhoudingen en een oplossing van de ontstane situatie. Daarmee heeft [verweerder] in feite zelf al in een vroegtijdig stadium de deur gesloten en zich onvoldoende rekenschap gegeven van de positie van de RvC en het belang van een goede onderlinge relatie. Dat [verweerder] uiteindelijk in zijn e-mail van 17 april 2021 meedeelt dat hij bereid is mee te denken over een ander tijdspad dan wat in de arbeidsovereenkomst is overeengekomen, maakt dat niet anders. Daaraan voorafgaand hebben er meerdere momenten plaatsgevonden waarin door de RvC getracht is met [verweerder] hierover in gesprek te raken, waarbij [verweerder] geen opening heeft gegeven deze optie inhoudelijk te bespreken.
Ten overvloede overweegt de kantonrechter nog dat zelfs indien het handelen van [verzoekster] wel als ernstig verwijtbaar zou worden aangemerkt, dit gelet op de contractuele vergoeding en de opzegtermijn van zes maanden, niet zou leiden tot een op de contractuele vergoeding aanvullende billijke vergoeding.
[verzoekster] betwist uitdrukkelijk dat [verweerder] een dergelijke aanspraak op haar heeft.
[verzoekster] voert als meest verstrekkende verweer aan dat zij geen partij is bij deze aandeelhoudersovereenkomst en dat [verweerder] daarom dit verzoek aan de verkeerde partij doet. Verder voert [verzoekster] aan dat de aandelen door [bedrijfsnaam] aan [verweerder] zouden worden geleverd en dat hij dus geen aandelen van [verzoekster] overgedragen zou krijgen.
De kantonrechter stelt vast dat dit laatste ook volgt ook uit de concept aandeelhoudersovereenkomst en dat is door [verweerder] ook niet betwist. Door [verweerder] is dan ook onvoldoende onderbouwd wat maakt dat hij [verzoekster] hierop kan aanspreken. Daarbij komt ook dat hij de aandelen nooit overgedragen heeft gekregen. Evenmin heeft [verweerder] onderbouwd hoe de waarde van de aandelen precies moet worden vastgesteld.
Het verzoek van [verweerder] wordt dan ook, als onvoldoende onderbouwd, afgewezen.