ECLI:NL:RBMNE:2021:3386
Rechtbank Midden-Nederland
- Proces-verbaal
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstandsuitkering wegens gezamenlijke huishouding
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 12 juli 2021 uitspraak gedaan over de intrekking en terugvordering van een bijstandsuitkering van eiseres, die in bezwaar was gegaan tegen besluiten van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Lelystad. De rechtbank beoordeelde of de intrekking van de bijstandsuitkering, die met terugwerkende kracht was ingetrokken vanaf 12 september 2011, terecht was. De gemeente had geconcludeerd dat eiseres in die periode een gezamenlijke huishouding voerde met een andere persoon, wat volgens de Participatiewet leidde tot de verplichting om de uitkering in te trekken.
Eiseres had bezwaar gemaakt tegen de besluiten van de gemeente, maar dit werd ongegrond verklaard. Tijdens de zitting voerde eiseres aan dat de waarnemingen van de gemeente niet klopten en dat zij in bewijsnood verkeerde. De rechtbank oordeelde echter dat de gemeente voldoende feiten en omstandigheden had aangedragen die de conclusie van een gezamenlijke huishouding konden dragen. Eiseres had haar inlichtingenplicht geschonden door deze feiten niet te melden, wat de gemeente verplichtte om de uitkering in te trekken.
De rechtbank oordeelde verder dat de terugvordering van de bijstand, die een aanzienlijk bedrag betrof, gerechtvaardigd was. Eiseres had geen overtuigende argumenten aangedragen die de rechtbank konden overtuigen om van de terugvordering af te zien. De rechtbank concludeerde dat de terugvordering niet leidde tot onaanvaardbare financiële of sociale omstandigheden voor eiseres. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door de voorzitter en twee leden van de meervoudige kamer, en partijen werden gewezen op de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan.