In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 24 juni 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, die een individuele maatwerkvoorziening voor vervoer heeft aangevraagd, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht. Eiseres had eerder een regiotaxipas voor vervoer, maar door problemen met het gebruik hiervan, vroeg zij op 16 april 2020 een persoonsgebonden budget (pgb) aan voor vervoerskosten. De gemeente heeft deze aanvraag afgewezen, omdat eiseres nog in het bezit was van de regiotaxipas. Eiseres maakte bezwaar en tijdens de hoorzitting werd duidelijk dat zij al langere tijd geen gebruik meer maakte van de regiotaxipas en dat haar zoon haar vervoerde.
In het bestreden besluit van 19 november 2020 heeft de gemeente het bezwaar van eiseres gegrond verklaard en een eenmalig pgb van € 104,- toegekend voor de periode van 16 april 2020 tot 24 augustus 2020. Eiseres ging in beroep tegen dit besluit, omdat zij vond dat de maatwerkvoorziening niet voldoende was en dat zij recht had op een doorlopende vergoeding voor haar vervoerskosten.
De rechtbank oordeelde dat de gemeente terecht had vastgesteld dat de regiotaxipas verviel met de toekenning van de maatwerkvoorziening voor de rolstoelbus. De rechtbank concludeerde dat de gemeente niet verplicht was om een onbeperkte kosteloze vervoersmogelijkheid te bieden en dat de toekenning van het pgb voor de rolstoelbus voldoende was om in de vervoersbehoefte van eiseres te voorzien. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.