ECLI:NL:RBMNE:2021:3339

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
23 juli 2021
Publicatiedatum
22 juli 2021
Zaaknummer
16.232128.20 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van verkrachting en diefstal met geweld in Lelystad

In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 23 juli 2021 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 14 september 2020 in Lelystad een vrouw heeft verkracht en haar fiets heeft gestolen. De verdachte, die zich tijdens een lopende tbs-maatregel met dwangverpleging onttrok aan onbegeleid verlof, werd geconfronteerd met ernstige beschuldigingen. De rechtbank achtte de verkrachting en diefstal bewezen, op basis van getuigenverklaringen, DNA-onderzoek en andere bewijsmiddelen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte door geweld en bedreiging met geweld de vrouw heeft gedwongen tot seksuele handelingen en haar fiets heeft weggenomen. De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf van 36 maanden op, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht, en stelde hem opnieuw ter beschikking voor tbs met dwangverpleging. Daarnaast werd de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toegewezen tot een bedrag van € 18.620,54, dat de verdachte aan de benadeelde partij moest betalen, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer, dat nog steeds last heeft van de gevolgen van de verkrachting.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16.232128.20 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 23 juli 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1983] te [geboorteplaats] ,
gedetineerd in Penitentiaire Inrichting Lelystad te Lelystad,
hierna te noemen: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 9 juli 2021.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. H.J. Lambers en van hetgeen verdachte en zijn raadsman mr. J.J. Lieftink, advocaat te Huizen, naar voren hebben gebracht. Ook heeft de rechtbank kennisgenomen van hetgeen mr. N. Wijkman, advocaat te Almere, namens benadeelde partij [slachtoffer] naar voren heeft gebracht en van de slachtofferverklaring die [A] namens [slachtoffer] heeft voorgelezen.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt erop neer dat verdachte
Ten aanzien van feit 1:
op 14 september 2020 in Lelystad [slachtoffer] heeft verkracht;
Ten aanzien van feit 2:
op 14 september 2020 in Lelystad door middel van een valse sleutel de fiets van [slachtoffer] heeft gestolen.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1 en 2 ten laste gelegde, met uitzondering van het onder 2 ten laste gelegde onderdeel dat verdachte de fiets onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder 1 ten laste gelegde. Daartoe heeft hij aangevoerd dat verdachte ontkent dat hij [slachtoffer] heeft verkracht en dat het door haar opgegeven signalement op belangrijke onderdelen niet met verdachte overeenkomt. Daarnaast heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat verdachte in elk geval moet worden vrijgesproken van de onderdelen die inhouden dat hij de borsten van [slachtoffer] zou hebben betast en haar op haar mond zou hebben gekust, omdat die handelingen geen seksueel binnendringen van het lichaam inhouden. Verder heeft de raadsman aangevoerd dat uit het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: NFI) van 17 december 2020 en de beantwoording van de door de raadsman aan het NFI gestelde vragen blijkt dat er in de hals van aangeefster ook DNA van minimaal één onbekend gebleven man is aangetroffen. Mocht de rechtbank tot een bewezenverklaring van dit feit komen, dan heeft de raadsman een voorwaardelijk verzoek gedaan tot aanvullend onderzoek naar deze onbekend gebleven man. Met betrekking tot de bewezenverklaring van het onder 2 ten laste gelegde heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen ten aanzien van feiten 1 en 2 [1]
1. Aangeefster [slachtoffer] heeft op 14 september 2020
blijkens het daarvan opgemaakte proces-verbaalhet volgende verklaard over de verkrachting die op die datum in Lelystad plaatsvond, zakelijk weergeven:
Ik zat op het bankje en zie ineens de meneer die op het pad liep, versneld lopen. Het volgende ogenblik is hij achter het bankje, legt zijn hand over mijn mond en zijn andere over mijn keel. Daarna weet ik even niks meer tot ik in de struiken lag. Hij duwde me in de brandnetels. “Liggen, liggen” zei hij. [2] “Ik heb een pistool.” [3] Hij zei: “Stil zijn anders draai ik je nek om”. Toen zei hij: “Stil zijn dan is het zo voorbij". Terwijl hij mijn nek vast bleef houden, zei hij: "Broek uit, benen wijd". Mijn string schoof hij aan de kant. "Benen wijd dan is het zo voorbij" zei hij. Hij drukte mijn hoofd naar de zijkant met zijn hand op mijn nek. Hij zei: "Het maakt me niet uit als mensen het zien. Al krijg ik TBS, dat kan me niks schelen, al ga ik naar de gevangenis, kan me niet schelen, dus doe wat ik zeg". Hij had ondertussen zijn penis uit zijn broek gehaald. Hij probeerde in mijn vagina binnen te dringen. Hij ging op en neer tegen mijn schaamlippen aan. [4] Hij spuugde op zijn vinger of duim, toen ging hij daarmee in mijn vagina en toen probeerde hij het weer opnieuw. Hij zei: "Laat je tieten zien" en hij trok aan mijn hemd. Ik moest mijn borsten uit mijn beha halen. Toen probeerde hij het weer. Ik voelde iets bij mij naar binnen gaan. Hij stootte harder. Hij zei: "Geef me een kusje". Hij kwam met zijn mond naar mij toe. Ik draaide in eerste instantie weg. Maar hij bleef zeggen dat hij een kusje wilde, toen deed ik zo, gaf ik hem een kusje. Toen hij zijn broek dicht deed, deed ik mijn legging aan. Uiteindelijk liep hij naar mijn fiets. Hij fietste weg. [5]
V: Heeft er mondcontact plaatsgevonden?
A: Ja, hij kwam op mijn mond en bewoog zijn tong op mijn lippen. Hij wilde een kus. Toen gaf ik hem naast zijn mond een kusje.
V: Waar heeft hij je verder aangeraakt op je lichaam?
A: Borsten, nek, benen. [6]
V: Wat voor kracht oefende hij uit op je keel?
A: Hij heeft hard gedrukt. [7]
Waar is het gebeurd: Lelystad. [8]
Wanneer is het gebeurd: 14 september 2020. [9]
2. Aangeefster [slachtoffer] heeft op 18 september 2020
blijkens het daarvan opgemaakte proces-verbaal van aangifteonder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
Ik lig op mijn rug en hij zit op zijn knieën voor mij over mij heen gebogen. Mijn keel heeft hij niet losgelaten, op geen enkel moment. [10] Hij trekt aan mijn legging. [11] Hij had de rechterhand op mijn borsten en de linkerhand op mijn keel. [12]
3. Verbalisant [verbalisant 1] heeft
blijkens het daarvan opgemaakte proces-verbaal van bevindingenhet volgende geverbaliseerd, zakelijk weergegeven:
Op 14 september 2020 begaven wij ons naar Lelystad waar een verkrachting had plaatsgevonden. Ter plaatse werden we aangesproken door [slachtoffer] . Daar hoorde ik het volgende: “Ik ben zojuist verkracht door een man. Ik zag dat hij een plastic tas in zijn hand hield. Hij zei dat ik mee moest werken, want anders zou hij mij neerschieten. Ik ging er dus vanuit dat er een pistool in dat tasje zat en aan de vorm te zien, kon dat ook wel.” [13]
4. M. van Gent, forensisch onderzoeker bij het NFI, heeft op 17 december 2020 een
herziend rapport met betrekking tot onderzoek naar biologische sporen en DNA-onderzoekopgesteld, waaruit het volgende blijkt, zakelijk weergegeven:
De bemonsteringen uit de onderzoeksset ZAAD1361NL van [slachtoffer] zijn onderzocht op de aanwezigheid van biologische sporen. [14] De bemonsteringen die biologische sporen bevatten en die met een SIN (Sporen Identificatie Nummer) zijn veiliggesteld voor DNA-onderzoek, zijn onder meer:
- Omschrijving van de bemonstering: buitenste schaamlippen nat (SIN: ZAAD1361NL#01), aanwijzing speeksel.
- Omschrijving van de bemonstering: binnenste schaamlippen droog (SIN: ZAAD1361NL#03), aanwijzing speeksel.
- Omschrijving van de bemonstering: diep vaginaal (SIN: ZAAD1361NL#04), microscopisch spermacellen waargenomen, aanwijzing spermavloeistof.
- Omschrijving van de bemonstering: buitenzijde mond nat (SIN: ZAAD1361NL#05), aanwijzing speeksel.
- Omschrijving van de bemonstering: hals ‘greep’ droog (SIN: ZAAD1361NL#08), aanwijzing speeksel. [15]
Van bemonsteringen ZAAD1361NL#01 tot en met ZAAD1361NL#08 zijn autosomale DNA-profielen verkregen. Van bemonsteringen ZAAD1361NL#03 en ZAAD1361NL#04 zijn Y-chromosomale DNA-profielen verkregen. Het referentiemateriaal WAAE7885NL en RDZ833 van respectievelijk [slachtoffer] en [verdachte] is onderworpen aan een DNA-onderzoek. [16]
Op basis van de resultaten van het onderzoek naar biologische sporen en vergelijkend DNA-onderzoek wordt geconcludeerd dat bemonsteringen:
- ZAAD1361NL#01 (buitenste schaamlippen nat) en ZAAD1361NL#05 (buitenzijde mond nat) DNA bevatten dat afkomstig kan zijn van [verdachte] . De DNA-mengprofielen zijn elk meer dan één miljard keer waarschijnlijker wanneer de bemonstering DNA bevat van [slachtoffer] en [verdachte] , dan wanneer de bemonstering DNA bevat van [slachtoffer] en één willekeurige onbekende persoon.
- ZAAD1361NL#08 (hals ‘greep’ droog) DNA bevat dat afkomstig kan zijn van [verdachte] . Het DNA-mengprofiel is meer dan één miljard keer waarschijnlijker wanneer de bemonstering DNA van [slachtoffer] , [verdachte] en één willekeurige onbekende persoon bevat, dan wanneer die bemonstering DNA van [slachtoffer] en twee willekeurige onbekende personen bevat. [17]
- ZAAD1361NL#03 (binnenste schaamlippen) DNA bevat dat afkomstig kan zijn van [verdachte] en ZAAD1361NL#04 (diep vaginaal) sperma bevat dat DNA bevat dat afkomstig kan zijn van [verdachte] . [18] Om de bewijskracht van de resultaten op basis van het onderzoek naar biologische sporen en Y-chromosomaal DNA-onderzoek naar deze bemonsteringen in verbale termen uit te drukken, zijn de volgende hypothesen geformuleerd:
Hypothese 1: Het mannelijk DNA in bemonsteringen ZAAD1361NL#03 en ZAAD1361NL#04 is afkomstig van [verdachte] of van een in de mannelijke lijn aan hem verwante man.
Hypothese 2: Het mannelijk DNA in bemonsteringen ZAAD1361NL#03 en ZAAD1361NL#04 is niet afkomstig van [verdachte] , maar van een willekeurig gekozen, niet in de mannelijke lijn aan hem verwante man.
De verkregen resultaten zijn zeer veel waarschijnlijker als hypothese 1 waar is, dan als
hypothese 2 waar is. [19]
5. Verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] hebben
blijkens het daarvan opgemaakte proces-verbaal van bevindingenhet volgende geverbaliseerd, zakelijk weergegeven voor zover van belang:
Op maandag 14 september 2020 omstreeks 18:03 uur kregen wij de melding om te gaan naar de [adres] te [woonplaats] omdat daar een man zou staan die iemand anders zou bedreigen. Om 18:09 uur kwamen wij ter plaatse. Wij zagen daar een man staan. De man gaf op te zijn [naam] . [20] Verbalisant [verbalisant 3] heeft de man een proces-verbaal voor het dragen van een gelegenheidswapen aangezegd. Vervolgens zagen wij dat de man op een zwarte omafiets stapte en weg fietste. [21] Op 14 september 2020 omstreeks 22:00 uur kregen wij de naam van de mogelijke verdachte van de verkrachtingsmelding door. Toen ik verbalisant [verbalisant 2] de foto in de applicatie blauw op straat zag van de verdachte [verdachte] zag ik dat dit dezelfde man was als de man die eerder op 14 september 12020 opgaf te zijn [naam] . [22]
6. Ter terechtzitting van 9 juli 2021
heeft verdachte verklaard:
U vraagt mij of de fiets die ik bij mij had ten tijde van de aanhouding op 15 september 2020 dezelfde is als die ik bij mij had ten tijde van de staandehouding op 14 september 2020. Ja, dat was dezelfde fiets.
7. Blijkens de daarvan opgemaakte
kennisgeving van inbeslagnemingis op 15 september 2020 onder verdachte in beslag genomen:
Voertuig: Fiets (Dames)
Type: Omafiets
Kleur: Zwart [23]
8. Verbalisant [verbalisant 4] heeft
blijkens het daarvan opgemaakte proces-verbaal van bevindingenhet volgende geverbaliseerd:
De in beslag genomen fiets is getoond aan mw. [slachtoffer] . Ik hoorde mevrouw [slachtoffer] zeggen dat dit haar fiets is. Tevens had zij de reservesleutel van de fiets bij zich. Deze paste op het hoefijzerslot welke op de fiets was aangebracht. [24]
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één feit.
Bewijsoverweging ten aanzien van feit 1
De raadsman heeft verzocht om nader onderzoek te laten verrichten naar de onbekend gebleven man van wie ook DNA is aangetroffen op de hals van aangeefster. De rechtbank wijst dit verzoek af. Uit bovenstaande bewijsmiddelen volgt dat het DNA van verdachte is aangetroffen op meerdere plaatsen op en in het lichaam van aangeefster, waaronder in haar vagina en op haar hals. Die DNA-sporen bevestigen dus het seksueel binnendringen bij aangeefster door verdachte en het geweld dat hij daarbij heeft gebruikt door haar hals/nek vast te houden. Dat er
ookDNA van een andere man is gevonden op de hals van aangeefster, maakt dat niet anders. Er is door de verdediging bovendien geen alternatieve verklaring gegeven voor de aanwezigheid van het DNA van verdachte op en in het lichaam van aangeefster. De rechtbank ziet daarom geen noodzaak tot het onderzoeken van de onbekend gebleven man wiens DNA ook op de hals van aangeefster is aangetroffen.
De overige door de raadsman aangevoerde verweren worden weerlegd door bovenstaande bewijsmiddelen.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
Ten aanzien van feit 1:
op 14 september 2020 te Lelystad door geweld en bedreiging met geweld en andere feitelijkheden [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , hebbende verdachte
- meermalen zijn, verdachtes, penis in de vagina en tussen/tegen de schaamlippen van die [slachtoffer] geduwd en gebracht en gehouden en
- zijn, verdachtes, duim of vinger in de vagina van die [slachtoffer] geduwd en/of gebracht en/of gehouden en
- de (blote) borsten van die [slachtoffer] betast en
- die [slachtoffer] met zijn, verdachtes, tong op haar mond gelikt

en bestaande dat geweld, die bedreiging met geweld en die andere feitelijkheden hierin dat verdachte

- onverhoeds zijn hand om/voor de nek van die [slachtoffer] heeft gedaan en die [slachtoffer] vervolgens in/naar nabij gelegen bosschages heeft getrokken en/of meegenomen en
- die [slachtoffer] vervolgens op de grond in de brandnetels heeft geduwd en
- tegen die [slachtoffer] heeft gezegd ‘Liggen, liggen’ en ‘Ik heb een pistool’ en ‘Ik ga je neerschieten’ en ‘Stil zijn anders draai ik je nek om’ en ‘Stil zijn dan is het zo voorbij’ en ‘Broek uit benen wijd dan is het zo voorbij' en ‘Het maakt mij niet uit of mensen het zien. Al krijg ik TBS, dat kan me niks schelen. Al krijg ik gevangenisstraf, dat kan me niks schelen. Dus doe wat ik zeg’ en
- aan de legging en het hemd van die [slachtoffer] heeft getrokken en
- de onderbroek van die [slachtoffer] opzij heeft geschoven en
- zijn arm op het hoofd en de nek van die [slachtoffer] heeft gelegd en gehouden;
Ten aanzien van feit 2:
op 14 september 2020 te Lelystad een damesfiets (type omafiets, kleur zwart), die toebehoorde aan [slachtoffer] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
Ten aanzien van feit 1:
verkrachting
Ten aanzien van feit 2:
diefstal

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF EN MAATREGEL

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte opnieuw de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege (hierna: tbs-maatregel met dwangverpleging) op te leggen. Daarnaast heeft de officier van justitie, gelet op de ernst van het door hem bewezen geachte, gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 30 maanden met aftrek van het voorarrest.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank gevraagd om rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waaronder de omstandigheid dat het feit in verminderde mate aan verdachte kan worden toegerekend. Daarnaast heeft de raadsman verzocht rekening te houden met de lange wachtlijsten die momenteel gelden voor de tenuitvoerlegging van een tbs-maatregel met dwangverpleging. De raadsman heeft aangegeven zich te kunnen vinden in de eis van de officier van justitie.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf en maatregel heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van één en ander ter terechtzitting is gebleken. Daarbij heeft de rechtbank in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De aard en ernst van de feiten
Verdachte heeft zich tijdens een lopende tbs-maatregel onttrokken aan onbegeleid verlof en heeft zich toen schuldig gemaakt aan verkrachting en diefstal van de fiets van het slachtoffer. Het slachtoffer is uit het niets aangevallen door verdachte, terwijl zij op een bankje in een natuurgebied zat. Verdachte is naar haar toegerend, heeft haar bij de keel gegrepen en naar de nabij gelegen bosschages getrokken. Daar heeft hij haar in de brandnetels geduwd en vervolgens verkracht. Verdachte heeft tijdens de verkrachting de nek van het slachtoffer vastgehouden en onder andere gezegd dat hij een pistool had en haar zou neerschieten als ze niet zou meewerken. Ook heeft hij haar gedwongen om hem een kusje te geven en om verschillende dingen tegen hem te zeggen, zoals: ‘neuk je mama’ en ‘maak je moeder een kindje’. Na afloop heeft hij de fiets van het slachtoffer meegenomen.
Dit alles is voor het slachtoffer buitengewoon traumatisch en vernederend. Dit blijkt uit de namens het slachtoffer ter terechtzitting voorgelezen slachtofferverklaring. Het slachtoffer heeft nog altijd in grote mate last van angstgevoelens waardoor zij beperkt wordt in haar doen en laten. Ook heeft zij fysieke klachten en heeft zij haar werk sinds de verkrachting niet meer (volledig) kunnen doen. Verdachte heeft het fysieke en psychische welzijn van het slachtoffer ondergeschikt gemaakt aan kennelijk de bevrediging van zijn eigen agressie en/of (seksuele) behoeften. Hij heeft daarmee een zeer ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Algemeen bekend is dat slachtoffers van feiten als de onderhavige nog geruime tijd lijden onder de psychische gevolgen van hetgeen hen is aangedaan. Dergelijke feiten veroorzaken bovendien grote gevoelens van angst en onveiligheid in de maatschappij, zeker als het gaat om een geval als onderhavige waarin een willekeurig slachtoffer door een onbekend persoon op een openbare plek is aangevallen en verkracht.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister van 27 oktober 2020 betreffende verdachte, waaruit blijkt dat aan verdachte op 13 april 2004 een tbs-maatregel met dwangverpleging is opgelegd voor een poging tot doodslag en een diefstal. Uit het uittreksel blijkt verder dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor verkrachting.
Daarnaast heeft de rechtbank kennisgenomen van de Pro Justitia-rapportage van 24 juni 2021, opgesteld door P.G. Smits, klinisch psycholoog, A.Z. Botermans, psychiater in opleiding, en H.T.J. Boerboom, psychiater, en de door hen ter terechtzitting gegeven toelichting op deze rapportage. Uit de rapportage en toelichting daarop volgt dat er bij verdachte sprake is van een antisociale persoonlijkheidsstoornis met narcistische trekken en psychopathie. De stoornis was volgens de deskundigen, gezien het pervasieve karakter daarvan, op het moment van het tenlastegelegde aanwezig. Er is sprake van een langdurig patroon van grensoverschrijdend en agressief gedrag met een sterk lacunaire gewetensfunctie. Er zijn tijdens de observatieperiode geen aanwijzingen naar voren gekomen voor eventuele seksuele stoornissen bij verdachte, zoals hyperseksualiteit of parafilie, maar deze kunnen ook niet geheel worden uitgesloten.
De deskundigen adviseren de tenlastegelegde feiten in een verminderde mate aan verdachte toe te rekenen, nu er in alle mogelijke delictscenario’s een consistent beeld zichtbaar blijft van verdachte die in zijn leven handelt vanuit egocentrisme met een gebrek aan empathie, kilheid en instrumenteel gebruik van anderen. Er zijn structurele defecten die tot uiting komen in de psychopathologie van verdachte en waaruit zijn handelen wordt beïnvloed. Hij kan zich daar niet aan onttrekken.
Het risico op soortgelijk (seksueel) geweld wordt door de deskundigen hoog ingeschat in een onvoldoende gestructureerde en beveiligde omgeving. De persoonlijkheidsstoornis in combinatie met de psychopathie maken dat er een hoog risico blijft op herhaling van incidenten. Daar komt bij dat de respons op behandeling slecht is en verdachte over vrijwel geen beschermende factoren beschikt. Zelfs binnen de setting van een tbs-kliniek waarin verdachte de laatste 18 jaar heeft verbleven, blijft het voor hem moeilijk zich voldoende te conformeren aan de voor hem, inmiddels minimaal, gestelde regels om tot uiteindelijke resocialisatie te komen.
Vanwege de aard, ernst en hardnekkigheid van de functiebeperkingen en de ingeschatte hoge kans op recidive, adviseren de deskundigen een langdurige klinische behandeling om de problematiek van verdachte te behandelen en daarmee het recidiverisico te verlagen. Die behandeling dient volgens de deskundigen plaats te vinden in het kader van een tbs-maatregel met dwangverpleging, omdat alleen dan de veiligheid voldoende kan worden geborgd. Ter terechtzitting hebben de deskundigen aangegeven dat het perspectief van verdachte somber is. Het blijft namelijk de vraag of het recidiverisico na behandeling tot een maatschappelijk aanvaardbaar niveau kan worden teruggebracht, nu de responsiviteit op behandeling tot dusver beperkt blijft.
Op te leggen maatregel ten aanzien van het bewezenverklaarde onder 1
De vraag die de rechtbank voorligt, is of voor de onder 1 bewezenverklaarde verkrachting een tbs-maatregel met dwangverpleging aangewezen is. De verdachte, bij wie tijdens het begaan van het strafbare feit (i) een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond, kan ter beschikking kan worden gesteld indien sprake is van (ii) een misdrijf genoemd in artikel 37a, lid 1, aanhef en onder 1, Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) en (iii) de veiligheid van anderen of de algemene veiligheid van personen of goederen dit eist.
(i) Gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens
De rechtbank is met de deskundigen van oordeel dat de hierboven beschreven antisociale persoonlijkheidsstoornis met narcistische trekken en psychopathie van verdachte ook ten tijde van de onder 1 bewezenverklaarde verkrachting aan de orde was.
(ii) Een misdrijf genoemd in artikel 37a, lid 1, aanhef en onder 1, Sr
De rechtbank stelt vast dat de door verdachte begane verkrachting een misdrijf als bedoeld in artikel 37a, lid 1, aanhef en onder 1, Sr betreft, waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaar of meer is gesteld.
(iii) De veiligheid van anderen of de algemene veiligheid van personen of goederen
Verdachte heeft zich onttrokken aan onbegeleid verlof uit de tbs-kliniek en zich toen – zonder enige aanleiding en ten opzichte van een volstrekt willekeurig slachtoffer – schuldig gemaakt aan verkrachting. Gelet op de ernst en de aard van dat strafbare feit, bezien in het licht van de hierboven beschreven stoornis van verdachte en het door de deskundigen hoog ingeschatte risico op herhaling van gewelddadig (seksueel) gedrag, is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen (behandeling van verdachte in het kader van) de tbs-maatregel met dwangverpleging noodzakelijk maakt. Verdere behandeling van verdachte is vereist voordat eventueel de mogelijkheid zou kunnen ontstaan dat hij (op enig moment) in de samenleving kan terugkeren en dient de samenleving de waarborg te geven dat een zodanige terugkeer in de samenleving niet zal plaatsvinden zolang bij verdachte sprake is van de stoornis die mede aanleiding is geweest voor het handelen van verdachte.
Gelet op het voorgaande, acht de rechtbank een tbs-maatregel met dwangverpleging aangewezen.
De rechtbank ziet zich vervolgens gesteld voor de vraag of aan verdachte voor het in dit vonnis onder 1 bewezenverklaarde opnieuw een tbs-maatregel met dwangverpleging dient te worden opgelegd die de oude tbs-maatregel dan van rechtswege zal vervangen. Dit is door de officier van justitie gevorderd en ook de raadsman heeft daarvoor gepleit.
De rechtbank stelt vast dat het bij dit vonnis bewezen verklaarde misdrijf
verkrachtingvan andere aard dan de
poging tot doodslagwaarvoor (mede) eerder aan verdachte een tbs-maatregel met dwangverpleging is opgelegd. De rechtbank acht het in dat licht wenselijk dat de behandeling van verdachte (meer) afgestemd gaat worden op de bewezenverklaarde verkrachting en dat dit delict bij de (verdere) behandeling van verdachte als indexdelict zal worden aangemerkt. Gelet daarop zal de rechtbank gelasten dat aan verdachte opnieuw een tbs-maatregel met dwangverpleging zal worden opgelegd.
De rechtbank overweegt dat de tbs-maatregel zal worden opgelegd voor het misdrijf verkrachting, zijnde een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen. De maatregel kan daarom langer duren dan vier jaren.
Op te leggen straf ten aanzien van het bewezenverklaarde onder 1 en 2
Gelet op de ernst van het bewezenverklaarde is de rechtbank van oordeel dat – naast de oplegging van de tbs-maatregel voor het onder 1 bewezenverklaarde – een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur op zijn plaats is. De oriëntatiepunten straftoemeting die zijn vastgesteld in het binnen de organisatie van de Rechtspraak bestaande Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) gaan voor verkrachting uit van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 24 maanden. Daarbij is echter nog geen rekening gehouden met strafverzwarende omstandigheden, zoals die zich in deze zaak in volle omvang voordoen. De rechtbank weegt mee dat het hier gaat om een zeer heftige verkrachting met geweld en bedreiging, waarbij het willekeurige slachtoffer op een openbare plek uit het niets is aangevallen door verdachte, die op dat moment nota bene in een tbs-maatregel liep.
Aan de andere kant houdt de rechtbank rekening met het advies van de deskundigen om de feiten verdachte in verminderde mate toe te rekenen, welk advies de rechtbank overneemt, en met de omstandigheid dat aan verdachte voor feit 1 ook een tbs-maatregel met dwangverpleging wordt opgelegd.
Alles afwegende komt de rechtbank uit op een gevangenisstraf die hoger is dan de officier van justitie heeft geëist en acht zij een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, passend en geboden.

9.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van
€ 22.987,75, bestaande uit € 5.987,75 aan materiële schade en € 17.000,00 aan immateriële schade ten gevolge van het aan verdachte onder 1 en 2 ten laste gelegde, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Daarnaast heeft zij een vergoeding voor gemaakte proceskosten gevraagd van € 157,71.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de gevorderde materiële schadevergoeding volledig kan worden toegewezen, met uitzondering van de vergoeding voor manueel therapeutische behandelingen en voor gederfde inkomsten. De officier van justitie vindt dat een bedrag van € 450,00 dient te worden toegewezen voor de manuele therapie (de achttien behandelingen die nodig zijn minus de negen behandelingen die door de verzekeraar worden vergoed) en een bedrag van € 3.000,00 als vergoeding voor gederfde inkomsten, omdat de verwachting is dat het aantal werkuren de komende tijd wordt opgebouwd. De gevorderde immateriële schadevergoeding kan volgens de officier van justitie worden toegewezen tot een bedrag van € 14.000,00 en ook de proceskosten komen voor vergoeding in aanmerking.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich, gelet op de door hem bepleite vrijspraak van het onder 1 ten laste gelegde, primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering dient te worden verklaard. Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat de benadeelde partij in elk geval met betrekking tot in de toekomst te maken kosten niet-ontvankelijk in de vordering dient te worden verklaard dan wel dat de vordering voor wat betreft die kosten moet worden afgewezen. De raadsman heeft daarnaast aangevoerd dat de gevraagde vergoeding voor de kosten van de stresstherapie moet worden afgewezen, omdat het rechtstreeks verband met het tenlastegelegde niet is komen vast te staan. De vergoeding voor de kosten van manuele therapie kan slechts worden toegewezen voor negen behandelingen tot een bedrag van € 450,00. Met betrekking tot de gevorderde immateriële schadevergoeding heeft de raadsman verzocht het toe te wijzen bedrag te matigen tot € 10.000,00. In geval de schadevergoedingsmaatregel wordt opgelegd, is verzocht om in verband met de voortgang van de tbs-maatregel met dwangverpleging de gijzeling bij niet-betaling te bepalen op één dag.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Vaststaat dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 1 en 2 bewezen verklaarde rechtstreeks schade heeft geleden, die voldoende is onderbouwd.
Materiële schade
De rechtbank zal de gevorderde materiële schadevergoeding voor (kort gezegd) de kleding, reparatie en herstel van de fiets, fietstassen en medicatie toewijzen.
Ook de kosten voor manuele therapie, massages en stresstherapie komen naar het oordeel van de rechtbank voor vergoeding in aanmerking, omdat vaststaat dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 bewezen verklaarde kampt met lichamelijke en geestelijke klachten en daarvoor de genoemde behandelingen volgt. De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de ter terechtzitting gegeven toelichting, negen manueel therapeutische behandelingen (de achttien behandelingen die nodig zijn minus de negen behandelingen die door de verzekeraar worden vergoed) tot een bedrag van € 450,00 voor vergoeding in aanmerking komen. Daarnaast acht de rechtbank een vergoeding voor de massages tot een bedrag van € 500,00 en een vergoeding voor de stresstherapie tot een bedrag van € 250,00 redelijk.
De rechtbank beschikt over onvoldoende informatie om te kunnen beoordelen dat de gestelde toekomstige schade in de vorm van gederfde inkomsten het uiteindelijke bedrag aan gederfde inkomsten is, omdat de verwachting is dat de benadeelde partij op enig moment in staat is haar werkuren en daarmee haar inkomsten uit te breiden. De rechtbank zal daarom de gederfde inkomsten schatten en komt daarmee uit op een bedrag van € 3.000,00.
De rechtbank zal de vordering tot materiële schadevergoeding dan ook toewijzen tot het bedrag van in totaal € 4.620,54, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 14 september 2020 tot de dag van volledige betaling, en de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren.
Immateriële schade
Gelet op de schadevergoedingen die doorgaans voor soortgelijke feiten worden toegewezen en de onderbouwing van de vordering, waardeert de rechtbank de immateriële schade op € 14.000,00. De rechtbank zal de vordering tot immateriële schadevergoeding dan ook toewijzen tot dit bedrag, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 14 september 2020, en voor het overige afwijzen.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor de betaling van de vordering zal de rechtbank ten behoeve van de benadeelde partij aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 18.620,54, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 september 2020 tot aan de dag van volledige betaling. Nu voldoening van het bedrag van de maatregel door verdachte (vooralsnog) illusoir zal zijn, gelet op de langdurige detentie en de daaropvolgende tbs-maatregel met bevel tot verpleging, ziet de rechtbank aanleiding de duur van de gijzeling te bepalen op één dag.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
Proceskosten
De gevraagde vergoeding voor proceskosten is voldoende onderbouwd en verder niet door de raadsman betwist. De rechtbank zal verdachte daarom veroordelen in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt, tot op heden begroot op € 157,71.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 36f, 37a, 37b, 57, 242 en 310 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder 1 en 2 meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf en maatregel
- veroordeelt verdachte
ten aanzien van het onder 1 en 2 bewezen verklaardetot een
gevangenisstrafvan
36 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- gelast dat verdachte
ten aanzien van het onder 1 bewezen verklaardeter beschikking wordt gestelden beveelt dat hij
van overheidswege wordt verpleegd;
Benadeelde partij
- wijst de vordering van [slachtoffer] toe tot een bedrag van € 18.620,54;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 september 2020 tot de dag van volledige betaling;
- verklaart [slachtoffer] voor wat betreft de meer gevorderde materiële schadevergoeding niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- wijst de meer gevorderde immateriële schadevergoeding af;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op € 157,71;
- legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat € 18.620,54 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 september 2020 tot de dag van volledige betaling, bij niet-betaling aan te vullen met één (1) dag gijzeling;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op één van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde partij dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. Loots, voorzitter, mrs. A.W.M. van Hoof en
A.A.M. Elzakkers, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.S. Valk, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 23 juli 2021.
De voorzitter en de oudste rechter zijn buiten staat dit vonnis mee te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 14 september 2020 te Lelystad door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en), [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van één of meer handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , hebbende verdachte
- meermalen, in ieder geval éénmaal zijn, verdachtes, penis in de vagina en/of tussen/tegen de schaamlippen van die [slachtoffer] geduwd en/of gebracht en/of gehouden en/of
- meermalen, in ieder geval éénmaal zijn, verdachtes, duim of vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer] geduwd en/of gebracht en/of gehouden en/of
- de (blote) borsten van die [slachtoffer] betast en/of
- die [slachtoffer] met zijn, verdachtes, tong en/of lippen op/in haar mond gekust en/of gelikt
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe (i) d (en) hierin dat verdachte
- onverhoeds zijn hand(en) en/of arm(en) om/voor de nek en/of ogen van die [slachtoffer] heeft gedaan en/of die [slachtoffer] vervolgens in/naar nabij gelegen bosschages heeft getrokken en/of meegenomen en/of
- die [slachtoffer] vervolgens op de grond (in de brandnetels) heeft geduwd/gelegd en/of
- tegen die [slachtoffer] heeft gezegd ‘Liggen, liggen’ en/of‘Ik heb een pistool’ en/of ‘Ik ga je neerschieten’ en/of ‘Stil zijn anders draai ik je nek om’ en/of ‘Stil zijn dan is het zo voorbij’ en/of ‘Broek uit benen wijd dan is het zo voorbij' en/of ‘Het maakt mij niet uit of mensen het zien. Al krijg ik TBS, dat kan me niks schelen. Al krijg ik gevangenisstraf, dat kan me niks schelen. Dus doe wat ik zeg’ en/of
- met zijn lichaam bovenop die [slachtoffer] is gaan zitten en/of liggen en/of
- aan de legging en/of het hemd, althans de kleding van die [slachtoffer] heeft getrokken en/of
- de onderbroek van die [slachtoffer] opzij heeft geschoven en/of
- zijn arm op het hoofd en/of de nek van die [slachtoffer] heeft gelegd en/of gehouden;
2.
hij op of omstreeks 14 september 2020 te Lelystad een damesfiets (type omafiets, kleur zwart), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte zich dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, door onbevoegd gebruik te maken van de bij die fiets behorende sleutel.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers, zijn dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 13 januari 2021, voorzien van BVH-nummer 2020299906, opgemaakt door politie Midden-Nederland en doorgenummerd pagina 1 tot en met 116. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina 11.
3.Pagina 13.
4.Pagina 12.
5.Pagina 13.
6.Pagina 13.
7.Pagina 15
8.Pagina 15.
9.Pagina 16.
10.Pagina 48.
11.Pagina 49.
12.Pagina 52.
13.Pagina 24.
14.Een herzien rapport van het NFI van 17 december 2020, opgemaakt door forensisch onderzoeker
15.Een herzien rapport van het NFI van 17 december 2020, opgemaakt door forensisch onderzoeker
16.Een herzien rapport van het NFI van 17 december 2020, opgemaakt door forensisch onderzoeker
17.Een herzien rapport van het NFI van 17 december 2020, opgemaakt door forensisch onderzoeker
18.Een herzien rapport van het NFI van 17 december 2020, opgemaakt door forensisch onderzoeker
19.Een herzien rapport van het NFI van 17 december 2020, opgemaakt door forensisch onderzoeker
20.Pagina 18.
21.Pagina 19.
22.Pagina 20.
23.Pagina 42.
24.Pagina 80.