4.3Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen ten aanzien van feiten 1 en 2
1. Aangeefster [slachtoffer] heeft op 14 september 2020
blijkens het daarvan opgemaakte proces-verbaalhet volgende verklaard over de verkrachting die op die datum in Lelystad plaatsvond, zakelijk weergeven:
Ik zat op het bankje en zie ineens de meneer die op het pad liep, versneld lopen. Het volgende ogenblik is hij achter het bankje, legt zijn hand over mijn mond en zijn andere over mijn keel. Daarna weet ik even niks meer tot ik in de struiken lag. Hij duwde me in de brandnetels. “Liggen, liggen” zei hij.“Ik heb een pistool.”Hij zei: “Stil zijn anders draai ik je nek om”. Toen zei hij: “Stil zijn dan is het zo voorbij". Terwijl hij mijn nek vast bleef houden, zei hij: "Broek uit, benen wijd". Mijn string schoof hij aan de kant. "Benen wijd dan is het zo voorbij" zei hij. Hij drukte mijn hoofd naar de zijkant met zijn hand op mijn nek. Hij zei: "Het maakt me niet uit als mensen het zien. Al krijg ik TBS, dat kan me niks schelen, al ga ik naar de gevangenis, kan me niet schelen, dus doe wat ik zeg". Hij had ondertussen zijn penis uit zijn broek gehaald. Hij probeerde in mijn vagina binnen te dringen. Hij ging op en neer tegen mijn schaamlippen aan.Hij spuugde op zijn vinger of duim, toen ging hij daarmee in mijn vagina en toen probeerde hij het weer opnieuw. Hij zei: "Laat je tieten zien" en hij trok aan mijn hemd. Ik moest mijn borsten uit mijn beha halen. Toen probeerde hij het weer. Ik voelde iets bij mij naar binnen gaan. Hij stootte harder. Hij zei: "Geef me een kusje". Hij kwam met zijn mond naar mij toe. Ik draaide in eerste instantie weg. Maar hij bleef zeggen dat hij een kusje wilde, toen deed ik zo, gaf ik hem een kusje. Toen hij zijn broek dicht deed, deed ik mijn legging aan. Uiteindelijk liep hij naar mijn fiets. Hij fietste weg.
V: Heeft er mondcontact plaatsgevonden?
A: Ja, hij kwam op mijn mond en bewoog zijn tong op mijn lippen. Hij wilde een kus. Toen gaf ik hem naast zijn mond een kusje.
V: Waar heeft hij je verder aangeraakt op je lichaam?
A: Borsten, nek, benen.
V: Wat voor kracht oefende hij uit op je keel?
A: Hij heeft hard gedrukt.
Waar is het gebeurd: Lelystad.
Wanneer is het gebeurd: 14 september 2020.
2. Aangeefster [slachtoffer] heeft op 18 september 2020
blijkens het daarvan opgemaakte proces-verbaal van aangifteonder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
Ik lig op mijn rug en hij zit op zijn knieën voor mij over mij heen gebogen. Mijn keel heeft hij niet losgelaten, op geen enkel moment.Hij trekt aan mijn legging.Hij had de rechterhand op mijn borsten en de linkerhand op mijn keel.
3. Verbalisant [verbalisant 1] heeft
blijkens het daarvan opgemaakte proces-verbaal van bevindingenhet volgende geverbaliseerd, zakelijk weergegeven:
Op 14 september 2020 begaven wij ons naar Lelystad waar een verkrachting had plaatsgevonden. Ter plaatse werden we aangesproken door [slachtoffer] . Daar hoorde ik het volgende: “Ik ben zojuist verkracht door een man. Ik zag dat hij een plastic tas in zijn hand hield. Hij zei dat ik mee moest werken, want anders zou hij mij neerschieten. Ik ging er dus vanuit dat er een pistool in dat tasje zat en aan de vorm te zien, kon dat ook wel.”
4. M. van Gent, forensisch onderzoeker bij het NFI, heeft op 17 december 2020 een
herziend rapport met betrekking tot onderzoek naar biologische sporen en DNA-onderzoekopgesteld, waaruit het volgende blijkt, zakelijk weergegeven:
De bemonsteringen uit de onderzoeksset ZAAD1361NL van [slachtoffer] zijn onderzocht op de aanwezigheid van biologische sporen.De bemonsteringen die biologische sporen bevatten en die met een SIN (Sporen Identificatie Nummer) zijn veiliggesteld voor DNA-onderzoek, zijn onder meer:
- Omschrijving van de bemonstering: buitenste schaamlippen nat (SIN: ZAAD1361NL#01), aanwijzing speeksel.
- Omschrijving van de bemonstering: binnenste schaamlippen droog (SIN: ZAAD1361NL#03), aanwijzing speeksel.
- Omschrijving van de bemonstering: diep vaginaal (SIN: ZAAD1361NL#04), microscopisch spermacellen waargenomen, aanwijzing spermavloeistof.
- Omschrijving van de bemonstering: buitenzijde mond nat (SIN: ZAAD1361NL#05), aanwijzing speeksel.
- Omschrijving van de bemonstering: hals ‘greep’ droog (SIN: ZAAD1361NL#08), aanwijzing speeksel.
Van bemonsteringen ZAAD1361NL#01 tot en met ZAAD1361NL#08 zijn autosomale DNA-profielen verkregen. Van bemonsteringen ZAAD1361NL#03 en ZAAD1361NL#04 zijn Y-chromosomale DNA-profielen verkregen. Het referentiemateriaal WAAE7885NL en RDZ833 van respectievelijk [slachtoffer] en [verdachte] is onderworpen aan een DNA-onderzoek.
Op basis van de resultaten van het onderzoek naar biologische sporen en vergelijkend DNA-onderzoek wordt geconcludeerd dat bemonsteringen:
- ZAAD1361NL#01 (buitenste schaamlippen nat) en ZAAD1361NL#05 (buitenzijde mond nat) DNA bevatten dat afkomstig kan zijn van [verdachte] . De DNA-mengprofielen zijn elk meer dan één miljard keer waarschijnlijker wanneer de bemonstering DNA bevat van [slachtoffer] en [verdachte] , dan wanneer de bemonstering DNA bevat van [slachtoffer] en één willekeurige onbekende persoon.
- ZAAD1361NL#08 (hals ‘greep’ droog) DNA bevat dat afkomstig kan zijn van [verdachte] . Het DNA-mengprofiel is meer dan één miljard keer waarschijnlijker wanneer de bemonstering DNA van [slachtoffer] , [verdachte] en één willekeurige onbekende persoon bevat, dan wanneer die bemonstering DNA van [slachtoffer] en twee willekeurige onbekende personen bevat.
- ZAAD1361NL#03 (binnenste schaamlippen) DNA bevat dat afkomstig kan zijn van [verdachte] en ZAAD1361NL#04 (diep vaginaal) sperma bevat dat DNA bevat dat afkomstig kan zijn van [verdachte] .Om de bewijskracht van de resultaten op basis van het onderzoek naar biologische sporen en Y-chromosomaal DNA-onderzoek naar deze bemonsteringen in verbale termen uit te drukken, zijn de volgende hypothesen geformuleerd:
Hypothese 1: Het mannelijk DNA in bemonsteringen ZAAD1361NL#03 en ZAAD1361NL#04 is afkomstig van [verdachte] of van een in de mannelijke lijn aan hem verwante man.
Hypothese 2: Het mannelijk DNA in bemonsteringen ZAAD1361NL#03 en ZAAD1361NL#04 is niet afkomstig van [verdachte] , maar van een willekeurig gekozen, niet in de mannelijke lijn aan hem verwante man.
De verkregen resultaten zijn zeer veel waarschijnlijker als hypothese 1 waar is, dan als
hypothese 2 waar is.
5. Verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] hebben
blijkens het daarvan opgemaakte proces-verbaal van bevindingenhet volgende geverbaliseerd, zakelijk weergegeven voor zover van belang:
Op maandag 14 september 2020 omstreeks 18:03 uur kregen wij de melding om te gaan naar de [adres] te [woonplaats] omdat daar een man zou staan die iemand anders zou bedreigen. Om 18:09 uur kwamen wij ter plaatse. Wij zagen daar een man staan. De man gaf op te zijn [naam] .Verbalisant [verbalisant 3] heeft de man een proces-verbaal voor het dragen van een gelegenheidswapen aangezegd. Vervolgens zagen wij dat de man op een zwarte omafiets stapte en weg fietste.Op 14 september 2020 omstreeks 22:00 uur kregen wij de naam van de mogelijke verdachte van de verkrachtingsmelding door. Toen ik verbalisant [verbalisant 2] de foto in de applicatie blauw op straat zag van de verdachte [verdachte] zag ik dat dit dezelfde man was als de man die eerder op 14 september 12020 opgaf te zijn [naam] .
6. Ter terechtzitting van 9 juli 2021
heeft verdachte verklaard:
U vraagt mij of de fiets die ik bij mij had ten tijde van de aanhouding op 15 september 2020 dezelfde is als die ik bij mij had ten tijde van de staandehouding op 14 september 2020. Ja, dat was dezelfde fiets.
7. Blijkens de daarvan opgemaakte
kennisgeving van inbeslagnemingis op 15 september 2020 onder verdachte in beslag genomen:
Voertuig: Fiets (Dames)
Type: Omafiets
Kleur: Zwart
8. Verbalisant [verbalisant 4] heeft
blijkens het daarvan opgemaakte proces-verbaal van bevindingenhet volgende geverbaliseerd:
De in beslag genomen fiets is getoond aan mw. [slachtoffer] . Ik hoorde mevrouw [slachtoffer] zeggen dat dit haar fiets is. Tevens had zij de reservesleutel van de fiets bij zich. Deze paste op het hoefijzerslot welke op de fiets was aangebracht.
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één feit.
Bewijsoverweging ten aanzien van feit 1
De raadsman heeft verzocht om nader onderzoek te laten verrichten naar de onbekend gebleven man van wie ook DNA is aangetroffen op de hals van aangeefster. De rechtbank wijst dit verzoek af. Uit bovenstaande bewijsmiddelen volgt dat het DNA van verdachte is aangetroffen op meerdere plaatsen op en in het lichaam van aangeefster, waaronder in haar vagina en op haar hals. Die DNA-sporen bevestigen dus het seksueel binnendringen bij aangeefster door verdachte en het geweld dat hij daarbij heeft gebruikt door haar hals/nek vast te houden. Dat er
ookDNA van een andere man is gevonden op de hals van aangeefster, maakt dat niet anders. Er is door de verdediging bovendien geen alternatieve verklaring gegeven voor de aanwezigheid van het DNA van verdachte op en in het lichaam van aangeefster. De rechtbank ziet daarom geen noodzaak tot het onderzoeken van de onbekend gebleven man wiens DNA ook op de hals van aangeefster is aangetroffen.
De overige door de raadsman aangevoerde verweren worden weerlegd door bovenstaande bewijsmiddelen.