ECLI:NL:RBMNE:2021:3317

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
19 juli 2021
Publicatiedatum
22 juli 2021
Zaaknummer
524960/HA RK 21-179
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Verschoning
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verschoningsverzoek van een lid van de wrakingskamer in verband met nauwe samenwerking met andere rechters

Op 19 juli 2021 heeft de Rechtbank Midden-Nederland een beslissing genomen in een verschoningsverzoek van mr. G.A. Bos, een lid van de wrakingskamer. Dit verzoek werd ingediend in het kader van een wrakingsverzoek van mevrouw [A] tegen de rechters mr. J.A. Spee, mr. E. Slager en mr. A. Maas, die betrokken zijn bij de strafzaak tegen haar. Verzoekster, mr. G.A. Bos, heeft aangevoerd dat zij zich niet vrij voelt om het wrakingsverzoek te behandelen, omdat zij als gerechtsbrede opleidingscoördinator nauw heeft samengewerkt met de betrokken rechters. Ze heeft met name veel contact gehad met mr. Spee, die tot april 2021 opleidingscoördinator was van de afdeling strafrecht, en met mr. Slager en mr. Maas, die zij heeft opgeleid.

De verschoningskamer heeft vastgesteld dat er voldoende redenen zijn om te vrezen dat verzoekster niet onpartijdig kan oordelen in deze zaak. Artikel 518 van het Wetboek van Strafvordering biedt de mogelijkheid voor rechters om zich te verschonen op basis van feiten of omstandigheden die de onpartijdigheid in gevaar kunnen brengen. De verschoningskamer heeft geoordeeld dat de nauwe samenwerking en de recente contacten tussen verzoekster en de andere rechters een gerechtvaardigde vrees voor partijdigheid oproepen.

Daarom heeft de rechtbank het verzoek tot verschoning gegrond verklaard. De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing. De griffier is opgedragen om deze beslissing toe te zenden aan de betrokken partijen en de president van de rechtbank.

Uitspraak

Beslissing
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
VERSCHONINGSKAMER
Zaaknummer/rekestnummer: 524960/HA RK 21-179
Beslissing van de meervoudige kamer voor de behandeling van verschoningszaken van 19 juli 2021
op het verzoek in de zin van artikel 518 van het Wetboek van Strafvordering (verder: Sv) van:
Mr. G.A. Bos,
rechter,
verder te noemen: verzoekster.

1.De procedure

1.1.
De verschoningskamer heeft op 17 juli 2021 het verzoek tot verschoning van verzoekster ontvangen in de zaak met zaaknummer 524898 / HA RK 21-176. Deze zaak betreft een wrakingsverzoek van mevrouw [A] gericht tegen mr. J.A. Spee, mr. E. Slager en mr. A. Maas, de meervoudige strafkamer van deze rechtbank die de strafzaak tegen haar behandelt. Verzoekster is in het rooster van de wrakingskamer ingedeeld als lid van de wrakingskamer die dit wrakingsverzoek op 20 juli 2021 ter zitting zal behandelen.
1.2.
Er heeft geen mondelinge behandeling van het verzoek tot verschoning plaatsgevonden. De uitspraak is bepaald voor vandaag.

2.Het verschoningsverzoek

2.1.
Verzoekster heeft aan haar verschoningsverzoek ten grondslag gelegd dat zij zich niet vrij voelt om het wrakingsverzoek te behandelen omdat zij als gerechtsbrede opleidingscoördinator betrokken is (geweest) bij de opleiding van mr. Slager en mr. Maas. Daarnaast heeft zij als opleidingscoördinator nauw samengewerkt met mr. Spee die tot 1 april 2021 opleidingscoördinator was van de afdeling strafrecht. Verder heeft verzoekster tot eind 2020 met mr. Spee in hetzelfde team gewerkt en hebben zij kort geleden nog veel contact gehad met elkaar gehad omdat zij deel uitmaakten van een meervoudige strafkamer op 1 juli 2021. Uit deze feiten en omstandigheden blijkt voldoende dat de gerechtvaardigde vrees zou kunnen bestaan dat het verzoekster bij de behandeling van de zaak aan partijdigheid zou ontbreken.

3.De beoordeling

3.1.
Artikel 518 Sv bepaalt dat elk van de rechters die een zaak behandelen, kan verzoeken zich te mogen verschonen op grond van feiten of omstandigheden als bedoeld in artikel 512 Sv. Artikel 512 Sv bepaalt dat elk van de rechters die een zaak behandelen op verzoek van een partij kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
3.2.
Verschoning is een middel ter verzekering van de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de rechter. Voorop dient te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat de vrees dat daarvan sprake is objectief gerechtvaardigd is.
3.3.
Van de schijn van partijdigheid kan, geheel los van de persoonlijke instelling van de betrokken rechter, ook sprake zijn indien bepaalde feiten of omstandigheden grond geven te vrezen dat het een rechter in dat specifieke geval aan onpartijdigheid ontbreekt. In dat geval dient de rechter zich van een beslissing van de zaak te onthouden. Rechtzoekenden moeten immers vertrouwen kunnen stellen in het rechterlijk apparaat. Daarom valt onder omstandigheden ook rekening te houden met de uiterlijke schijn van partijdigheid of vooringenomenheid.
3.4.
Uit het verzoek van verzoekster blijkt dat zij zich niet meer voldoende vrij voelt om in onderhavige zaken op te treden dan wel te beslissen. Zij heeft tot voor kort als gerechtsbrede opleidingscoördinator veel contact gehad met de rechters mr. Slager en mr. Maas. Daarnaast heeft zij als opleidingscoördinator nauw samengewerkt mr. Spee die tot 1 april 2021 opleidingscoördinator was van de afdeling strafrecht. Verder heeft verzoekster recent nog nauw contact gehad met mr. Spee in verband met een zitting van de meervoudige strafkamer waarvan zij beiden deel uitmaakten. De verschoningskamer ziet hierin, in aanmerking genomen de motivering van het verzoek, een genoegzame grond voor verschoning. Verzoekster heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat de schijn kan bestaan dat het haar aan onpartijdigheid zal ontbreken. Het verzoek zal daarom gegrond worden verklaard.

4.De beslissing

De verschoningskamer:
4.1.
verklaart het verzoek tot verschoning gegrond;
4.2.
draagt de griffier van de verschoningskamer op deze beslissing toe te zenden aan verzoekster, betrokken partijen in de hoofdprocedure, alsmede de president van deze rechtbank.
Deze beslissing is gegeven door mr. C.A. de Beaufort, voorzitter, en mr. G.L.M. Urbanus en mr. J.G. Nicholson, als leden van de verschoningskamer, bijgestaan door mr. F.G.T. Russcher-Jansen, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 19 juli 2021.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open