ECLI:NL:RBMNE:2021:3316

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
19 juli 2021
Publicatiedatum
22 juli 2021
Zaaknummer
524948 / HA RK 21-178
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Verschoning
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verschoningsverzoek van lid wrakingskamer gegrond wegens samenwerking met rechter

Op 19 juli 2021 heeft de meervoudige kamer van de Rechtbank Midden-Nederland een beslissing genomen over een verschoningsverzoek van mr. H.A. Brouwer, die als voorzitter van de wrakingskamer was ingedeeld. Het verzoek tot verschoning werd ingediend in het kader van een wrakingsverzoek van mevrouw [A] tegen de strafkamer van de rechtbank, waarin mr. A. Maas deel uitmaakt. Verzoekster, mr. Brouwer, had in 2020 en 2021 als opleider nauw samengewerkt met mr. Maas en had recentelijk vernomen dat het wrakingsverzoek ook tegen haar gericht was. Om de schijn van partijdigheid te voorkomen, verzocht zij zich te mogen verschonen van de behandeling van het wrakingsverzoek.

De verschoningskamer heeft het verzoek beoordeeld aan de hand van artikel 518 van het Wetboek van Strafvordering, dat bepaalt dat rechters zich kunnen verschonen op basis van feiten of omstandigheden die de rechterlijke onpartijdigheid in gevaar kunnen brengen. De kamer oordeelde dat de samenwerking tussen mr. Brouwer en mr. Maas, evenals het aanhoudende contact tussen hen, voldoende grond vormde voor de vrees dat het aan onpartijdigheid zou ontbreken. De verschoningskamer benadrukte het belang van de schijn van onpartijdigheid en het vertrouwen dat rechtzoekenden in het rechterlijk apparaat moeten kunnen stellen.

Uiteindelijk verklaarde de verschoningskamer het verzoek tot verschoning gegrond en droeg de griffier op om deze beslissing aan de betrokken partijen en de president van de rechtbank toe te zenden. Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

Beslissing
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
VERSCHONINGSKAMER
Zaaknummer/rekestnummer: 524948 / HA RK 21-178
Beslissing van de meervoudige kamer voor de behandeling van verschoningszaken van 19 juli 2021
op het verzoek in de zin van artikel 518 van het Wetboek van Strafvordering (verder: Sv) van:
Mr. H.A. Brouwer,
rechter,
verder te noemen: verzoekster.

1.De procedure

1.1.
De verschoningskamer heeft op 16 juli 2021 het verzoek tot verschoning van verzoekster ontvangen in de zaak met zaaknummer 524898 / HA RK 21-176. Deze zaak betreft een wrakingsverzoek van mevrouw [A] gericht tegen de meervoudige strafkamer van deze rechtbank die haar zaak behandelt. Verzoekster is in het rooster van de wrakingskamer ingedeeld als voorzitter van de wrakingskamer die dit wrakingsverzoek op 20 juli 2021 ter zitting zal behandelen.
1.2.
Er heeft geen mondelinge behandeling van het verzoek tot verschoning plaatsgevonden. De uitspraak is bepaald voor vandaag.

2.Het verschoningsverzoek

2.1.
Verzoekster heeft aan haar verschoningsverzoek ten grondslag gelegd dat zij op 16 juli 2021 vernam dat het wrakingsverzoek onder meer is gericht tegen mr. A. Maas die deel uitmaakt van de strafkamer waar tegen het wrakingsverzoek is gericht. Verzoekster is in 2020 en 2021 opleider geweest van mr. Maas in de afdeling Civiel recht van deze rechtbank en heeft dus veel en nauw met haar samengewerkt. Ook nu heeft verzoekster nog contact met haar. Om de schijn van partijdigheid te voorkomen, verzoekt verzoekster om zich te mogen verschonen van behandeling van dit wrakingsverzoek.

3.De beoordeling

3.1.
Artikel 518 Sv bepaalt dat elk van de rechters die een zaak behandelen, kan verzoeken zich te mogen verschonen op grond van feiten of omstandigheden als bedoeld in artikel 512 Sv. Artikel 512 Sv bepaalt dat elk van de rechters die een zaak behandelen op verzoek van een partij kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
3.2.
Verschoning is een middel ter verzekering van de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de rechter. Voorop dient te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat de vrees dat daarvan sprake is objectief gerechtvaardigd is.
3.3.
Van de schijn van partijdigheid kan, geheel los van de persoonlijke instelling van de betrokken rechter, ook sprake zijn indien bepaalde feiten of omstandigheden grond geven te vrezen dat het een rechter in dat specifieke geval aan onpartijdigheid ontbreekt. In dat geval dient de rechter zich van een beslissing van de zaak te onthouden. Rechtzoekenden moeten immers vertrouwen kunnen stellen in het rechterlijk apparaat. Daarom valt onder omstandigheden ook rekening te houden met de uiterlijke schijn van partijdigheid of vooringenomenheid.
3.4.
Uit het verzoek van verzoekster blijkt dat zij zich niet meer voldoende vrij voelt om in onderhavige zaken op te treden dan wel te beslissen. Zij heeft tot voor kort als opleider nauw samengewerkt met mr. Maas, één van de rechters tegen wie het wrakingsverzoek is gericht. Verzoekster en mr. Maas hebben ook nu nog een uit de opleiding voortvloeiend contact met elkaar. De verschoningskamer ziet hierin, in aanmerking genomen de motivering van het verzoek, een genoegzame grond voor verschoning. Verzoekster heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat de schijn kan bestaan dat het haar aan onpartijdigheid zal ontbreken. Het verzoek zal daarom gegrond worden verklaard.

4.De beslissing

De verschoningskamer:
4.1.
verklaart het verzoek tot verschoning gegrond;
4.2.
draagt de griffier van de verschoningskamer op deze beslissing toe te zenden aan verzoekster, betrokken partijen in de hoofdprocedure, alsmede de president van deze rechtbank.
Deze beslissing is gegeven door mr. C.A. de Beaufort, voorzitter, en mr. G.L.M. Urbanus en mr. J.G. Nicholson, als leden van de verschoningskamer, bijgestaan door mr. F.G.T. Russcher-Jansen, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 19 juli 2021.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open