ECLI:NL:RBMNE:2021:3316
Rechtbank Midden-Nederland
- Verschoning
- Rechtspraak.nl
Verschoningsverzoek van lid wrakingskamer gegrond wegens samenwerking met rechter
Op 19 juli 2021 heeft de meervoudige kamer van de Rechtbank Midden-Nederland een beslissing genomen over een verschoningsverzoek van mr. H.A. Brouwer, die als voorzitter van de wrakingskamer was ingedeeld. Het verzoek tot verschoning werd ingediend in het kader van een wrakingsverzoek van mevrouw [A] tegen de strafkamer van de rechtbank, waarin mr. A. Maas deel uitmaakt. Verzoekster, mr. Brouwer, had in 2020 en 2021 als opleider nauw samengewerkt met mr. Maas en had recentelijk vernomen dat het wrakingsverzoek ook tegen haar gericht was. Om de schijn van partijdigheid te voorkomen, verzocht zij zich te mogen verschonen van de behandeling van het wrakingsverzoek.
De verschoningskamer heeft het verzoek beoordeeld aan de hand van artikel 518 van het Wetboek van Strafvordering, dat bepaalt dat rechters zich kunnen verschonen op basis van feiten of omstandigheden die de rechterlijke onpartijdigheid in gevaar kunnen brengen. De kamer oordeelde dat de samenwerking tussen mr. Brouwer en mr. Maas, evenals het aanhoudende contact tussen hen, voldoende grond vormde voor de vrees dat het aan onpartijdigheid zou ontbreken. De verschoningskamer benadrukte het belang van de schijn van onpartijdigheid en het vertrouwen dat rechtzoekenden in het rechterlijk apparaat moeten kunnen stellen.
Uiteindelijk verklaarde de verschoningskamer het verzoek tot verschoning gegrond en droeg de griffier op om deze beslissing aan de betrokken partijen en de president van de rechtbank toe te zenden. Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.