4.3Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak van de onder 1 impliciet primair ten laste gelegde moord
De rechtbank is van oordeel dat niet vastgesteld kan worden dat verdachte met voorbedachten rade, dat wil zeggen na kalm beraad en rustig overleg, het slachtoffer van het leven heeft beroofd. De onder 1 impliciet primair ten laste gelegde moord is derhalve niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen ten aanzien van de onder 1 impliciet subsidiair ten laste gelegde doodslag
1. In een
proces-verbaal van bevindingenvan 19 september 2020 heeft verbalisant [verbalisant 1] onder meer het volgende gerelateerd:
Op 19 september 2020 waren wij ter plaatse op de [adres ] te [woonplaats] . Ik zag dat een vrouw op haar buik lag op de grond. Ik zag dat de vrouw diverse touwen om haar nek had. Ik heb vervolgens de touwen om haar nek losgesneden. Ik zag dat de vrouw flinke striemen in haar nek had. De vrouw bleek later te zijn: [slachtoffer 1] geboren op [1992] .
2. Verbalisant [verbalisant 2] heeft in een
proces-verbaal van bevindingenvan 19 september 2020 onder meer het volgende gerelateerd:
Op 19 september 2020 hoorde ik de centralist zeggen dat deze melding plaatsvond op de [adres ] te [woonplaats] . Ik ben toen de woning in gegaan. Ik zag daar een lichaam van een vrouw liggen. Ik zag dat deze vrouw op haar buik lag. Ik zag dat er een touw zeer strak om haar nek was bevestigd. Ik zag dat er bloed op dit touw zat.
3. H.H. de Boer, arts en patholoog, verbonden aan het Nederlands Forensisch Instituut, heeft op 13 oktober 2020 in
een pathologieonderzoekonder meer geschreven:
Het overlijden van [slachtoffer 1] wordt verklaard door samendrukkend/omsnoerend
geweld op de hals (ligatuurstrangulatie), samendrukkend geweld op de neus en mond (smoren), of een combinatie hiervan. Een andere doodsoorzaak is niet gebleken.
4. Verdachte heeft
ter terechtzittingvan 7 juli 2021 onder meer het volgende verklaard:
Op 19 september 2020 ben ik de woning op de [adres ] in [woonplaats] binnengegaan. [slachtoffer 1] en ik waren in de slaapkamer. Wij kregen ruzie en toen heb ik het touw om haar nek gedaan. Daarna ben ik naar mijn werk gegaan. Toen ik terugkwam, was zij dood.
Bewijsoverweging ten aanzien van de onder 1 impliciet subsidiair ten laste gelegde doodslag
Verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , die het slachtoffer hebben aangetroffen, hebben gerelateerd dat het slachtoffer enkele zeer strak bevestigde touwen om haar nek had. Na het lossnijden van deze touwen was bloed op de touwen waarneembaar en bij het slachtoffer waren flinke striemen in haar nek zichtbaar. Uit het pathologieonderzoek volgt dat verwurging de doodsoorzaak is geweest. Verdachte heeft bekend dat hij het touw om de nek van het slachtoffer heeft gedaan. De rechtbank overweegt dat er geen aanwijzingen zijn dat iemand anders dan verdachte of het slachtoffer in de nacht van 19 september 2020 in de woning aanwezig is geweest. Er moet worden geconcludeerd dat het verdachte is geweest die de touwen met aanzienlijke kracht heeft aangesnoerd en strak om de nek van het slachtoffer heeft laten zitten. Vervolgens heeft hij de woning verlaten.
Van de kant van de verdediging zijn deze feitelijkheden niet bestreden. De verdediging heeft betoogd dat verdachte geen opzet had op de dood van het slachtoffer. Verdachte zou slechts de bedoeling hebben gehad om het slachtoffer stil te krijgen en hun ruzie te beëindigen. De rechtbank verwerpt dit verweer. Dat wordt als volgt toegelicht.
Bij opzet gaat het om willen en weten. Ten aanzien van het weten stelt de rechtbank voorop dat het een feit van algemene bekendheid is dat een touw dat gedurende aanzienlijke tijd zeer strak om de nek zit, tot de dood zal leiden. Verdachte heeft dat dus ook geweten. Maar ondanks deze wetenschap heeft verdachte deze handelingen verricht en heeft hij het slachtoffer met het zeer strak aangetrokken touw om haar nek in de woning achtergelaten. Hieruit moet worden geconcludeerd dat verdachte de dood ook heeft gewild. Verdachte wist dat de dood een onvermijdelijk gevolg van zijn handelen zou zijn en hij heeft het toch gedaan. Onder deze omstandigheden is de conclusie dat verdachte opzet (in de zin van vol opzet) op de dood van het slachtoffer heeft gehad.
Op grond hiervan acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder feit 1 impliciet subsidiair ten laste gelegde doodslag.
Bewijsmiddelen ten aanzien van feit 2 primair
1. [slachtoffer 2] is op 19 september 2020 door de politie als slachtoffer gehoord en heeft, zoals blijkt uit het daarvan
opgemaakte proces-verbaal van verhoor slachtofferonder meer het volgende verklaard:
Ik ben slachtoffer van een steekpartij die vanmorgen [de rechtbank begrijpt: 19 september 2020] heeft plaatsgevonden. De persoon die mij heeft gestoken ken ik als zijnde [slachtoffer 1] . Ik was in [woonplaats] . Ik zag in mijn ooghoek aan mijn rechterkant iemand staan en ik voelde op hetzelfde moment dat ik met iets scherps in mijn rechterzijkant van mijn buik werd gestoken. Ik pakte met mijn rechterhand de hand of pols van de stekende man vast om het mes af te pakken. Hierdoor werd ik in mijn rechterhand gesneden.
2. [A] , arts-assistent chirurgie, verbonden aan het Tergooi ziekenhuis Hilversum, heeft op 19 september 2020 in een
brief over [slachtoffer 2]onder meer geschreven:
Betreft: [slachtoffer 2] ;
Geboortedatum: [1982] .
Bovengenoemde patiënt bezocht op 19-09-2020 de afdeling Spoedeisende hulp van Tergooi.
Conclusie: Steekwonden buik en hand.Aanvullend onderzoek: Diepste wond tot in de buikmusculatuur met hematoom aldaar.
3. Op 19 september 2020 is [getuige]
als getuigegehoord en heeft onder meer het volgende verklaard (zoals blijkt uit het van het verhoor opgemaakte
proces-verbaal):
Ik ben getuige van het steekincident dat heeft plaatsgevonden te Bussum. Op 19 september zag ik een man op een medebezorger inlopen. Ik zag dat de man een mes in zijn rechterhand had. Ik zag dat hij steekbewegingen maakte naar de medebezorger. Ik zag dat deze steekbeweging terecht kwam bij zijn handen. Dit was vermoedelijk omdat hij zich probeerde te verweren. Vervolgens zag ik dat hij een steekbeweging maakte naar zijn buik. Ik zag hem dit nog een keer herhalen. In totaal is het mes ongeveer 10 centimeter lang waarvan het lemmet ongeveer 6 centimeter betrof.
5. Verdachte heeft
ter terechtzittingvan 7 juli 2021 onder meer het volgende verklaard:
Ik heb op 19 september 2020 in Bussum [slachtoffer 2] met een mes gestoken.
Bewijsoverweging ten aanzien van feit 2 primair
Uit de inhoud van voornoemde bewijsmiddelen volgt dat verdachte op 19 september 2020 in Bussum met een mes in onder andere de buik van aangever heeft gestoken, waardoor aangever verwondingen aan zijn buik heeft opgelopen.
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of verdachte – al dan niet in voorwaardelijke vorm – opzet had op de dood van aangever, waarmee sprake zou zijn van een poging tot doodslag. Naar het oordeel van de rechtbank is er in ieder geval sprake geweest van voorwaardelijk opzet aan de kant van verdachte. Daarvoor dient te worden vastgesteld dat verdachte met zijn handelen zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat de dood van aangever als gevolg van zijn handelen zal intreden.
Daartoe wordt het volgende overwogen. Het is een feit van algemene bekendheid dat de buikstreek - door de zich daar bevindende vitale organen - een zeer kwetsbaar onderdeel van het lichaam is. Verdachte heeft een mes gepakt en is daarmee op het slachtoffer ingelopen. Hij heeft vervolgens met kracht meermalen een stekende beweging in de richting van de buik van aangever gemaakt en hem daar daadwerkelijk geraakt. Deze gedragingen kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zozeer gericht op het toebrengen van dodelijk letsel dat het - behoudens contra-indicaties - niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op dit dodelijk letsel bewust heeft aanvaard. Van dergelijke contra-indicaties is de rechtbank niet gebleken. .
Conclusie
De rechtbank acht, gelet op het voorgaande, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder feit 2 primair ten laste gelegde poging tot doodslag, zoals hierna onder 5 omschreven.