ECLI:NL:RBMNE:2021:3270
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen WOZ-waarde vaststelling en vergelijkingsobjecten
In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen de vastgestelde WOZ-waarde van haar woning door de heffingsambtenaar. De heffingsambtenaar had de WOZ-waarde voor het belastingjaar 2020 vastgesteld op € 528.000, maar na bezwaar is deze verlaagd naar € 460.000. Eiseres is van mening dat de waarde te hoog is vastgesteld en voert aan dat de heffingsambtenaar onterecht vergelijkingsobjecten heeft gebruikt die gerenoveerd zijn en betere voorzieningen hebben. De rechtbank heeft bepaald dat het onderzoek ter zitting achterwege kan blijven, omdat partijen daar geen gebruik van wilden maken.
De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van de woning van eiseres in overweging genomen, waaronder de bouwjaar, inhoud, perceeloppervlakte en de staat van onderhoud. De waardepeildatum is vastgesteld op 1 januari 2019. Eiseres stelt dat de woning aan [adres 2] lager gewaardeerd is, terwijl deze in betere staat verkeert. De heffingsambtenaar heeft echter betoogd dat de WOZ-waarde onafhankelijk van de oude waarde moet worden vastgesteld en dat de vergelijkingsobjecten voldoende vergelijkbaar zijn met de woning van eiseres.
Na beoordeling van de vergelijkingsobjecten concludeert de rechtbank dat deze voldoende vergelijkbaar zijn met de woning van eiseres. De rechtbank oordeelt dat de heffingsambtenaar aan zijn bewijslast heeft voldaan en dat de waarde van de woning van eiseres niet te hoog is vastgesteld. Het beroep van eiseres wordt ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor proceskostenveroordeling of vergoeding van griffierecht. De uitspraak is gedaan door mr. J.A. Schuman en is openbaar uitgesproken op 20 juli 2021.