8.3Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken. Daarbij heeft de rechtbank in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De ernst van het feit
Om het aantal coronabesmettingen naar beneden te brengen, stelt het kabinet eind januari 2021 een avondklok in. Op 23 januari 2021 dient in beginsel heel Nederland vanaf 21.00 uur niet meer de straat op te gaan. Deze maatregel stuit in het land op weerstand, waaronder ook op Urk. Na het ingaan van de avondklok heeft zich veel jeugd verzameld op het haventerrein, onder wie ook verdachte en medeverdachte [medeverdachte] . Op enig moment besluiten zij de teststraat van de GGD, die op het haventerrein staat, in brand te steken. De teststraat inclusief de materialen die zich daarin bevinden worden door de brand verwoest en zijn niet langer bruikbaar.
Verdachte en medeverdachte [medeverdachte] hebben zich schuldig gemaakt aan een ernstig strafbaar feit. Zij hebben onder andere GGD Flevoland veel financiële schade berokkend. Daarnaast heeft de verwoesting van de teststaat van de GGD ervoor gezorgd dat het enige tijd niet meer mogelijk was een corona-test te laten uitvoeren op Urk. De rechtbank overweegt dat het handelen van verdachte en medeverdachte [medeverdachte] bovendien, in de context van de gehele situatie rondom corona, in de samenleving voor veel onrust en gevoelens van onveiligheid heeft gezorgd.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister van 17 maart 2021 betreffende verdachte, waaruit volgt dat verdachte zich niet eerder schuldig heeft gemaakt aan een soortgelijk strafbaar feit.
Verder heeft de rechtbank kennisgenomen van de Pro Justitia-rapportage van 16 juni 2021 van N. van der Weegen, GZ-psycholoog. Door de jarenlange emotionele verwaarlozing, het getuige en slachtoffer zijn van geweld, het gebrek aan veiligheid en geborgenheid in de jeugd, adolescentie en jong-volwassenheid en door het gebrek aan acceptatie van wie hij is, is bij verdachte sprake van een scheefgroei in de persoonlijkheid ontstaan. Verdachte is een onveilig gehechte, onzekere man die erg worstelt met zijn identiteit. Hij weet niet wie hij is en wie hij wil zijn. Hij heeft nooit geleerd om te gaan met emoties en heeft nooit geleerd om op adequate wijze met problemen om te gaan. Voorts constateert de psycholoog dat er bij verdachte sprake is van ADHD, van een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling en van borderline en antisociale trekken. Deze stoornissen waren ten tijde van het tenlastegelegde ook aanwezig.
Verdachte vertelt, ook aan de psycholoog, verschillende zaken over de avond waarop het
tenlastegelegde plaatsvond. Hij vertelt steeds dat sprake was van middelengebruik, van erbij
willen horen, van “aangemoedigd” worden, van “groepsdruk”, van gemakkelijk en snel geld
denken te kunnen verdienen en van onvoldoende stilstaan en overzien van (mogelijke)
consequenties. Zijn onzekerheid, zijn behoefte aan erkenning en waardering en de wens erbij
te willen horen hebben zijn gedragskeuzes zeker beïnvloed voorafgaand en ten tijde van het
tenlastegelegde. Zijn ADHD versterkte het impulsief en zonder nadenken handelen.
De psycholoog adviseert daarom verdachte het tenlastegelegde in verminderde mate toe te rekenen.
Alles overziend wordt het recidiverisico gevormd door het instabiele zelfbeeld van
verdachte, de beperkte copingsvaardigheden en de instabiele, en in de ogen van verdachte soms uitzichtloze, omstandigheden waarin hij zich bevond. Als de omstandigheden van
verdachte niet wijzigen, acht de psycholoog het recidiverisico matig tot hoog.
De psycholoog is van mening dat ter voorkoming van recidive verdachte gebaat zou zijn bij rust op de verschillende leefgebieden. Een traject van begeleid wonen, met daarnaast
behandeling door een Fact-team is het meest aangewezen. Het Fact-team zou verdachte
moeten ondersteunen bij maatschappelijke zaken, en daarnaast moet ook sprake zijn van
behandeling door een psycholoog om te voorkomen dat verdachtes persoonlijkheid verder
scheefgroeit. De psycholoog acht het voor de identiteitsontwikkeling van verdachte wenselijk dat hij ergens met een schone lei kan beginnen en in een omgeving gaat wonen waar minder sociale controle is. Verdachte gaf herhaaldelijk aan zeer gemotiveerd te zijn voor een dergelijk traject en er graag aan mee te zullen werken.
De psycholoog geeft de rechtbank in overweging de ambulante behandeling en het begeleid wonen te doen plaatsvinden binnen het kader van een (deels) voorwaardelijke straf waarbij het begeleid wonen en de behandeling en begeleiding door het Fact-team als bijzondere voorwaarden kunnen worden opgelegd. De reclassering zou vervolgens op het verloop van het traject dienen toe te zien.
De rechtbank neemt de bevindingen en conclusies van het Pro Justitia rapport over, maakt die tot de hare, en is van oordeel dat het bewezenverklaarde in verminderde mate aan verdachte kan worden toegerekend.
De rechtbank heeft verder kennisgenomen van een rapport van Verslavingszorg Noord Nederland van 17 juni 2021, opgesteld door S.C. Lapré, reclasseringswerker, en mevrouw C. Ploeger, unitmanager. De reclassering komt tot de conclusie dat het recidiverisico hoog is. Verdachte was 18 jaar toen hij, na het overlijden van zijn vader, door zijn moeder op straat werd gezet. Hij begon toen met het (veelvuldig) gebruiken van harddrugs en alcohol. Hij heeft zich twee keer vrijwillig laten behandelen in een kliniek om van zijn verslavingen af te komen, maar heeft beide behandelingen ook weer afgebroken. Ten tijde van het ten laste gelegde stond verdachte ingeschreven in een pension, maar die plek is hij nu kwijt. Hij heeft geen baan en schulden. Verdachte heeft kortom zijn praktische leefgebieden wat betreft financiën en huisvesting niet op orde. De reclassering heeft verder de indruk gekregen dat sprake is van psychische problematiek, hetgeen mede werd opgemerkt door de gedragsdeskundige van het NIFP.
Bij een veroordeling adviseert de reclassering een (deels) voorwaardelijke straf met de onderstaande beschreven bijzondere voorwaarden
:- meldplicht
- ambulante behandeling
- begeleid wonen of maatschappelijke opvang
- drugs- en alcoholverbod en meewerken aan middelencontrole
- meewerken aan dagbesteding
De reclassering acht het niet wenselijk om verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. De kans op verharding van zijn persoon of zich niet staande kunnen houden in de gevangenis is zeer aannemelijk.
De op te leggen straf
De rechtbank stelt voorop dat, gelet op de ernst van het feit, er niet kan worden volstaan met een andere straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Voor wat betreft de hoogte van deze straf overweegt de rechtbank het volgende.
De officier van justitie heeft 24 maanden gevangenisstraf gevorderd, waarvan 12 maanden voorwaardelijk. De officier van justitie sluit daarbij aan bij de richtlijn die door het openbaar ministerie wordt gehanteerd, te weten bij brandstichting in kantoren waarbij de schade groot is en ten tijde van nieuwjaarsnacht: een gevangenisstraf van 24 tot 30 maanden.
Binnen de Rechtspraak zijn oriëntatiepunten voor straftoemeting vastgesteld door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Voor meerderjarigen is er geen oriëntatiepunt vastgesteld voor brandstichting. De rechtbank heeft daarom aansluiting gezocht bij gelijksoortige zaken die zich eveneens afspelen binnen de context van de situatie rondom corona en waarbij ook sprake was van brandstichting met gevaar voor goederen. Daaruit ontstaat het beeld dat er straffen worden opgelegd die lager zijn dan door de officier van justitie in deze zaak is gevorderd.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met aftrek van de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht en met een proeftijd van 3 jaren, passend en geboden is. De rechtbank zal daarbij de bijzondere voorwaarden opleggen zoals door de psycholoog en de reclassering is geadviseerd.