ECLI:NL:RBMNE:2021:3232

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
16 juli 2021
Publicatiedatum
19 juli 2021
Zaaknummer
C/16/523432 / KG ZA 21-339
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot inzage in bescheiden in kort geding tussen vennootschappen en aandeelhouders

In deze zaak, die zich afspeelt in het civiele recht, hebben twee besloten vennootschappen, eiseressen [eiseres sub 1] B.V. en [eiseres sub 2] B.V., een kort geding aangespannen tegen [gedaagde sub 1] B.V. en [gedaagde sub 2]. De kern van het geschil betreft de vraag of de voorzieningenrechter bevoegd is om de gedaagden te verplichten inzage te geven in bepaalde bescheiden. De eiseressen stellen dat zij rechtmatig belang hebben bij deze inzage, omdat zij vermoeden dat de administratie van [eiseres sub 2] niet klopt en dat betalingen van leden niet correct zijn verwerkt. De voorzieningenrechter oordeelt dat hij bevoegd is, ondanks de bezwaren van de gedaagden, die aanvoeren dat eerst een geschillenprocedure gevolgd moet worden volgens de aandeelhoudersovereenkomst. De voorzieningenrechter wijst de vordering van de eiseressen toe, waarbij DigiJuris wordt aangesteld om een selectie te maken van de bescheiden die aan de eiseressen moeten worden verstrekt. De gedaagden worden veroordeeld tot het verstrekken van inlogcodes en wachtwoorden om de bescheiden toegankelijk te maken, met een dwangsom voor het geval zij hieraan niet voldoen. De proceskosten worden aan de zijde van de eiseressen begroot op € 1.775,47, te vermeerderen met wettelijke rente.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
handelskamer
locatie Utrecht
zaaknummer / rolnummer: C/16/523432 / KG ZA 21-339
Vonnis in kort geding van 16 juli 2021
in de zaak van
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres sub 1] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 1] ,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres sub 2] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 1] ,
eiseressen,
advocaten mr. K. Watanabe en mr. M.M. Hazewinkel te Amsterdam,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde sub 1] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 2] ,
2.
[gedaagde sub 2],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagden,
advocaat mr. J. Brakke te Zeewolde.
Partijen zullen hierna [eiseres sub 1] en [eiseres sub 2] en [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de mondelinge behandeling
  • de pleitnota van [eiseres sub 1] en [eiseres sub 2]
  • de pleitnota van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Het geschil en de beoordeling

De kernvraag en het antwoord daarop
2.1.
De kernvraag is of de voorzieningenrechter, als deze al bevoegd is, [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] zal verplichten inzage te geven in bepaalde bescheiden. Het antwoord is dat de voorzieningenrechter zich bevoegd acht en [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] zal verplichten tot het geven van inzage. Een derde, DigiJuris, zal een selectie maken van de gegevens, welke selectie vervolgens aan [eiseres sub 1] en [eiseres sub 2] wordt verstrekt.
Waar gaat het over?
2.2.
[eiseres sub 2] is een vennootschap waarvan [gedaagde sub 1] en [eiseres sub 1] samen aandeelhouders en bestuurders zijn c.q. waren. Daartoe is een aandeelhoudersovereenkomst/ directiereglement gesloten (hierna ook: de overeenkomst). [eiseres sub 1] is eigenaar van twee derde deel van de aandelen, [gedaagde sub 1] van een derde deel. Zij beoogden in [eiseres sub 2] een samenwerking voor het exploiteren van fitnessstudio’s met persoonlijke begeleiding op het gebied van sport en voeding. Aanvankelijk werden door [eiseres sub 2] drie studio’s geëxploiteerd, het doel was om te groeien naar vijftien fitnessstudio’s. In de zomer van 2020 deelde [gedaagde sub 1] mee de samenwerking als aandeelhouder te willen beëindigen. Vanwege die beëindiging moet de waarde van [eiseres sub 2] worden bepaald.
2.3.
Tijdens de waardebepaling is de relatie tussen partijen verslechterd. [eiseres sub 1] en [eiseres sub 2] vermoeden dat het aantal leden van [eiseres sub 2] door [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] niet juist is geadministreerd en dat betalingen van een deel van de leden ten onrechte niet bij [eiseres sub 2] terechtkomen, maar bij [gedaagde sub 1] en/of [gedaagde sub 2] . Per 1 april 2021 is [gedaagde sub 1] niet langer bestuurder van [eiseres sub 2] . Sindsdien zet [gedaagde sub 2] de fitnessstudio in [vestigingsplaats 2] voort onder eigen naam.
2.4.
Op 10 juni 2021 hebben [eiseres sub 1] en [eiseres sub 2] , na daartoe verleend verlof, bewijsbeslag laten leggen onder [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] . Er is beslag gelegd op:
a. de Google-agenda verbonden met een of meerdere van de Gmail-accounts van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] , waarin de afspraken met klanten van [eiseres sub 2] zijn weergegeven in de periode vanaf 15 oktober 2018 tot 10 juni 2021;
b) de (digitale) bankafschriften van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] waarop betalingen (girale overschrijvingen en pinbetalingen) zichtbaar zijn van a) lidmaatschapsgelden van klanten van [eiseres sub 2] en b) aankopen van supplementen en fitnessmaterialen van [eiseres sub 2] , in de periode vanaf 15 oktober 2018 tot 10 juni 2021 en dit betreft in ieder geval de bankafschriften van de volgende rekeningen:
  • Vanaf november 2016 [gedaagde sub 2] [.] [..] : [rekeningnummer 1]
  • Vanaf jan 2017 [gedaagde sub 2] [.] [..] : [rekeningnummer 2]
  • Begin 2018 [...] [....] [gedaagde sub 2] : [rekeningnummer 3]
  • [gedaagde sub 1] : [rekeningnummer 4]
  • [gedaagde sub 2] : [rekeningnummer 5]
De (digitale) bescheiden zijn overeenkomstig de beschikking van de rechtbank in bewaring gegeven bij ICT-specialist DigiJuris in Amersfoort.
2.5.
Kort samengevat eisen [eiseres sub 1] en [eiseres sub 2] primair afgifte van de beslagen bescheiden, subsidiair inzage in die bescheiden en meer subsidiair inzage in de bescheiden op een door de voorzieningenrechter te bepalen wijze. Daarbij eisen [eiseres sub 1] en [eiseres sub 2] dat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] , voor zover nodig, meewerken aan het verstrekken van inlogcodes en wachtwoorden, of aan wat nodig is om de beslagen bescheiden toegankelijk te maken, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 10.000,00 per dag(deel). [eiseres sub 1] en [eiseres sub 2] vorderen ook veroordeling van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] in de proces- en nakosten, vermeerderd met wettelijke rente.
Is de voorzieningenrechter bevoegd?
2.6.
[gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] voeren als eerste aan dat de voorzieningenrechter niet bevoegd is. Zij wijzen hierbij op de aandeelhoudersovereenkomst / het directiereglement die partijen met elkaar sloten. Volgens [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] moet eerst een geschillenprocedure gevolgd worden voordat de civiele rechter aangezocht kan worden. Dat is echter niet gebeurd. Dit staat erover in de overeenkomst:
“Indien (…)
b. tussen partijen een ernstig meningsverschil omtrent hun samenwerking in de vennootschap ontstaat, overleg niet tot overeenstemming leidt en van partijen in redelijkheid niet langer gevergd kan worden dat de samenwerking binnen de vennootschap als aandeelhouders respectievelijk directeuren voortgezet wordt; (…)
verplichten partijen zich hierbij jegens elkaar om zich te wenden tot een of meer doch
ten hoogste drie hierna te noemen deskundigen (…).”
2.7.
[gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] wijzen er ten tweede op dat áls de civiele rechter bevoegd zou zijn, dat dit dan de in de overeenkomst gekozen rechtbank Oost-Brabant is. Dit staat erover in de overeenkomst:
“Beroep ten aanzien van geschillen naar aanleiding van of in verband met deze overeenkomst, danwel van nadere overeenkomsten, die daarvan het gevolg mochten zijn, worden beslecht door de Rechtbank Oost-Brabant, zulks nadat de geschillenregeling als hiervoor in artikel D8 bedoeld is gevolgd.”
2.8.
Volgens [eiseres sub 1] en [eiseres sub 2] is de voorzieningenrechter van de rechtbank Midden-Nederland wel bevoegd, omdat een situatie uit de overeenkomst zich niet voordoet.
2.9.
De voorzieningenrechter acht zich bevoegd van het geschil kennis te nemen. In de dagvaarding benoemen [eiseres sub 1] en [eiseres sub 2] het belang om als bestuurder te kunnen voldoende aan de publicatieplicht neergelegd in artikel 2:10 BW en het mogelijk onrechtmatig en frauduleus handelen door [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] als de grondslag voor hun rechtsbetrekking. In de dagvaarding hebben [eiseres sub 1] en [eiseres sub 2] uitgebreid uiteengezet op welke gronden zij vermoeden dat de administratie zoals die bij haar bekend is niet strookt met de feitelijke gang van zaken en dat betalingen die bij [eiseres sub 2] terecht hadden moeten komen, in plaats daarvan aan [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] zijn gedaan. Een belangrijke reden voor het vermoeden van een onjuiste ledenadministratie is dat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] desgevraagd herhaaldelijk en in behoorlijke mate verschillende aantallen leden hebben genoemd, waarbij [gedaagde sub 2] - naar de mening van [eiseres sub 1] - niet of onvoldoende kan verklaren wat de oorzaak daarvan is. Dit vermoeden van onrechtmatig handelen, van het bewust buiten de administratie / overeenkomst houden van (betalingen van) leden, is naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet ‘een meningsverschil omtrent hun samenwerking’ zoals dat in de overeenkomst staat (zie 2.6). Deze situatie is daarvan te ver verwijderd en verplicht partijen daarom niet tot het (eerst) doorlopen van de overeengekomen geschillenprocedure. In het verlengde daarvan is evenmin sprake van een nu toepasselijke/geldende forumkeuze voor de rechtbank Oost-Brabant. Die rechtbank is immers slechts als bevoegde rechter aangewezen als vervolg op een gevolgde geschillenprocedure. Voor zover de forumkeuze ook zou gelden als direct een rechter wordt aangezocht, valt dit geschil niet onder het toepassingsbereik (zie 2.7). Het gaat nu juist om (een vermoeden van) het búiten de overeenkomst houden van een bepaalde gang van zaken.
2.10.
Aangezien [gedaagde sub 1] is gevestigd in [vestigingsplaats 2] en [gedaagde sub 2] in [woonplaats] woont, is de voorzieningenrechter van deze rechtbank op grond van artikel 99 Rv bevoegd dit geschil te behandelen en te beslissen.
Welke eisen worden gesteld in artikel 843a Rv?
2.11.
Voor toewijzing in dit kort geding van een vordering op grond van artikel 843a Rv moeten [eiseres sub 1] en [eiseres sub 2] aannemelijk maken dat aan de daarin gestelde eisen is voldaan. Er moet sprake zijn van:
  • rechtmatig belang bij inzage, afschrift of uittreksel
  • bepaalde bescheiden
  • aangaande een rechtsbetrekking waarin zij/hij partij is
  • bescheiden zijn ter beschikking van of berusten onder de wederpartij.
2.12.
Zoals al aan de orde kwam in 2.9 noemen [eiseres sub 1] en [eiseres sub 2] de publicatieplicht en het mogelijk onrechtmatig handelen door [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] als de grondslag voor hun
rechtsbetrekking. Die rechtsbetrekking betwisten [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] niet.
2.13.
De bescheiden waren
ter beschikkingvan [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] . Vanwege het bewijsbeslag is een (digitaal) afschrift hiervan op 10 juni 2021 door de deurwaarder in bewaring gegeven aan DigiJuris.
2.14.
[eiseres sub 1] en [eiseres sub 2] noemen de gevraagde bescheiden essentieel om aan de wettelijke publicatieplicht te voldoen en om de omvang van de schade van mogelijk onrechtmatig handelen door [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] te kunnen vaststellen. [eiseres sub 1] stelt over de gegevens van (uiteindelijk slechts) 32 betalende klanten van [eiseres sub 2] te beschikken, terwijl [gedaagde sub 2] namens [gedaagde sub 1] heeft verklaard dat [eiseres sub 2] 94, 83, 67 dan wel 57 klanten heeft. [eiseres sub 1] en [eiseres sub 2] hebben in de dagvaarding beschreven hoe zij sinds (in ieder geval) 1 oktober 2020 om uitleg en om de exacte gegevens aan [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hebben gevraagd. [eiseres sub 1] en [eiseres sub 2] beschrijven ook een verklaring van een oud-werknemer van [eiseres sub 2] die zegt dat klanten met pin betaalden, terwijl er volgens [eiseres sub 1] en [eiseres sub 2] geen pinautomaat was aangesloten op de rekening van [eiseres sub 2] . Drie bij naam genoemde klanten hebben bovendien aan [eiseres sub 1] en [eiseres sub 2] verklaard dat zij hun lidmaatschap hebben betaald op een rekeningnummer van [gedaagde sub 1] . Nadat deze personen hun verklaring hebben afgelegd aan [eiseres sub 1] en [eiseres sub 2] , hebben [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] in een brief van 19 maart 2021 de betalingen van die drie leden gemeld aan [eiseres sub 1] en [eiseres sub 2] . [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] schrijven dat deze ontvangen betalingen zullen worden betrokken in de waarde-afrekening van [eiseres sub 2] . Ook staat tussen partijen vast dat [eiseres sub 1] en [eiseres sub 2] op uitnodiging van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] een bezoek aan de studio in [vestigingsplaats 2] hebben gebracht om gegevens in te zien. [eiseres sub 1] en [eiseres sub 2] stellen onbetwist dat [gedaagde sub 2] op dat moment desondanks weigerde inzage te geven in de Google-agenda. Tussen partijen is niet in geschil dat in deze Google-agenda, gekoppeld aan verschillende accounts van [gedaagde sub 1] , de afspraken met de klanten worden genoteerd. De agenda is daarmee een belangrijke bron voor het kunnen vaststellen van de leden van [eiseres sub 2] . [eiseres sub 1] en [eiseres sub 2] hebben onbetwist gesteld dat [gedaagde sub 2] bij de gelegenheid van het bezoek aan de studio desgevraagd ook weigerde de namen voor te lezen van de leden vermeld in de agenda. Gelet op al het voorgaande acht de voorzieningenrechter het aannemelijk dat [eiseres sub 1] en [eiseres sub 2] een
rechtmatig belanghebben bij het kennisnemen van de bescheiden. Er is voldoende naar voren gebracht om te concluderen dat van een ‘fishing expedition’ geen sprake is. Bij deze beoordeling speelt een rol dat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] ook in het verloop van deze kort gedingprocedure geen poging laten zien om duidelijkheid verschaffen over het aantal leden. De stelling van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] dat [eiseres sub 1] en [eiseres sub 2] alles al in hun bezit hebben, omdat zij toegang hadden tot alle gegevens van [eiseres sub 2] is voldoende weersproken. Het gaat hier bovendien mede om gegevens waarvan het vermoeden bestaat dat die juist buiten de administratie van [eiseres sub 2] zijn gehouden.
2.15.
Bij kennisneming van álle gegevens in de genoemde bescheiden hebben [eiseres sub 1] en [eiseres sub 2] geen rechtmatig belang. Ook aan de door [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] genoemde privacybelangen komt gewicht toe, zeker omdat ook de privérekening en de privé Google-agenda van [gedaagde sub 2] onderdeel uitmaken van de bescheiden. [eiseres sub 1] en [eiseres sub 2] hebben tijdens de mondelinge behandeling meegedeeld de privacy van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] te willen respecteren. Wat betreft de kennisneming van bankafschriften strekt het belang van [eiseres sub 1] en [eiseres sub 2] zich uitsluitend uit over
inkomende betalingen, niet over de uitgaande. Het gaat om inkomende betalingen voor lidmaatschappen van [eiseres sub 2] , fitnessmaterialen en voedingssupplementen. [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] werpen op dat niet duidelijk zou zijn wat onder lidmaatschappen wordt verstaan maar geven tegelijkertijd een omschrijving daarvan: een lid is een natuurlijke of rechtspersoon met wie een overeenkomst is gesloten met [eiseres sub 2] . De voorzieningenrechter acht dit een aannemelijke en werkbare omschrijving en [eiseres sub 1] en [eiseres sub 2] voeren tegen die omschrijving geen verweer. De bescheiden waarvan [eiseres sub 1] en [eiseres sub 2] willen kennisnemen zijn
voldoende bepaaldomschreven. Er is een duidelijke tijdsperiode waarop de (beslagen) bescheiden zien: van 15 oktober 2018 tot 10 juni 2021. [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hebben niet weersproken dat dit een relevante periode is.
2.16.
De voorzieningenrechter zal bepalen dat [eiseres sub 1] en [eiseres sub 2]
na tussenkomst van DigiJurisinzage krijgen in de bescheiden. DigiJuris heeft de bescheiden sinds het gelegde beslag in bewaring. [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] voeren aan dat mogelijk méér bescheiden/gegevens in bewaring zijn genomen dan waarop het beslag rust. DigiJuris wordt opgedragen, als ICT-specialist, een selectie te maken in de gegevens.
2.17.
DigiJuris dient in de bankafschriften uitsluitend te selecteren op inkomende betalingen waarvan aannemelijk is dat deze zien op lidmaatschappen van [eiseres sub 2] of op het aanschaffen van fitnessmaterialen en / of voedingssupplementen.
DigiJuris dient in de Google-agenda’s uitsluitend te selecteren op de gegevens van bij [eiseres sub 2] gemaakte afspraken voor de uitoefening van lidmaatschappen. De selecties dient DigiJuris aan te leveren aan [eiseres sub 1] en [eiseres sub 2] op een wijze waarbij andere banktransacties of afspraken voor [eiseres sub 1] en [eiseres sub 2] niet zichtbaar of leesbaar zijn.
2.18.
De meer subsidiaire vordering van [eiseres sub 1] en [eiseres sub 2] wordt dus toegewezen: inzage in de bescheiden op een door de voorzieningenrechter in goede justitie vast te stellen wijze, bijvoorbeeld door inzage te verlenen aan een door de voorzieningenrechter aan te wijzen derde. Tijdens de mondelinge behandeling hebben [eiseres sub 1] en [eiseres sub 2] DigiJuris genoemd als mogelijk te benoemen derde. Hiertegen hebben [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] geen inhoudelijke bezwaren aangevoerd. Niet is gebleken dat DigiJuris niet onafhankelijk is. [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hebben bovendien geen enkele andere suggestie gedaan voor een aan te wijzen derde.
Er zijn door [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] geen gewichtige redenen naar voren gebracht die aan de toewijzing van deze vordering in de weg staan. Met de omstandigheden die [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] naar voren hebben gebracht, is voldoende rekening gehouden door de wijze waarop de vordering zal worden toegewezen.
2.19.
De primaire en subsidiaire vorderingen zijn te ver gaand, zoals uit het voorgaande volgt. Die vorderingen zullen worden afgewezen.
2.20.
[eiseres sub 1] en [eiseres sub 2] vorderen, voor zover noodzakelijk, [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] te bevelen mee te werken aan het verstrekken van digitale inlogcodes, wachtwoorden en andere relevante informatie, voor het toegankelijk maken van de in bewaring gegeven (digitale kopieën van de) bescheiden. Bij inbeslagname is in ieder geval een deel van de gegevens toegankelijk gemaakt. Voor het geval deze niet volledig toegankelijk blijken te zijn, zullen [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] worden veroordeeld deze (gegevens in de) bescheiden voor DigiJuris alsnog toegankelijk te maken. De gevorderde dwangsom zal worden toegewezen als in de beslissing wordt vermeld.
2.21.
[gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] zullen als de in het ongelijk gestelde partijen in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiseres sub 1] en [eiseres sub 2] worden begroot op:
- dagvaarding € 92,47
- griffierecht 667,00
- salaris advocaat
1.016,00
Totaal € 1.775,47
De over de proceskosten gevorderde wettelijke rente zal worden toegewezen.
2.22.
[eiseres sub 1] en [eiseres sub 2] vorderen betaling van de nakosten. Deze zullen op de in de beslissing weergegeven wijze worden begroot, met de toewijzing van de gevorderde wettelijke rente daarover.

3.De beslissing

De voorzieningenrechter
3.1.
veroordeelt [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] om aan [eiseres sub 1] en [eiseres sub 2] inzage te verlenen in de afschriften van de inbeslaggenomen bescheiden die zich bevinden bij DigiJuris te Amersfoort,
3.2.
bepaalt dat [eiseres sub 1] en [eiseres sub 2] aan DigiJuris te Amersfoort opdracht mogen geven om een selectie van de bescheiden te maken zoals beschreven in 2.17, waarna DigiJuris uitsluitend die selectie zo spoedig mogelijk aan [eiseres sub 1] en [eiseres sub 2] verstrekt,
3.3.
veroordeelt [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] om op eerste verzoek van DigiJuris mee te werken aan het verstrekken van digitale inlogcodes, wachtwoorden en andere relevante informatie, voor het toegankelijk maken van de in bewaring gegeven (digitale kopieën van de) bescheiden,
3.4.
veroordeelt [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] om aan [eiseres sub 1] en [eiseres sub 2] een dwangsom te betalen van € 5.000,00 voor iedere dag dat zij niet aan de in 3.3 uitgesproken veroordeling voldoen, tot een maximum van € 50.000,00 is bereikt,
3.5.
veroordeelt [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] in de proceskosten, aan de zijde van [eiseres sub 1] en [eiseres sub 2] tot op heden begroot op € 1.775,47, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na de datum van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
3.6.
veroordeelt [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] , onder de voorwaarde dat zij niet binnen 14 dagen na aanschrijving door [eiseres sub 1] en [eiseres sub 2] volledig aan dit vonnis voldoen, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 163,00 aan salaris advocaat, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na aanschrijving,
- te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 85,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van het vonnis, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na betekening,
3.7.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
3.8.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. V. van Dam en in het openbaar uitgesproken op 16 juli 2021. [1]

Voetnoten

1.FvG