Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.Het verloop van de procedure
2.Het geschil en de beoordeling
“Graag informatie over de beslagvrije voet.”.Hierop antwoordt ABN AMRO:
“Het is ons niet bekend welke informatie u wenst over uw beslagvrije voet. De vastgestelde hoogte van uw beslagvrije voet dateert uit 2011, dit betreft een bedrag van (...). U kunt dit bedrag ook inzien op uw uitkeringsspecficaties.”
“Wij ontvingen van u een verzoek tot toezending van een toegangscode met wachtwoord, waarmee u enige gegevens met betrekking tot de vordering(-en,) die wij op u in behandeling hebben kunt raadplegen via het internet.”
“cliënt in staat te stellen de rechtmatigheid van de betreffende registratie met codering(en) na te gaan”, doet niet af aan het feit dat daarna een uiteenzetting volgt van hoe de achterstand is ontstaan
“waarna een restschuld overbleef”(zie 2.8). Vervolgens wordt gevraagd of dit bevestigd kan worden. In die uiteenzetting ligt besloten dat [eiser] er niet aan twijfelt of hij een schuld heeft aan ABN AMRO en of ABN AMRO deze vordering nog wel wil innen, maar juist dat hij ervan uitgaat dát hij moet betalen. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [eiser] verklaard dat hij de brief van 15 september 2014 niet kent. Kennelijk bedoelt hij hiermee te zeggen dat de brief daarom geen erkenning van de schuld kan inhouden. [eiser] heeft echter niet duidelijk kunnen maken hoe zijn toenmalige gemachtigde aan de specifieke, persoonlijke informatie is gekomen die in de brief is opgenomen. De rechtbank gaat er daarom van uit dat de brief namens (en ook in overleg met) [eiser] is verstuurd.