ECLI:NL:RBMNE:2021:3227

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
21 juli 2021
Publicatiedatum
19 juli 2021
Zaaknummer
9050850 UC EXPL 21-1657
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van rekening-courantvordering tussen aandeelhouders van een besloten vennootschap

In deze zaak vordert de besloten vennootschap [eiseres] B.V. betaling van een rekening-courantvordering van € 10.562,00 vermeerderd met 4% rente van de gedaagde partij, [gedaagde] B.V. De vordering is ontstaan uit een rekening-courantverhouding tussen de aandeelhouders van [eiseres]. [gedaagde] houdt 50% van de aandelen in [eiseres], terwijl de andere 50% wordt gehouden door [bedrijfsnaam 1] B.V., die sinds februari 2017 de enige bestuurder is van [eiseres]. De rekening-courantverhouding met [gedaagde] was nog niet opgeheven, terwijl die met [bedrijfsnaam 1] B.V. per 31 december 2020 was beëindigd.

Tijdens de procedure heeft [eiseres] gesteld dat de rekening-courantvordering per 31 december 2020 € 10.562,00 bedroeg, en dat deze vordering al in de jaarrekeningen van 2015 en 2016 was opgenomen. [gedaagde] betwist de vordering en stelt dat [eiseres] niet duidelijk heeft gemaakt hoe de vordering is ontstaan. De kantonrechter heeft vastgesteld dat [gedaagde] de jaarrekeningen over 2015 en 2016 heeft goedgekeurd, waarin de rekening-courantvordering was opgenomen. De kantonrechter oordeelt dat [gedaagde] onvoldoende bewijs heeft geleverd dat de vordering niet bestaat of te hoog is.

De kantonrechter heeft de vordering van [eiseres] toegewezen, inclusief de gevorderde rente, en [gedaagde] veroordeeld in de proceskosten. De proceskosten zijn begroot op € 1.338,83, inclusief het salaris van de gemachtigde. Dit vonnis is uitgesproken op 21 juli 2021 door mr. A.F. Hermans, bijgestaan door mr. F.A.M. van Gils-Buiskool Toxopeus als griffier.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 9050850 UC EXPL 21-1657 FvG/1006
Vonnis van 21 juli 2021
inzake
de besloten vennootschap
[eiseres] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 1] ,
verder ook te noemen [eiseres] ,
eisende partij,
gemachtigde: mr. F.B. Keulen,
tegen:
de besloten vennootschap
[gedaagde] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 2] ,
verder ook te noemen [gedaagde] ,
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. I.M.C.A. Reinders Folmer.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties 1 tot en met 11
- de producties 12 en 13 van [eiseres]
- de conclusie van antwoord met een productie
- de brief van [gedaagde] van 28 juni 2021 met een bijlage.
1.2.
Op 2 juli 2021 heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden. Daarvan zijn aantekeningen gemaakt door de griffier.

2.Het geschil en de beoordeling daarvan

Inleiding

2.1.
[gedaagde] houdt 50% van de aandelen in [eiseres] . De andere 50% van de aandelen worden gehouden door [bedrijfsnaam 1] B.V. [bedrijfsnaam 1] B.V. is sinds februari 2017 de enige bestuurder van [eiseres] . Tot dat moment was [gedaagde] medebestuurder van [eiseres] . Van [bedrijfsnaam 1] B.V is de heer [A] de bestuurder en aandeelhouder.
2.2.
Het bestuur van [eiseres] heeft besloten om per 31 december 2020 de rekening-courantverhouding met haar beide aandeelhouders op te heffen. De rekening-courantpositie met [bedrijfsnaam 1] B.V. is opgeheven. Die met [gedaagde] nog niet.
De eis en het verweer
2.3.
[eiseres] vordert betaling van € 10.562,00 vermeerderd met 4% rente, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten en de rente daarover. Het totaal van de hoofdsom en rente wordt gemaximeerd tot € 25.000,00.
2.4.
Volgens [eiseres] bedraagt de rekening-courantvordering op [gedaagde] per 31 december 2020 € 10.562,00. De vordering bedroeg blijkens de jaarrekening 2016 per 31 december 2016 € 9.028,00 en is sindsdien hoger geworden vanwege de berekende rente van 4%. [eiseres] wijst erop dat de jaarrekening van 2016 is goedgekeurd door [gedaagde] en in die jaarrekening was dit rekening-courantsaldo al vermeld, zodat er volgens [eiseres] niets in de weg staat aan betaling.
2.5.
[gedaagde] betwist de vordering. Volgens [gedaagde] klopt de rekening courant vordering niet. Ondanks herhaalde vragen van [gedaagde] heeft [eiseres] niet duidelijk gemaakt hoe de vordering is ontstaan en opgebouwd.
De beoordeling
2.6.
[eiseres] heeft uiteengezet dat bij het vertrek van [gedaagde] als bestuurder in februari 2017, de jaarrekeningen van de boekjaren 2015 en 2016 nog niet waren goedgekeurd. [eiseres] en haar werkmaatschappij [bedrijfsnaam 2] B.V. hebben de Ondernemingskamer begin 2020 verzocht om een onderzoek te bevelen naar de handelwijze van [gedaagde] ter zake van de jaarrekening 2015. Partijen zijn tijdens de zitting overeengekomen om een deskundige een bindend advies te laten uitbrengen over drie geschilpunten. Deze deskundige is na onderzoek tot het oordeel gekomen dat de conceptjaarrekeningen van 2015 en 2016 niet hoefden te worden aangepast. [gedaagde] heeft de jaarrekeningen over 2015 en 2016 vervolgens goedgekeurd. Volgens [eiseres] was de rekening-courantvordering al in de jaarrekeningen van 2015 en 2016 opgenomen.
2.7.
[gedaagde] voert aan dat die vordering al sinds 2014 onderwerp van discussie is. Sindsdien heeft zij volgens haar meerdere malen om opheldering gevraagd. Inderdaad blijkt uit door [gedaagde] overgelegde e-mails uit 2014 en begin 2015 dat hiernaar is gevraagd. Vast staat echter ook dat de rekening-courantvordering niet bij het onderzoek door de deskundige is betrokken en dat [gedaagde] deze toen ook niet aan de orde heeft gesteld, terwijl deze vordering wel in de conceptjaarrekening 2015 was opgenomen. Het had voor de hand gelegen dat [gedaagde] dit wel had gedaan, als zij in 2020 nog steeds van mening was dat deze vordering niet bestond of te hoog was. Zij heeft de jaarrekeningen 2015 en 2016 bovendien vervolgens goedgekeurd. Niet gesteld of gebleken is dat zij in dat verband een voorbehoud tegenover [eiseres] heeft gemaakt, los van de vraag of dit enige waarde zou hebben gehad. Daarnaast is van belang dat [gedaagde] op geen enkele wijze heeft aangetoond dat de vordering niet meer bestaat of te hoog is. Zij had dit aan de hand van haar eigen administratie wel kunnen doen. De conclusie is dat [gedaagde] het bestaan van de rekening-courantvordering en de hoogte daarvan onvoldoende heeft betwist. De vordering zal daarom worden toegewezen.
2.8.
Tegen de gevorderde rente voert [gedaagde] geen verweer. De eis voldoet aan de wettelijke criteria, behalve dat [gedaagde] in haar eis geen ingangsdatum van de rentevordering noemt. Ook in het lichaam van de dagvaarding staat geen datum. De kantonrechter zal de rente daarom toewijzen vanaf de dag van dagvaarding: 22 februari 2021.
2.9.
Omdat [gedaagde] ongelijk krijgt, moet zij de proceskosten betalen. Aan de kant van [eiseres] begroot de kantonrechter die op € 85,83 (kosten dagvaarding), € 507,00 (griffierecht) en € 746,00 (salaris gemachtigde: 2 punten x tarief € 373,00). Dat is in totaal € 1.338,83. De hierover gevorderde wettelijke rente zal worden toegewezen.

3.De beslissing

De kantonrechter
3.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] € 10.562,00 te betalen, vermeerderd met 4% rente per jaar met ingang van de dag van de dagvaarding (22 februari 2021) tot de dag van volledige betaling;
3.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de kant van [eiseres] begroot op € 1.338,83, inclusief € 746,00 aan salaris, vermeerderd met de wettelijke rente met ingang van de vijftiende dag na de datum van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
3.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.F. Hermans, bijgestaan door mr. F.A.M. van Gils-Buiskool Toxopeus als griffier, en is op 21 juli 2021 in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de rolgriffier.