ECLI:NL:RBMNE:2021:3221
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzoek om vergoeding van proceskosten na intrekking van beroep tegen bestuursbesluit
In deze zaak heeft verzoekster bezwaar ingediend tegen een besluit van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, genomen op 17 september 2020. Na een gedeeltelijke gegrondverklaring van het bezwaar op 25 januari 2021, heeft verweerder op 28 mei 2021 een nieuw besluit genomen, waarbij het eerdere besluit werd ingetrokken. Verzoekster trok haar beroep in en vroeg om vergoeding van haar proceskosten. Verweerder heeft in zijn reactie op 18 juni 2021 aangegeven zich niet te verzetten tegen een veroordeling in de proceskosten.
De rechtbank heeft de zaak zonder zitting beoordeeld, omdat zij voldoende informatie had om het verzoek om proceskostenvergoeding te beoordelen. De rechtbank overweegt dat, wanneer een beroep is ingetrokken omdat het bestuursorgaan aan de indiener tegemoet is gekomen, de rechtbank kan bepalen dat verweerder de proceskosten moet vergoeden. Dit is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).
In dit geval heeft verweerder met het besluit van 28 mei 2021 bepaald dat het bezwaar van verzoekster gedeeltelijk gegrond is en het dagloon is gewijzigd naar € 213,43. De rechtbank heeft verweerder veroordeeld tot betaling van € 748,- aan proceskosten aan verzoekster, gebaseerd op de door een derde verleende rechtsbijstand. Daarnaast moet verweerder het door verzoekster betaalde griffierecht van € 49,- terugbetalen. De uitspraak is gedaan door rechter R.C. Stijnen en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.