ECLI:NL:RBMNE:2021:321

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
3 februari 2021
Publicatiedatum
3 februari 2021
Zaaknummer
16/036458-20 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van gekwalificeerde doodslag, poging tot gekwalificeerde doodslag en diefstal met geweld in vereniging

Op 3 februari 2021 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die wordt beschuldigd van het medeplegen van gekwalificeerde doodslag, poging tot gekwalificeerde doodslag en diefstal met geweld in vereniging. De zaak betreft een schietincident dat plaatsvond op 21 december 2019 in Almere, waarbij het slachtoffer [slachtoffer 2] om het leven kwam en [slachtoffer 1] ernstig werd bedreigd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met een medeverdachte handelde en dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking. De rechtbank heeft de verklaringen van getuigen als betrouwbaar beoordeeld, ondanks de verdediging die vrijspraak bepleitte. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van veertien jaren, met aftrek van het voorarrest. Daarnaast zijn de verzoeken tot schadevergoeding van de slachtoffers en nabestaanden gedeeltelijk toegewezen. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers en hun families zwaar laten meewegen in de strafmaat.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16/036458-20 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 3 februari 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1999] te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres: [woonplaats] , [adres] ,
nu gedetineerd in Justitieel Complex Zaanstad te Westzaan,
hierna te noemen: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 22 april 2020, 17 juli 2020, 23 september 2020, 2 december 2020 en 20 januari 2021.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. H.J. Lambers en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw mr. B.L.M. Ficq, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht. Ook heeft de rechtbank kennisgenomen van hetgeen mr. L.M.F. Aarts, advocaat te Amsterdam, namens benadeelde partij [slachtoffer 1] alsmede mr. G.J. de Hosson, advocaat te Utrecht, namens benadeelde partijen
[benadeelde 1] , [benadeelde 2] , [benadeelde 3] , [benadeelde 4] , [benadeelde 5] en
[benadeelde 6] naar voren hebben gebracht. Nabestaande en tevens slachtoffer [slachtoffer 1] en nabestaanden [benadeelde 1] , [benadeelde 3] , [benadeelde 4] en [benadeelde 5] hebben ter terechtzitting een slachtofferverklaring afgelegd.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt erop neer dat verdachte:
Ten aanzien van feit 1:
op 21 december 2019 in Almere, alleen of met (een) ander(en), [slachtoffer 2] opzettelijk van het leven heeft beroofd, welke doodslag werd gevolgd, vergezeld en/of voorafgegaan van diefstal (met geweld) in vereniging gepleegd;
Ten aanzien van feit 2:
op 21 december 2019 in Almere, alleen of met (een)ander(en), geld, verdovende middelen en/of een tas van [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] heeft gestolen, met geweld en/of bedreiging met geweld, ten gevolge waarvan [slachtoffer 2] is overleden;
Ten aanzien van feit 3:
op 21 december 2019 in Almere heeft geprobeerd om, alleen of met (een) ander(en), [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven, welke poging tot doodslag werd gevolgd, vergezeld en/of voorafgegaan van diefstal (met geweld) in vereniging gepleegd.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde. Daartoe heeft zij, kort en zakelijk weergegeven, aangevoerd dat op basis van het procesdossier niet kan worden vastgesteld dat verdachte de aan hem ten laste gelegde handelingen heeft verricht. Voorts heeft zij vrijspraak bepleit omdat verdachte ook niet als medepleger van die feiten kan worden aangemerkt. Daartoe heeft zij bepleit dat uit het procesdossier niet kan worden afgeleid dat verdachte een
bijdrage van voldoende gewicht heeft geleverd, terwijl van een dergelijke gewichtige bijdrage sprake moet zijn om tot de vaststelling te komen dat een voldoende nauwe en bewuste samenwerking met een ander heeft bestaan. Met betrekking tot het onder 3 ten laste gelegde heeft de raadsvrouw bovendien aangevoerd dat de verklaringen van getuige [slachtoffer 1] als onbetrouwbaar terzijde dienen te worden geschoven. Zij heeft bepleit dat zijn verklaringen niet overeenkomen met hetgeen getuige [getuige 1] heeft verklaard en bovenal in tegenspraak zijn met het technisch bewijs dat zich in het procesdossier bevindt, namelijk de afwezigheid van sporen van schoten in zowel het halletje van de woning waar geschoten zou zijn als aan het lichaam van die [slachtoffer 1] .
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsoverweging ten aanzien van de betrouwbaarheid van de verklaringen van [slachtoffer 1] en [getuige 1]
Bij haar beoordeling van de betrouwbaarheid van de verklaringen van de getuigen [slachtoffer 1] en [getuige 1] overweegt de rechtbank als volgt.
[slachtoffer 1] heeft vrijwel direct na het plaatsvinden van de schietpartij een verklaring afgelegd. Hetgeen hij toen heeft verklaard en de verklaringen die hij later over de schietpartij heeft afgelegd, zijn in de kern consistent. Ook komen zijn verklaringen grotendeels overeen met de verklaringen van [getuige 1] , wiens verklaringen in de kern eveneens consistent zijn. Beider verklaringen worden ondersteund door diverse andere onderzoeksbevindingen. Dat [slachtoffer 1] geen volledige openheid van zaken heeft gegeven over onderwerpen waarmee hij zichzelf mogelijk zou incrimineren (bijvoorbeeld ter zake verdovende middelen), doet niet af aan de betrouwbaarheid van hetgeen hij over de fatale schietpartij heeft verklaard. Vastgesteld kan worden dat [slachtoffer 1] en [getuige 1] hun verklaringen niet op elkaar hebben kunnen afstemmen. Immers, uit het procesdossier blijkt dat [getuige 1] onverwijld na het tijdstip waarop de schietpartij zich heeft afgespeeld, omstreeks 15:47 uur, nog voor het arriveren van de hulpdiensten, de woning aan het [adres] in [woonplaats] heeft verlaten. Hij heeft zichzelf diezelfde avond op het politiebureau gemeld. [slachtoffer 1] , die in de woning achterbleef, is kort na het arriveren van de hulpdiensten aangehouden en heeft ter plaatse verklaringen afgelegd die in lijn zijn met hetgeen [getuige 1] later heeft verklaard. Voor afstemming van verklaringen is aldus geen enkele gelegenheid geweest.
Al het voorgaande, in onderling verband en in onderlinge samenhang bezien, maakt dat de rechtbank van oordeel is dat de verklaringen van [slachtoffer 1] en [getuige 1] voldoende betrouwbaar zijn en dat deze elkaar ondersteunen. Hun verklaringen kunnen daarom voor het bewijs worden gebruikt, zoals volgt uit onderstaande bewijsconstructie.
Bewijsmiddelen ten aanzien van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde [1]
Gelet op de stukken in het procesdossier stelt de rechtbank het volgende vast.
De aard van de ontmoeting tussen [slachtoffer 2] , [slachtoffer 1] , [getuige 1] , medeverdachte [medeverdachte] en verdachte
Op 21 december 2019 omstreeks 15:51 uur belt [slachtoffer 1] 112 en meldt hij aan de politie dat zijn broertje een deal had met een paar Marokkaanse jongens, dat die jongens op zijn broertje en hem geschoten hebben en dat zijn broertje nu dood op de grond ligt. [2] Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat hij een vriend is van [slachtoffer 2] , dat hij hem die dag naar Almere heeft gebracht, dat [slachtoffer 2] drugs verkocht, dat hij die dag een afspraak had met een man
(de rechtbank begrijpt: [getuige 1] )en dat het daarbij om een grote partij ging. [3] Getuige [getuige 1] heeft over die afspraak verklaard dat de Marokkanen de kopers waren en dat de Surinamer
(de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 2] )de verkoper was. [4] In de woning aan het [adres] in [woonplaats] werden pannen met daarin vermoedelijk verdovende middelen aangetroffen. [5] Uit onderzoek is gebleken dat het hier om cocaïne ging. [6] Vanuit de woning aan het [adres] in [woonplaats] was een spoor van bloeddruppels zichtbaar, dat leidde tot de achtertuin behorend bij de woning aan het [adres] in [woonplaats] . Aldaar werd een stapel schoenendozen met daarin vermoedelijk verdovende middelen aangetroffen. [7] Uit forensisch onderzoek is gebleken dat zich in die schoenendozen cocaïne bevond. [8] Op één van die schoenendozen en op een tegel in die tuin werden bloedsporen aangetroffen. [9] Uit forensisch onderzoek naar beide bloedsporen komt naar voren dat het DNA-profiel matcht met dat van [slachtoffer 1] en dat de kans dat een willekeurige andere persoon hetzelfde profiel heeft kleiner is dan één op één miljard. [10] Bij de fouillering van [slachtoffer 1] werd bij hem een geperst blok van een witte substantie aangetroffen. [11] Forensisch onderzoek wees uit dat dit cocaïne betrof. [12] [slachtoffer 1] verklaarde daarover: “dat heb ik van mijn broer gepakt,
de resthebben zij meegenomen denk ik”. [13]
Op grond van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen, in onderling verband en in samenhang bezien, stelt de rechtbank vast dat de afspraak tussen [slachtoffer 2] , [slachtoffer 1] , [getuige 1] , medeverdachte [medeverdachte] en verdachte in de woning aan het [adres] in [woonplaats] een afspraak in het kader van een cocaïnedeal betrof, waarbij [slachtoffer 2] als de verkopende partij en verdachte en zijn medeverdachte als de kopende partij kunnen worden aangemerkt.
Hulpdiensten gaan naar de woning aan het [adres] in [woonplaats]
[verbalisant 1] heeft geverbaliseerd dat hij in de woonkamer een man op de grond zag liggen. Bij de man was geen hartslag voelbaar en hij ademde niet. In zijn borst, ter hoogte van zijn hart, zat een op een schotwond gelijkende wond. Uit de kleding van de man rolde een huls. [14] Vastgesteld werd dat de man [slachtoffer 2] is. [15]
[verbalisant 2] heeft geverbaliseerd dat hij in die woonkamer meerdere lege hulzen en één huls met patroon zag liggen. [16]
[verbalisant 3] heeft geverbaliseerd dat [slachtoffer 1] een bebloed gezicht had. [17]
De doodsoorzaak van [slachtoffer 2]
Dr. V. Soerdjbalie-Maikoe, arts en forensisch patholoog, heeft pathologisch onderzoek aan het lichaam van [slachtoffer 2] verricht en gerapporteerd over de oorzaak van zijn overlijden. Bij het pathologisch onderzoek zijn bij [slachtoffer 2] (onder meer) perforaties van het hart, de rechterlong, het middenrif en de lever geconstateerd. Het overlijden van [slachtoffer 2] wordt verklaard door perforatie van die structuren, die gepaard ging met ernstig bloedverlies en hart- en longfunctiestoornissen, met verminderde zuurstoftoevoer van vitale organen tot gevolg. Gebleken is dat bij [slachtoffer 2] fors bloedverlies is opgetreden. [18] Het overlijden van [slachtoffer 2] wordt verklaard door de gevolgen van één schotletsel in de romp. [19]
Ook radiologen dr. H.G.M. Peters en prof. dr. P.A.M. Hofman hebben onderzoek aan het lichaam van [slachtoffer 2] verricht en gerapporteerd over de oorzaak van zijn overlijden. Hierbij is geconcludeerd dat de doodsoorzaak van [slachtoffer 2] een harttamponnade (dat wil zeggen: een functiebeperking van het hart door de aanwezigheid van bloed in het hartzakje) en verbloeding in de borstholte is. Beide aandoeningen zijn veroorzaakt door extern penetrerend geweld op de borstkas met betrokkenheid van (onder meer) het borstbeen, het hartzakje, de rechterlong, het middenrif en de lever. De metaaldense structuur in de rechterflank is zeer waarschijnlijk passend bij een projectiel. [20]
Wat aan het overlijden van [slachtoffer 2] is voorafgegaan
[getuige 1] heeft verklaard dat hij de dikke Marokkaan
(de rechtbank begrijpt: verdachte)(voor 21 december 2019) twee keer eerder heeft gezien en dat hij de kleine Marokkaan
(de rechtbank begrijpt: medeverdachte [medeverdachte] )drie keer eerder heeft gezien. [21] Vaststaat dat hij in de vier dagen voorafgaand aan de schietpartij in elk geval één keer een ontmoeting met beiden had. [22]
Verdachte maakt gebruik van een Volkswagen Touran met kenteken [kenteken] . [23] Uit onderzoek is gebleken dat verdachte en zijn medeverdachte op 21 december 2019 om 14:17 uur in dit voertuig vanaf Amsterdam naar Almere zijn gereden. [24] Vanaf 14:45 uur tot 15:00 uur stond het voertuig op een afstand van 120 meter van de winkel van [slachtoffer 1] stil. Om 15:00 uur verliet het voertuig die locatie en begaf zich naar het centrum van Almere. Na 15:20 uur, op welk moment het voertuig zich vlak voor het parkeerterrein voor het Flevoziekenhuis bevond, gaf het voertuig geen GPS-coördinaten meer door. [25]
Over de dag van de schietpartij heeft [getuige 1] verklaard dat hij om 14:30 uur werd gebeld door [slachtoffer 2] dat de Marokkanen al in de winkel van de kale Surinamer
(de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 1] )waren. [26] Toen [getuige 1] in die winkel aankwam, waren zij met zijn vieren aan het praten en zeiden ze naar het centrum te gaan. [getuige 1] reed met de Marokkanen mee naar het centrum; [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zouden samen rijden. Nadat ze op de markt weer met de Surinamers bijeen waren gekomen, gingen ze naar het appartement. [27]
Op de camerabeelden van het appartementencomplex waarvan de woning aan het [adres] in [woonplaats] deel uitmaakt, is te zien dat op voornoemde datum om 15:41:12 uur vijf personen het portaal ingaan. Deze personen zijn herkend als [slachtoffer 2] , [slachtoffer 1] , [getuige 1] , verdachte en zijn medeverdachte. [28] Op de camerabeelden is te zien dat [slachtoffer 1] een zwarte rugzak op zijn rug draagt. [29]
Over hetgeen zich in de woning heeft afgespeeld, heeft [getuige 1] het volgende verklaard:
- “ Schreeuwen hoorde ik, een soort vechten.” [30]
- “ Toen ik geschreeuw hoorde, heb ik de deur van het toilet geopend. Ik zag een pistool.” [31]
- “ Ik zag de dikke Marokkaan richting de voeten van de kale Surinamer schieten en om de tas vragen.” [32]
- “ Hij bleef om de tas vragen en schoot ook.” [33]
-
(op de vraag: wat hoorde u toen u het schieten had gezien?):“Geef de tas, geef de tas.” [34]
-
(op de vraag: hoe was de rolverdeling tussen de kleine Marokkaan en de dikke Marokkaan?):“Ik zag ze als twee partners.” [35]
- “ Er is een tas weggenomen.” [36]
[slachtoffer 1] heeft het volgende verklaard over wat zich in de woning heeft afgespeeld:
- “ ineens hoor ik [een] trekker, ik hoor boem boem. Ik weet niet wie mij ging slaan, waar die vuist vandaan komt” [37]
- “ We kwamen binnen en het schieten en alles, het was gewoon gelijk” [38]
- “ Een begon te schieten en toen heb ik gevochten. Toen schoot die ander ook. Daarna renden zij weg en zag ik mijn broer daar liggen.” [39]
- “ Ze hebben ook op mij geschoten.” [40]
-
(op de vraag: hoe vaak is er geschoten op jou?):“Ik denk wel vier keer.” [41]
- “ Die dikkige begon met schieten. De partner zei “schieten”. Ik bedoel met de partner de kleine Marokkaan.” [42]
-
(op de vraag: hoe stond jij tegenover de schutter?):“Ik was nog half in de hal. Ik wilde al vechten, maar hij begon al op mij te schieten.” [43]
-
(op de vraag: welke van de twee?):“De bollige Marokkaan.” [44]
-
(op de vraag: en jouw broertje?):“Hij ging ook vechten met hen. Wij wilden het pistool afpakken van hen.” [45]
- “ Ik heb met de dikke gevochten. We vielen samen op de grond. De kleine Marokkaan heeft toen het wapen gepakt.” [46]
- “ Ik zag dat die kleine ook begon met schieten.” [47]
- “ Ze hebben beide geschoten.” [48]
- “ Ze schoten op mij en op mijn broertje.” [49]
- “ Ik hoorde “geef”, “ik schiet” en “ik vermoord je”. Er werd gevochten. Met het vechten zijn we de hele kamer doorgegaan.” [50]
- “ Ik werd geslagen op mijn hoofd. Heel veel keer.” [51]
- “ Ik voelde dat de kleine Marokkaan mij sloeg op mijn hoofd.” [52]
-
(op de vraag: hoe werd jouw broertje geraakt?):“Ik weet niet wanneer hij precies is geraakt. Er waren zoveel schoten, het was links en rechts.” [53]
- “ Tijdens het vechten voelde ik een ruk en toen werd er aan mijn rugzak getrokken.” [54]
- “ Ze hebben mijn tas meegenomen, een sporttas van Levi’s.” [55]
-
(op de vraag: wat is er precies weggenomen op 21 december 2019?):“Die tas. Het is een rugzak.” [56]
-
(op de vraag: wat ben je allemaal kwijt?):“Geld, parfums, facturen en een handdoek.” [57]
-
(op de vraag: wat kun je vertellen over het geld?): “Kleingeld, 150 euro ongeveer.” [58]
Om 15:44:49 uur komen verdachte en zijn medeverdachte weer – ditmaal kennelijk rennend en door een zijdeur – in beeld. [59] Medeverdachte [medeverdachte] heeft dan een zwarte rugzak in zijn handen. [60]
De tijd tussen de op de camerabeelden van het appartementencomplex geregistreerde aankomst en het vertrek bedraagt in totaal 2 minuten en 34 seconden. [61]
Op camerabeelden van de stad Almere van na het schietincident is te zien dat verdachten achter elkaar wegrennen. [62]
[getuige 1] heeft verklaard dat één van de Marokkanen gebruikmaakt van het telefoonnummer [telefoonnummer] . [63] Uit onderzoek is gebleken dat het telefoonnummer [telefoonnummer] in gebruik is bij medeverdachte [medeverdachte] . [64] In de ochtend van 21 december 2019 was er veel sms-verkeer tussen dit telefoonnummer en het telefoonnummer [telefoonnummer] . [65] Het telefoonnummer [telefoonnummer] is in gebruik bij verdachte. [66] Kort na het schietincident heeft het telefoonnummer [telefoonnummer] gebeld naar het telefoonnummer [telefoonnummer] . [67]
Na de schietpartij werd in de hal van de woning aan het [adres] in Almere een donkerblauwe capuchon aangetroffen. [68] Op de camerabeelden van het appartementencomplex is te zien dat medeverdachte [medeverdachte] om 15:41 uur nog een jas met capuchon draagt. [69] Op de camerabeelden van de stad Almere is te zien dat hij om 15:49 uur een donkerblauwe jas zonder capuchon draagt. [70] Uit forensisch onderzoek naar DNA op de binnen- en buitenzijde van de linkerflap van de capuchon (SIN: AAMZ9345NL#04) is een DNA-hoofdprofiel van medeverdachte verkregen, waarbij de matchkans kleiner dan één op één miljard is. [71]
Een dag na de schietpartij werd in de woning, nabij het gordijn in de woonkamer, een formulier op naam van verdachte aangetroffen. [72] Bij dactyloscopisch onderzoek is een zeer grote mate van overeenkomst geconstateerd tussen een spoor op dit formulier (SIN: AANE2371NL) en een afdruk van de linker wijsvinger van verdachte. [73] De kans om een dergelijke overeenkomst aan te treffen bij een willekeurig andere persoon is verwaarloosbaar. [74]
Bewijsoverwegingen
Medeplegen van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde
De vraag die aan de rechtbank voorligt is of het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde medeplegen kan worden bewezen.
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid van verdachte aan een strafbaar feit als medepleger kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staat dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachte en zijn – intellectuele en/of materiële – bijdrage aan het delict zodanig wezenlijk dan wel van dusdanig voldoende gewicht is, dat sprake is van het medeplegen. Voor een bewezenverklaring van medeplegen behoeft niet tot uiting te komen wie van de medeverdachten elk van de verschillende geweldshandelingen heeft of hebben verricht.
Uit het procesdossier leidt de rechtbank met betrekking tot de betrokkenheid van verdachte bij het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde het volgende af.
De verdachten kenden elkaar en werkten eerder samen; blijkens het procesdossier plaatsten zij op 17 december 2019, dus vier dagen voor het ten laste gelegde, in Amsterdam een peilbaken onder een auto. Rond diezelfde periode hebben zij samen in elk geval één keer een ontmoeting met [getuige 1] gehad. Op de dag van de schietpartij hadden verdachte en zijn medeverdachte veelvuldig telefonisch contact in de vorm van sms-verkeer. Later op die dag zijn zij samen vanuit Amsterdam naar Almere gereden en bezochten zij, alvorens zich samen naar de woning aan het [adres] te begeven, samen de winkel van [slachtoffer 1] en reden zij samen (en nu ook in het bijzijn van [getuige 1] ) naar het centrum van Almere. Vervolgens zijn zij zeer kortdurend in de woning aan het [adres] in [woonplaats] geweest, immers zijn zij na 2 minuten en 34 seconden opnieuw te zien op de camerabeelden van het appartementencomplex en ditmaal in het bezit van een rugzak en kennelijk op de vlucht. Binnen dat tijdsbestek is [slachtoffer 2] in zijn borst geschoten, waardoor hij is overleden. Uit de verklaringen die [slachtoffer 1] heeft afgelegd volgt dat er al direct na binnenkomst in de woning geschoten werd, dat het wapen op enig moment van verdachte naar zijn medeverdachte overging, dat beide verdachten hebben geschoten en dat er geschoten werd op zijn broertje en op hem. Ook volgt uit zijn verklaringen dat er “geef” en “ik schiet” geschreeuwd werd, dat één van de verdachten zei “schieten” en dat de andere toen schoot, dat beide verdachten gevochten hebben en dat er tijdens het vechten aan zijn rugzak getrokken werd, waarna verdachten wegrenden. Kort na het schietincident heeft het telefoonnummer dat bij verdachte in gebruik is bovendien nog gebeld naar het telefoonnummer dat bij zijn medeverdachte in gebruik is.
Op grond van bovenstaande overwegingen stelt de rechtbank vast dat verdachten voor, tijdens en (kort) na de schietpartij samen hebben opgetreden en dat er daarbij tussen verdachten sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking. De rechtbank merkt verdachte dan ook aan als medepleger van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde.
Het technisch bewijs diskwalificeert de verklaringen van [slachtoffer 1] met betrekking tot het onder 3 ten laste gelegde niet
Het verweer van de raadsvrouw dat de verklaringen van [slachtoffer 1] over het schieten in of nabij het halletje niet kunnen kloppen omdat deze in tegenspraak zouden zijn met het technisch bewijs dat zich in het dossier bevindt, wordt door de rechtbank verworpen. Zoals hiervoor overwogen is de rechtbank van oordeel dat de verklaringen van [slachtoffer 1] betrouwbaar zijn en dat deze worden ondersteund door de verklaringen van [getuige 1] . Zij geven aan dat er met een vuurwapen in de richting van [slachtoffer 1] is gericht en geschoten. De bevindingen van de Forensische Opsporing ten aanzien van onder meer de aangetroffen patroon, hulzen, beschadigingen en projectielen zijn daarmee niet in tegenspraak.
Conclusie
Op grond van voornoemde bewijsmiddelen en bewijsoverwegingen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde, zoals hierna omschreven in rubriek 5.
Daarbij geldt dat de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen steeds worden gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
ten aanzien van feit 1:
op 21 december 2019 te Almere tezamen en in vereniging met een ander [slachtoffer 2] opzettelijk van het leven heeft beroofd door eenmaal met een vuurwapen een kogel in de borst van die [slachtoffer 2] te schieten, ten gevolge waarvan voornoemde [slachtoffer 2] is overleden, welke doodslag werd gevolgd, vergezeld en/of voorafgegaan van enig strafbaar feit, te weten een diefstal met geweld in vereniging van een tas van het merk Levi (met inhoud, te weten onder meer een geldbedrag van in totaal ongeveer 150 euro) (strafbaar gesteld in artikel 312 van het Wetboek van Strafrecht), en welke doodslag werd gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of aan de andere deelnemer aan dat feit straffeloosheid en/of het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren;
ten aanzien van feit 2:op 21 december 2019 te Almere tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een tas van het merk Levi (met inhoud, te weten onder meer een geldbedrag van in totaal ongeveer 150 euro), die geheel aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 1] , welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of de andere deelnemer aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren door- tegen die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] te schreeuwen "Geef de tas" en "Geef" en "Ik schiet" en "Ik vermoord je" en- die [slachtoffer 1] meermalen op het hoofd te slaan en- eenmaal met een vuurwapen een kogel in de borst van die [slachtoffer 2] te schieten, ten gevolge waarvan voornoemde [slachtoffer 2] is overleden;ten aanzien van feit 3:
op 21 december 2019 te Almere, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven, meermalen met een vuurwapen in de richting van het lichaam van die [slachtoffer 1] heeft geschoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid, welke poging tot doodslag werd gevolgd, vergezeld en/of voorafgegaan van enig strafbaar feit, te weten een diefstal met geweld in vereniging van een tas van het merk Levi (met inhoud, te weten onder meer een geldbedrag van in totaal ongeveer 150 euro) (strafbaar gesteld in artikel 312 van het Wetboek van Strafrecht), en welke poging tot doodslag werd gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of aan de andere deelnemer aan dat feit straffeloosheid en/of het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder 1, 2 en 3 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
Ten aanzien van feit 1 en feit 2, voor zover feit 2 betrekking heeft op slachtoffer [slachtoffer 2] :
de eendaadse samenloop van
medeplegen van doodslag, gevolgd, vergezeld en/of voorafgegaan van een strafbaar feit en gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan dat feit hetzij straffeloosheid hetzij het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren
en
diefstal, voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers van het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen en terwijl het feit de dood ten gevolge heeft
Ten aanzien van feit 3 en feit 2, voor zover feit 2 betrekking heeft op slachtoffer [slachtoffer 1] :
de eendaadse samenloop van
medeplegen van poging tot doodslag, gevolgd, vergezeld en/of voorafgegaan van een strafbaar feit en gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers van het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren
en
diefstal, voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers van het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door hem bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van veertien jaren, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om, in geval van strafoplegging, het jeugdstrafrecht toe te passen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Verdachte heeft zich, samen met een ander, schuldig gemaakt aan gekwalificeerde doodslag op de 35-jarige [slachtoffer 2] . Verdachte is samen met zijn medeverdachte voor een drugsdeal naar Almere gegaan. Ze zijn bewapend de woning binnengegaan waar de drugsdeal zou plaatsvinden. Vrijwel direct na binnenkomst is er geroepen “schiet” en “ik vermoord je”, waarbij het slachtoffer van dichtbij door de borst is geschoten. Het slachtoffer is hierdoor komen te overlijden. Er zijn meerdere schoten gelost, waarbij ook [slachtoffer 1] – op wie immers eveneens is gericht en geschoten – dodelijk geraakt had kunnen worden. Verdachte en zijn medeverdachte hebben met deze schietpartij getoond geen respect te hebben voor het menselijk leven. Door het handelen van verdachte en zijn medeverdachte hebben zij het slachtoffer zijn meest kostbare bezit ontnomen, namelijk zijn leven – en dat kennelijk enkel om hem geld of drugs afhandig te maken. De gewelddadige dood van het slachtoffer is schokkend voor zijn familieleden, waarbij op de eerste plaats gedacht moet worden aan zijn ouders, zusje, partner en twee jonge kinderen. Door de moeder, het zusje, de partner en de dochter van het slachtoffer is ter terechtzitting op indringende wijze verwoord hoezeer zij het slachtoffer missen en hoe ingrijpend hun levens door het handelen van verdachte en zijn medeverdachte zijn veranderd. Hun leed is amper te overzien. Daarnaast heeft een dergelijke fatale, drugsgerelateerde schietpartij op klaarlichte dag in een woning midden in een druk stadscentrum vanzelfsprekend ook een enorme maatschappelijke impact. Op dergelijk excessief crimineel gedrag moet strafrechtelijk fors gereageerd worden, niet alleen om hetgeen de nabestaanden is aangedaan te vergelden, maar ook om duidelijk te maken dat misdaad niet loont.
Verdachte heeft zich naast het medeplegen van een gekwalificeerde doodslag ook schuldig gemaakt aan het medeplegen van een poging daartoe op [slachtoffer 1] . Benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft ter terechtzitting verklaard dat hij tot op de dag van vandaag ernstige psychische problemen ondervindt van de gewelddadigheden die hem op 21 december 2019 in de woning zijn overkomen. De rechtbank heeft acht geslagen op de wettelijke strafmaxima die op de door verdachte begane strafbare feiten zijn gesteld en constateert dat dit in het geval van een gekwalificeerde doodslag een levenslange gevangenisstraf is. Daarnaast heeft de rechtbank acht geslagen op de straffen die in soortgelijke zaken zijn opgelegd.
Verdachte heeft geen berouw over zijn handelen getoond. De rechtbank weegt daarbij mee dat verdachte een ontkennende proceshouding heeft ingenomen en geen openheid van zaken heeft willen geven over wat er precies in die woning is gebeurd en hoe een en ander heeft geleid tot de dood van [slachtoffer 2] . Hoewel dat recht hem als verdachte toekomt, heeft hij daarmee ook getoond geen verantwoordelijkheid voor zijn handelen te willen nemen. Hij laat de nabestaanden aldus in het ongewisse over de laatste momenten in het leven van [slachtoffer 2] .
De rechtbank heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister van 13 januari 2021, waaruit volgt dat verdachte eerder wegens het plegen van strafbare feiten is veroordeeld, waaronder wegens mishandeling en diefstal in vereniging gepleegd.
Ook heeft de rechtbank kennisgenomen van een reclasseringsadvies van Reclassering Nederland van 18 januari 2021. Het risico op recidive wordt door de reclassering als hoog ingeschat. De reclassering overweegt dat toepassing van het jeugdstrafrecht een gepasseerd station is en dat de (zeer waarschijnlijke) inbedding van verdachte in een crimineel milieu daar bovendien een contra-indicatie voor is. De reclassering adviseert dan ook om het volwassenenstrafrecht toe te passen. Bij een veroordeling van verdachte adviseert de reclassering om hem een straf zonder daaraan verbonden bijzondere voorwaarden op te leggen, onder meer omdat zij geen mogelijkheden zien om het gedrag van verdachte te veranderen.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de evident grote ernst van de strafbare feiten waaraan verdachte zich heeft schuldig gemaakt en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd, niet kan worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die langdurige vrijheidsbeneming met zich brengt. Verdachte heeft geen inzicht willen geven in zijn persoonlijkheid, waardoor geen advies over eventueel op te leggen bijzondere voorwaarden kon worden uitgebracht. Nu de rechtbank door deze weigerende opstelling van verdachte ten aanzien van een persoonlijkheidsonderzoek niet kon worden ingelicht en geadviseerd over nut en noodzaak van aan bestraffing te verbinden bijzondere voorwaarden, ziet de rechtbank geen aanleiding om aan verdachte een deel van de straf voorwaardelijk op te leggen. De rechtbank zal het volwassenenstrafrecht toepassen, zoals door de reclassering geadviseerd.
Gelet op de ernst van het bewezen verklaarde en ter bescherming van de maatschappij acht de rechtbank het passend en geboden dat aan verdachte een gevangenisstraf wordt opgelegd, gelijk aan de duur die door de officier van justitie is gevorderd.
Alles afwegende zal de rechtbank voor het bewezen verklaarde aan verdachte een gevangenisstraf opleggen voor de duur van veertien jaren, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.

9.BESLAG

9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de Volkswagen Touran verbeurd dient te worden verklaard en dat de overige inbeslaggenomen voorwerpen die op de door hem ter terechtzitting van 20 januari 2021 overgelegde beslaglijst staan dienen te worden onttrokken aan het verkeer.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich met betrekking tot het beslag gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank beoordeelt de inbeslaggenomen voorwerpen aan de hand de ter terechtzitting van 20 januari 2021 door de officier van justitie overgelegde beslaglijst. Deze beslaglijst zal aan het vonnis worden gehecht en de rechtbank zal de op die beslaglijst gehanteerde nummering volgen.
Verbeurdverklaring
De rechtbank zal onderstaand in beslag genomen voorwerp verbeurd verklaren:
13. Personenauto (kenteken: [kenteken] );
Met behulp van dit voorwerp is het onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde begaan.
Onttrekking aan het verkeer
De rechtbank zal onderstaande in beslag genomen voorwerpen onttrekken aan het verkeer:
  • 1. Munitie (omschrijving: kogelpunt van deurmat in de hal);
  • 2. Munitie (huls) (omschrijving: woonkamer);
  • 3. Kogelpatroon (omschrijving: woonkamer);
  • 4. Munitie (huls);
  • 5. Munitie (omschrijving: woonkamer, op vloer achter plant);
  • 6. Munitie (omschrijving: voorraadkast, woonkamer);
  • 7. Munitie (omschrijving: uit onderbroek van het slachtoffer);
  • 8. Munitie (omschrijving: projectiel trapkast hal);
  • 9. Doos (omschrijving: roodgroene schoenendoos met drugs/drugsattributen uit tuin buren);
  • 10. Verdovende middelen (omschrijving: Dsquared doos uit tuin buren, zwartgrijze schoenendoos met drugs/drugsattributen);
  • 11. Verdovende middelen (omschrijving: pannetje met cocaïne);
  • 12. Recept (omschrijving: woonkamer);
  • 14. Munitie (mund projectiel) (omschrijving: uit been slachtoffer met kleine metalen fragmentjes);
  • 15. Munitie (mund projectiel) (omschrijving: uit borst slachtoffer tijdens sectie);
  • 16. Munitie (omschrijving: woonkamer);
  • 17. Verdovende middelen (omschrijving: flesje met mogelijk GHB);
  • 18. Verdovende middelen (omschrijving: flesje met mogelijk GHB).
Deze voorwerpen zijn bij gelegenheid van het onderzoek naar de door verdachte begane feiten aangetroffen en zijn van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang. Met behulp van enkele van deze voorwerpen is bovendien het onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde begaan.
10 BENADEELDE PARTIJEN [benadeelde 1] , [benadeelde 2] , [benadeelde 3] , [benadeelde 4] , [benadeelde 5] EN [benadeelde 6]
[benadeelde 1] , [benadeelde 2] , [benadeelde 3] , [benadeelde 4] , [benadeelde 5] en [benadeelde 6] hebben zich – daartoe vertegenwoordigd door mr. G.J. de Hosson – als benadeelde partijen in het geding gevoegd en vorderen schadevergoedingen ter zake van het aan verdachte onder 1 en 2 ten laste gelegde. Gezamenlijk vorderen zij een bedrag van € 15.673,32 aan materiële schade. Daarnaast wordt de volgende immateriële schadevergoeding gevorderd:
  • [benadeelde 1] vordert een bedrag van € 17.500,00;
  • [benadeelde 2] vordert een bedrag van € 17.500,00;
  • [benadeelde 4] vordert een bedrag van € 20.000,00;
  • [benadeelde 5] vordert een bedrag van € 20.000,00;
  • [benadeelde 6] vordert een bedrag van € 20.000,00.
Tot slot vorderen zij gezamenlijk een bedrag van € 616,48 als vergoeding van proceskosten, bestaande uit gemaakte reiskosten (€ 116,48) en te maken proceskosten voor het geval de zaak in hoger beroep dient (€ 500,00).
10.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de vorderingen van de benadeelde partijen hoofdelijk, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel als volgt toewijsbaar:
Ten aanzien van [benadeelde 1] :
Materiële schadevergoeding:
  • € 1.957,18 (de kosten voor vliegtickets van haarzelf en [benadeelde 3] );
  • € 1.470,00 (de kosten voor de huur van een appartement en een auto in Suriname);
  • € 8.476,14 (de kosten voor de uitvaart in Suriname);
Immateriële schadevergoeding:
€ 17.500,00;
Vergoeding proceskosten:
- € 58,24 ( € 58,24 (reiskosten).
Totaal: € 29.461,56
Ten aanzien van [benadeelde 2] :
Immateriële schadevergoeding:
€ 17.500,00.
Totaal: € 17.500,00
Ten aanzien van [benadeelde 4] :
Materiële schadevergoeding:
- € 4.300,00 ( € 4.300,00 (de kosten voor vliegtickets van haarzelf, [benadeelde 5] en [benadeelde 6] , aldus de officier van justitie);
Immateriële schadevergoeding:
€ 20.000,00;
Vergoeding proceskosten:
- € 58,24 ( € 58,24 (reiskosten).
Totaal: € 24.358,24
Ten aanzien van [benadeelde 5] :
Immateriële schadevergoeding:
€ 20.000,00.
Totaal: € 20.000,00
Ten aanzien van [benadeelde 6] :
Immateriële schadevergoeding:
€ 20.000,00.
Totaal: € 20.000,00
De officier van justitie acht [benadeelde 3] niet-ontvankelijk in de vordering van materiële schade, omdat haar vliegticket naar Suriname van de rekening van [benadeelde 1] is afschreven en vergoeding van die kosten daarom aan [benadeelde 1] dient te worden toegekend. Ook voor wat betreft het meer gevorderde dienen de benadeelde partijen niet-ontvankelijk in hun vorderingen te worden verklaard.
10.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich gelet op de door haar bepleite vrijspraak op het standpunt gesteld dat de benadeelde partijen niet-ontvankelijk in hun vorderingen moeten worden verklaard.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
Vaststaat dat de benadeelde partijen als gevolg van het hiervoor onder 1 en 2 bewezen verklaarde rechtstreeks schade hebben geleden. De vordering is naar het oordeel van de rechtbank voldoende met stukken onderbouwd. De rechtbank zal deze schade, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente, als volgt toewijzen:
Ten aanzien van [benadeelde 1] :
Materiële schadevergoeding:
  • € 1.957,18 (de kosten voor vliegtickets van haarzelf en [benadeelde 3] );
  • € 1.470,00 (de kosten voor de huur van een appartement en een auto in Suriname);
  • € 8.476,14 (de kosten voor de uitvaart in Suriname);
Totaal materiële schadevergoeding:
€ 11.904,32;
Immateriële schadevergoeding:
€ 17.500,00.
Totaal: € 29.404,32
Ten aanzien van [benadeelde 2] :
Immateriële schadevergoeding:
€ 17.500,00.
Totaal: € 17.500,00
Ten aanzien van [benadeelde 4] :
Materiële schadevergoeding:
- € 3.270,00 ( € 3.270,00 (de kosten voor vliegtickets van haarzelf, [benadeelde 5] en [benadeelde 6] );
Immateriële schadevergoeding:
€ 20.000,00.
Totaal: € 23.270,00
Ten aanzien van [benadeelde 5] :
Immateriële schadevergoeding:
€ 20.000,00.
Totaal: € 20.000,00
Ten aanzien van [benadeelde 6] :
Immateriële schadevergoeding:
€ 20.000,00.
Totaal: € 20.000,00
Het als proceskosten gevorderde bedrag van € 116,48 aan reiskosten naar de advocaat en het OM zal de rechtbank afwijzen, onder verwijzing naar het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 22 december 2020 (ECLI:NL:GHARL:2020:10689). Deze reiskosten zijn evenmin aan te merken als rechtstreekse schade en daarom niet toewijsbaar als materiële schadevergoeding.
Verdachte is voor de schade, voor zover toegewezen, naar burgerlijk recht met zijn mededader hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat verdachte tegenover de benadeelde partijen voor dat gehele bedrag aansprakelijk is.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partijen hebben gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zullen maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [benadeelde 1] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 29.404,32,
te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 21 december 2019 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 91 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [benadeelde 2] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 17.500,00, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 21 december 2019 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 61 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [benadeelde 4] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 23.270,00, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 21 december 2019 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 75 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [benadeelde 5] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 20.000,00, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 21 december 2019 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 67 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [benadeelde 6] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 20.000,00, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 21 december 2019 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 67 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling(en) die is/zijn gedaan aan de Staat wordt/worden op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partijen [benadeelde 1] , [benadeelde 2] , [benadeelde 4] , [benadeelde 5] en [benadeelde 6] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partijen.
De rechtbank zal [benadeelde 3] niet-ontvankelijk in de vordering van materiële schade verklaren, omdat haar vliegticket naar Suriname van de rekening van [benadeelde 1] is afschreven en vergoeding van die kosten daarom aan [benadeelde 1] zal worden toekend. Voorts zal de rechtbank de benadeelde partijen, zoals ook namens hen is verzocht, niet-ontvankelijk verklaren in hun vorderingen voor zover die betrekking hebben op vergoeding van te maken proceskosten in het geval de zaak in hoger beroep dient.

11.BENADEELDE PARTIJ [slachtoffer 1]

heeft zich – daartoe vertegenwoordigd door mr. L.M.F. Aarts – als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van in totaal € 29.199,58.
Dit bedrag bestaat uit:
  • € 1.158,02 aan materiële schade ten gevolge van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde;
  • € 7.500,00 aan immateriële schade (niet-zijnde shockschade) ten gevolge van het onder 2 en 3 ten laste gelegde;
  • € 20.000,00 aan immateriële schade (zijnde shockschade) ten gevolge van het onder 1 en 2 ten laste gelegde.
Daarnaast vordert hij een bedrag van € 541,56 als vergoeding van proceskosten, bestaande uit gemaakte reiskosten (€ 41,56) en te maken reis- en parkeerkosten voor het geval de zaak in hoger beroep dient (€ 500,00).
11.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot gehele toewijzing van de vordering, met uitzondering van een vergoeding van te maken reis- en parkeerkosten voor het geval de zaak in hoger beroep dient. De officier van justitie acht de vordering hoofdelijk, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, toewijsbaar.
11.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich gelet op de door haar bepleite vrijspraak op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in zijn vordering moet worden verklaard.
11.3
Het oordeel van de rechtbank
Vaststaat dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde rechtstreeks schade heeft geleden. De vordering is naar het oordeel van de rechtbank voldoende met stukken onderbouwd. De rechtbank waardeert deze schade op
€ 28.658,02 en zal de vordering tot dat bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 21 december 2019 tot de dag van volledige betaling.
Het als proceskosten gevorderde bedrag van € 41,56 aan reiskosten naar de advocaat en het OM zal de rechtbank afwijzen, onder verwijzing naar het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 22 december 2020 (ECLI:NL:GHARL:2020:10689). Deze reiskosten zijn evenmin aan te merken als rechtstreekse schade en daarom niet toewijsbaar als materiële schadevergoeding.
Verdachte is voor de schade, voor zover toegewezen, naar burgerlijk recht met zijn mededader hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat verdachte tegenover de benadeelde partij voor dat gehele bedrag aansprakelijk is.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer 1] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 28.658,02,
te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 21 december 2019 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 89 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
De rechtbank zal de benadeelde partij, zoals ook namens hem is verzocht, niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering voor zover die betrekking heeft op vergoeding van te maken proceskosten in het geval de zaak in hoger beroep dient.

12.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 33, 33a, 36b, 36c, 36f, 45, 47, 55, 57, 63, 288 en 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

13.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder 1, 2 en 3 meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van veertien (14) jaren;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Beslag
- verklaart het volgende voorwerp verbeurd:
13. Personenauto (kenteken: [kenteken] );
- verklaart de volgende voorwerpen onttrokken aan het verkeer:
  • 1. Munitie (omschrijving: kogelpunt van deurmat in de hal);
  • 2. Munitie (huls) (omschrijving: woonkamer);
  • 3. Kogelpatroon (omschrijving: woonkamer);
  • 4. Munitie (huls);
  • 5. Munitie (omschrijving: woonkamer, op vloer achter plant);
  • 6. Munitie (omschrijving: voorraadkast, woonkamer);
  • 7. Munitie (omschrijving: uit onderbroek van het slachtoffer);
  • 8. Munitie (omschrijving: projectiel trapkast hal);
  • 9. Doos (omschrijving: roodgroene schoenendoos met drugs/drugsattributen uit tuin buren);
  • 10. Verdovende middelen (omschrijving: Dsquared doos uit tuin buren, zwartgrijze schoenendoos met drugs/drugsattributen);
  • 11. Verdovende middelen (omschrijving: pannetje met cocaïne);
  • 12. Recept (omschrijving: woonkamer);
  • 14. Munitie (mund projectiel) (omschrijving: uit been slachtoffer met kleine metalen fragmentjes);
  • 15. Munitie (mund projectiel) (omschrijving: uit borst slachtoffer tijdens sectie);
  • 16. Munitie (omschrijving: woonkamer);
  • 17. Verdovende middelen (omschrijving: flesje met mogelijk GHB);
  • 18. Verdovende middelen (omschrijving: flesje met mogelijk GHB);
Benadeelde partij [benadeelde 1]
- wijst de vordering van [benadeelde 1] toe tot een bedrag van € 29.404,32, bestaande uit een bedrag van € 11.904,32 als vergoeding voor materiële schade en een bedrag van € 17.500 als vergoeding voor immateriële schade;
- veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [benadeelde 1] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 december 2019 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- verklaart [benadeelde 1] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [benadeelde 1] aan de Staat
€ 29.404,32 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 december 2019 tot de dag van de volledige betaling, bij niet-betaling aan te vullen met 91 dagen gijzeling;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of zijn mededader op één van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde partij dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij [benadeelde 2]
- wijst de vordering van [benadeelde 2] toe tot een bedrag van € 17.500,00 als vergoeding voor immateriële schade;
- veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [benadeelde 2] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 december 2019 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- verklaart [benadeelde 2] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [benadeelde 2] aan de Staat € 17.500,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 december 2019 tot de dag van de volledige betaling, bij niet-betaling aan te vullen met 61 dagen gijzeling;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of zijn mededader op één van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde partij dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij [benadeelde 3]
- verklaart [benadeelde 3] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
Benadeelde partij [benadeelde 4]
- wijst de vordering van [benadeelde 4] toe tot een bedrag van € 23.270,00, bestaande uit een bedrag van € 3.270,00 als vergoeding voor materiële schade en een bedrag van € 20.000,00 als vergoeding voor immateriële schade;
- veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [benadeelde 4] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 december 2019 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- verklaart [benadeelde 4] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [benadeelde 4] aan de Staat € 23.270,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 december 2019 tot de dag van de volledige betaling, bij niet-betaling aan te vullen met 75 dagen gijzeling;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of zijn mededader op één van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde partij dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij [benadeelde 5]
- wijst de vordering van [benadeelde 5] toe tot een bedrag van € 20.000,00;
- veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [benadeelde 5] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 december 2019 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- verklaart [benadeelde 5] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [benadeelde 5] aan de Staat
€ 20.000,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 december 2019 tot de dag van de volledige betaling, bij niet-betaling aan te vullen met 67 dagen gijzeling;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of zijn mededader op één van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde partij dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij [benadeelde 6]
- wijst de vordering van [benadeelde 6] toe tot een bedrag van € 20.000,00;
- veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [benadeelde 6] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 december 2019 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- verklaart [benadeelde 6] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [benadeelde 6] aan de Staat
€ 20.000,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 december 2019 tot de dag van de volledige betaling, bij niet-betaling aan te vullen met 67 dagen gijzeling;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of zijn mededader op één van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde partij dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij [slachtoffer 1]
- wijst de vordering van [slachtoffer 1] toe tot een bedrag van € 28.658,02, bestaande uit een bedrag van € 1.158,02 als vergoeding van materiële schade en een bedrag van
€ 27,500,00 als vergoeding van immateriële schade;
- veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [slachtoffer 1] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 december 2019 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- verklaart [slachtoffer 1] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 1] aan de Staat € 28.658,02 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 december 2019 tot de dag van de volledige betaling, bij niet-betaling aan te vullen met 89 dagen gijzeling;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of zijn mededader op één van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde partij dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.S. Ludwig, voorzitter, mrs. H. den Haan en H.J. Bos, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.S. Valk, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 3 februari 2021.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
Feit 1
hij, op of omstreeks 21 december 2019, te Almere, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) of meer ander(en), althans alleen, [slachtoffer 2] opzettelijk van het leven heeft beroofd, door meermalen, althans eenmaal, met een vuurwapen (meerdere) kogel(s) in de borst en/of het (boven)been, althans het lichaam, van die [slachtoffer 2] te schieten en/of af te vuren, ten gevolge waarvan voornoemde [slachtoffer 2] is overleden, welke doodslag werd gevolgd, vergezeld en/of voorafgegaan van enig strafbaar feit, te weten
- een diefstal (met geweld) in vereniging van een hoeveelheid geld en/of een hoeveelheid verdovende middelen en/of een tas van het merk Levi (met inhoud, te weten onder meer een geldbedrag van in totaal ongeveer 150 euro) (strafbaar gesteld in (de) artikel(en) 312/310 van het Wetboek van Strafrecht), en welke doodslag werd gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of aan andere deelnemers aan dat feit straffeloosheid en/of het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren;
Feit 2hij, op of omstreeks 21 december 2019, te Almere, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) of meer ander(en), althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid geld en/of een hoeveelheid verdovende middelen en/of een tas van het merk Levi (met inhoud, te weten onder meer een geldbedrag van in totaal ongeveer 150 euro), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] , welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- tegen die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] te roepen/schreeuwen "Geef mij de tas" en/of "Geef me" en/of "Ik schiet je" en/of "Ik vermoord je", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- die [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal, tegen/op het hoofd, althans het lichaam van die [slachtoffer 1] , te slaan en/of te stompen en/of
- meermalen, althans eenmaal, met een vuurwapen (meerder) kogel(s) in de borst en/of het bovenbeen, althans het lichaam van die [slachtoffer 2] te schieten, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer 2] is overleden;
Feit 3hij, op of omstreeks 21 december 2019, te Almere, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met (een) of meer ander(en), althans alleen, [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven, meermalen, althans eenmaal, met een vuurwapen (meerdere) kogel(s) op, althans in de richting van het lichaam van die [slachtoffer 1] heeft/hebben geschoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid, welke poging tot doodslag werd gevolgd, vergezeld en/of voorafgegaan van enig strafbaar feit, te weten
- een diefstal (met geweld) in vereniging van een hoeveelheid geld en/of een hoeveelheid verdovende middelen en/of een tas van het merk Levi (met inhoud, te weten onder meer een geldbedrag van in totaal ongeveer 150 euro) (strafbaar gesteld in (de) artikel(en) 312/310 van het Wetboek van Strafrecht), en welke poging tot doodslag werd gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of aan andere deelnemers aan dat feit straffeloosheid en/of het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers, betreffen dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij:
2.Algemeen dossier, pagina’s 1 en 2.
3.Algemeen dossier, pagina’s 265 en 266.
4.Algemeen dossier, pagina 82.
5.Algemeen dossier, pagina 554.
6.Algemeen dossier, pagina 565 en 566.
7.Algemeen dossier, pagina 554.
8.Algemeen dossier, pagina 561 t/m 564.
9.Algemeen dossier, pagina 554.
10.Forensisch dossier deel 2, pagina 441.
11.Algemeen dossier, pagina 11.
12.Forensisch dossier deel 2, pagina 264.
13.Algemeen dossier, pagina 11.
14.Algemeen dossier, pagina’s 36 en 37.
15.Algemeen dossier, pagina 48.
16.Algemeen dossier, pagina 50.
17.Algemeen dossier, pagina 12.
18.Nederlands Forensisch Instituut, Pathologieonderzoek naar aanleiding van een mogelijk niet-natuurlijke dood van 13 mei 2020, pagina 5.
19.Nederlands Forensisch Instituut, Pathologieonderzoek naar aanleiding van een mogelijk niet-natuurlijke dood van 13 mei 2020, pagina 6.
20.Forensisch dossier deel 1, pagina 197.
21.Algemeen dossier, pagina 76.
22.Algemeen dossier, pagina 156.
23.Algemeen dossier, pagina 286.
24.Algemeen dossier, pagina’s 288 en 289.
25.Algemeen dossier, pagina 290.
26.Algemeen dossier, pagina 159.
27.Algemeen dossier, pagina 159.
28.Algemeen dossier, pagina’s 369 en 370.
29.Algemeen dossier, pagina 369.
30.Algemeen dossier, pagina 83.
31.Algemeen dossier, pagina 83.
32.Algemeen dossier, pagina 154.
33.Algemeen dossier, pagina 153.
34.Algemeen dossier, pagina 84.
35.Algemeen dossier, pagina 160.
36.Algemeen dossier, pagina 70.
37.Algemeen dossier, pagina 747.
38.Algemeen dossier, pagina 744.
39.Algemeen dossier, pagina 744.
40.Algemeen dossier, pagina 744.
41.Algemeen dossier, pagina 749.
42.Algemeen dossier, pagina 767.
43.Algemeen dossier, pagina 748.
44.Algemeen dossier, pagina 761.
45.Algemeen dossier, pagina 748.
46.Algemeen dossier, pagina 767.
47.Algemeen dossier, pagina 768.
48.Algemeen dossier, pagina 767.
49.Algemeen dossier, pagina 761.
50.Algemeen dossier, pagina 748.
51.Algemeen dossier, pagina 749.
52.Verhoor getuige [slachtoffer 1] bij de rechter-commissaris in deze rechtbank op 13 januari 2021.
53.Algemeen dossier, pagina 748.
54.Verhoor getuige [slachtoffer 1] bij de rechter-commissaris in deze rechtbank op 13 januari 2021.
55.Algemeen dossier, pagina 751.
56.Algemeen dossier, pagina 784.
57.Algemeen dossier, pagina 784.
58.Algemeen dossier, pagina 785.
59.Algemeen dossier, pagina 372.
60.Algemeen dossier, pagina 372.
61.Algemeen dossier, pagina 372.
62.Algemeen dossier, pagina 382.
63.Algemeen dossier, pagina 75.
64.Algemeen dossier, pagina 311.
65.Algemeen dossier, pagina 307.
66.Algemeen dossier, pagina 277.
67.Algemeen dossier, pagina 304.
68.Algemeen dossier, pagina 320.
69.Algemeen dossier, pagina 321.
70.Algemeen dossier, pagina 321.
71.Forensisch dossier deel 2, pagina 478.
72.Algemeen dossier, pagina 271.
73.Forensisch dossier deel 2, pagina 318 t/m 321.
74.Forensisch dossier deel 2, pagina 319.