ECLI:NL:RBMNE:2021:3170

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
6 juli 2021
Publicatiedatum
16 juli 2021
Zaaknummer
UTR 21/2012
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake sluiting woning door gemeente Almere

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 6 juli 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoekster, eigenaresse van een woning in Almere, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Almere, dat op 11 mei 2021 was genomen. Dit besluit hield in dat de woning voor de duur van één maand gesloten zou worden, zodat een schoonmaakbedrijf de woning kon schoonmaken, opruimen en ontsmetten. Verzoekster verzocht de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen, maar het verzoek werd niet-ontvankelijk verklaard.

De voorzieningenrechter overwoog dat de sluitingstermijn van één maand inmiddels was verstreken, waardoor verzoekster niets meer kon bereiken met haar verzoek. Het onderzoek ter zitting vond plaats op 3 juni 2021, waarbij verzoekster aanwezig was en de verweerder en derde-partij zich lieten vertegenwoordigen door hun gemachtigden. Na de zitting hebben zowel verzoekster als de derde belanghebbende de voorzieningenrechter gewraakt, maar deze wrakingsverzoeken zijn ongegrond verklaard door de wrakingskamer op 22 en 29 juni 2021.

De voorzieningenrechter concludeerde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenvergoeding en verklaarde het verzoek niet-ontvankelijk. De uitspraak werd in het openbaar gedaan en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/2012

uitspraak van de voorzieningenrechter van 6 juli 2021 in de zaak tussen

[verzoekster] , te [woonplaats] , verzoekster,

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Almere, verweerder(gemachtigde: mr. H.J.J. Stellinga).

Als derde-partij neemt aan het geding deel: [derde belanghebbende]

(gemachtigde: E. de Jong).

Procesverloop

In het besluit van 11 mei 2021 heeft verweerder de woning van eiseres aan de [adres] te [woonplaats] (de woning) gesloten voor de duur van één maand, teneinde de woning door een schoonmaakbedrijf te laten schoonmaken, opruimen en ontsmetten.
Verzoekster heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Zij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 3 juni 2021. Verzoekster is verschenen. Verweerder en derde-partij hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.
Na de zitting hebben zowel verzoekster als [derde belanghebbende] de voorzieningenrechter gewraakt. Deze wrakinsverzoeken zijn op 22 juni 2021 en op 29 juni 2021 door de wrakingskamer van de rechtbank Midden-Nederland ongegrond verklaard.

Overwegingen

1. Verzoekster is de eigenaresse van de woning. Op 11 mei 2021 hebben toezichthouders van de gemeente Almere samen met de politie, de brandweer en de diereninspectie de woning bezocht voor een controle naar de staat van de woning. Deze controle heeft geleid tot het besluit van 11 mei 2012.
2. De voorzieningenrechter verklaart het verzoek niet-ontvankelijk. De sluitingstermijn van één maand is inmiddels verstreken, zodat verzoekster niets meer kan bereiken met haar verzoek om een voorlopige voorziening.
3. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter verklaart het verzoek niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Eversteijn, voorzieningenrechter, in aanwezigheid vanmr. A.M. Slierendrecht, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 6 juli 2021.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.