ECLI:NL:RBMNE:2021:3164

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
12 juli 2021
Publicatiedatum
16 juli 2021
Zaaknummer
C/16/524222 / KG ZA 21-385
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing over de selectiecriteria van de bondscoach voor het 3x3 basketbalteam voor de Olympische Spelen

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 12 juli 2021 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een eiser, een speler van het Nederlandse 3x3 basketbalteam, en de Nederlandse Basketball Bond (NBB). De eiser was niet tevreden met zijn selectie als reservespeler voor de Olympische Spelen in Tokyo 2021 en had bezwaar gemaakt tegen de beslissing van de bondscoach, die hem niet als basisspeler had geselecteerd. De eiser stelde dat de selectiecriteria, die door de NBB waren opgesteld, als reglement kwalificeerden en dat de bondscoach deze criteria niet correct had toegepast. De voorzieningenrechter oordeelde dat de selectiecriteria inderdaad als een reglement konden worden beschouwd, maar dat de uitleg van de NBB over de toepassing van deze criteria gevolgd moest worden. De voorzieningenrechter concludeerde dat de beslissing van de bondscoach niet in strijd was met de redelijkheid en billijkheid, en dat de vorderingen van de eiser werden afgewezen. De eiser werd veroordeeld in de proceskosten van de NBB, die op € 1.683,00 werden begroot.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
handelskamer
locatie Utrecht
zaaknummer / rolnummer: C/16/524222 / KG ZA 21-385
Vonnis in kort geding van 12 juli 2021
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eiser,
advocaten mr. K.J. de Rooij en mr. C.T. van Weerd te Amsterdam,
tegen
de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid
NEDERLANDSE BASKETBALL BOND,
statutair gevestigd en kantoorhoudende te Nieuwegein,
gedaagde,
advocaten mr. M.I. van Dijk en mr. A. van de Beek te Amsterdam.
Partijen zullen hierna [eiser] en NBB genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 6 juli 2021 met producties 1 tot en met 9
  • de op 7 juli van [eiser] ontvangen producties 10 en 11
  • de op 7 juli 2021 van [eiser] ontvangen productie 12
  • de op 7 juli 2021van NBB ontvangen producties 1 tot en met 12
  • de mondelinge behandeling van 8 juli 2021
  • de pleitnota van [eiser] en de ter zitting overgelegde e-mail van de heer Hendriks aan NBB van 7 juli 2021
  • de pleitnota van NBB.
1.2.
Daarna is besloten dat er op 12 juli 2021 of 13 juli 2021 vonnis wordt gewezen.

2.Waar gaat de zaak over?

2.1. 3
x3 basketbal is een sport die wordt gespeeld door twee teams rond één basket op een half basketbalveld. Elk team bestaat uit vier basisspelers en twee reservespelers. De vier basisspelers rouleren, zodat er telkens maximaal drie op het speelveld staan. De reservespelers komen tijdens de wedstrijd niet aan bod; ook niet als een basisspeler tijdens of kort voor de wedstrijd geblesseerd raakt.
2.2.
Het Nederlandse kernteam 3x3 basketbal bestaat uit 6 spelers: de heren [eiser] , [A] , [B] , [C] , [D] en [E] . De bondscoach is de heer [F] .
2.3.
In mei 2021 heeft het Nederlandse 3x3 basketbalteam zich op het eerste Olympische Kwalificatie Toernooi (hierna: “OKT1”) in Oostenrijk gekwalificeerd voor de Olympische Spelen 2021 in Tokyo. Het is voor het eerst in de geschiedenis van de Olympische Spelen dat er een Nederlands basketbalteam deelneemt. De spelers die de OKT1 hebben gespeeld zijn: de heren [eiser] , [A] , [B] en [C] .
2.4.
Op 28 juni 2021 heeft de bondscoach de teamselectie voor de Olympische Spelen bekend gemaakt. Als basisspelers zijn geselecteerd: de heren [A] , [B] , [C] en [D] . Als reservespelers zijn aangewezen: de heren [eiser] en [E] .
2.5.
[eiser] is het er niet mee eens dat hij als reservespeler is geselecteerd en dat de heer [D] in zijn plaats is aangewezen als basisspeler. [eiser] heeft tegen het besluit van de bondscoach bezwaar gemaakt bij de NBB. Dat bezwaar is afgewezen. Vervolgens heeft [eiser] een geschil aanhangig gemaakt bij de Commissie van Beroep van de NBB (hierna: “CvB”). Ook de CvB heeft de beslissing van de bondscoach in stand gelaten.
2.6.
Met dit kort geding wil [eiser] er alsnog voor zorgen dat de beslissing van de bondscoach wordt ingetrokken en dat hij wordt aangemeld als basisspeler voor de aankomende Olympische Spelen in Tokyo. Volgens [eiser] is het besluit van de bondscoach in strijd met de selectiecriteria en met de redelijkheid en billijkheid (artikel 2:15 lid 1 sub b en c BW en artikel 6:248 lid 2).
2.7.
De NBB heeft selectiecriteria opgesteld voor de deelname aan het trainings-, voorbereidings-, en wedstrijdschema op de Olympische Spelen in Tokyo in 2021, de zogenoemde “Road to Tokyo”. Deze selectiecriteria zijn ondertekend door het kernteam.
2.8.
De selectiecriteria die voor deze zaak relevant zijn, luiden:
“(…)
De nieuwe ‘Road to Tokyo’ is uitgesplitst in twee periodes:
  • 1 februari 2021 tot en met het 2e Olympische Kwalificatietoernooi (…)
  • De periode tussen de Olympische Kwalificatietoernooien tot en met de Olympische spelen 2021
(…)
  • Bondscoach heeft opdracht het team en de spelers op te stellen dat de grootste kans maakt kwalificatie te realiseren voor de Olympische Spelen en vervolgens de grootste kans maakt om optimaal resultaat te behalen op de Olympische Spelen.
  • Bondscoach is verantwoordelijk voor de selectie van de spelers.
(…)

Bondscoach selecteert uiterlijk een maand voor 1e Olympisch Kwalificatietoernooi 4 spelers, waarvan 2 spelers in de Top 10 van Nederland moeten staan conform FIBA-richtlijnen. Uiterlijk één week voor 1e Olympisch Kwalificatietoernooi selecteert de bondscoach 2 reservespelers, die beiden in de Top 10 van Nederland moeten staan. *
(…)
Bij plaatsing voor de Olympische Spelen 2021 op een van de Olympisch Kwalificatietoernooien:

Bondscoach nomineert uit de spelers die de OKT’s hebben gespeeld 4 spelers die naar de Olympische Spelen gaan. *
Definitieve selectie voor de Olympische Spelen 2021:

Op uiterlijk 3 juli 2021 kiest de bondscoach 6 spelers (4 spelers, waarvan 2 uit de Top10 en 2 uit de Top 50 of in het bezit van minimaal 5400 ranking punten op 13 juni 2021) en 2 reserves (beide uit de Top 10), die de Olympische Spelen gaan spelen. *
* in geval van blessures, vormverlies en/of verlies van commitment kan de bondscoach besluiten de selectie te wijzigen, waarbij een optimale rotatie leading is én procedureel mogelijk. Indien met de bestaande reserves er geen optimale rotatie mogelijk is, kan de Bondscoach besluiten een extra reserve op te roepen.
(…)”

3.Hoe oordeelt de voorzieningenrechter?

3.1.
De voorzieningenrechter wijst de vorderingen van [eiser] af. Hieronder staat uitgelegd waarom.
Voorvragen
3.2.
Voordat de zaak inhoudelijk kan worden beoordeeld, moeten er eerst drie voorvragen worden beantwoord.
Is de uitspraak van de Commissie van Beroep onaantastbaar? Nee
3.3.
Volgens NBB is de beslissing van de CvB een bindend advies in de zin van artikel 7:900 BW, waaraan [eiser] gebonden is. Dit kort geding is een verkapt appel en daarmee handelt [eiser] in strijd met de statuten en reglement van NBB en met artikel 7:904 BW, zo zegt NBB. [eiser] kan deze beslissing, volgens NBB, niet meer aantasten. [eiser] moet daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vorderingen, vindt NBB.
3.4.
Voor zover de beslissing van de CvB als een bindend advies moet worden beschouwd, heeft te gelden dat ook deze kan worden aangetast. Die beslissing is namelijk vernietigbaar als het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat een partij daaraan is gebonden (artikel 7:904 lid 1 BW). Daarom al gaat het argument van NBB niet op.
Had [eiser] zijn vordering bij het CAS moeten instellen? Nee
3.5.
Volgens NBB had [eiser] zijn vorderingen aan het Court of Arbitration (CAS) moeten voorleggen in plaats van aan de voorzieningenrechter.
3.6.
Dat er ook een andere manier van geschilbeslechting open staat, betekent niet automatisch dat [eiser] geen kort geding mag instellen bij de civiele rechter. Er is niet gesteld of gebleken dat partijen zijn overeengekomen dat geschillen tussen hen alleen via arbitrage bij het CAS zullen worden beslecht. Ook dit argument van NBB wordt dus verworpen. De voorzieningenrechter is bevoegd om deze zaak te behandelen.
Heeft [eiser] belang bij zijn vorderingen? Ja
3.7.
Volgens NBB heeft [eiser] geen belang bij zijn vorderingen, omdat deze niet meer kunnen worden uitgevoerd. De deadline voor de aanmelding van deelnemers aan de Olympische spelen is namelijk op 5 juli jl. verstreken.
3.8.
De selectie van het 3x3 basketbalteam is inderdaad is op 5 juli jl. aan de internationale basketbalbond FIBA doorgegeven. Uit productie 6 van NBB volgt dat er tot 23 juli a.s. nog wijzigingen kunnen worden doorgegeven. Uit productie 4 van NBB volgt dat dit alleen kan als er een basisspeler geblesseerd is geraakt. Partijen zijn het hierover eens. [eiser] zegt echter dat hij hierover telefonisch contact heeft gehad met (een medewerkster van) het NOC/NSF en dat zij aan hem heeft gemeld dat het mogelijk is voor het NOC/NSF om een aanmelding te wijzigen op grond van het oordeel van een rechter. NBB heeft dit niet (voldoende gemotiveerd) betwist, zodat de voorzieningenrechter er van uitgaat dat er nog mogelijkheden zijn als hij de vorderingen van [eiser] zou toewijzen. [eiser] heeft dus belang bij die vorderingen.
Conclusie voorvragen
3.9.
Uit het bovenstaande volgt dat [eiser] ontvankelijk is in zijn vorderingen en dat de voorzieningenrechter bevoegd is deze te beoordelen.
Inhoudelijk oordeel
3.10.
Nu de zaak niet al op de voorvragen is gestrand, gaat de voorzieningenrechter over tot de inhoudelijke beoordeling.
Zijn de selectiecriteria zijn een overeenkomst tussen de spelers en NBB? Nee
3.11.
[eiser] zegt dat de selectiecriteria gelden als een overeenkomst tussen de spelers en NBB.
3.12.
NBB betwist dit en zegt dat er sprake is van beleid. Vervolgens geldt dan, aldus NBB, dat artikel 2:15 lid 1 sub c BW – dat bepaalt dat een besluit kan worden vernietigd als het in strijd is met een reglement – niet van toepassing is, omdat er sprake is van beleid en niet van een reglement. NBB verwijst daarvoor naar het besluit van de CvB.
3.13.
De voorzieningenrechter ziet dit anders. Er is sprake van een reglement, waarmee de spelers hebben ingestemd door ondertekening. Een reglement is een samenstel van regels dat in acht moet worden genomen in een bepaalde organisatie en dat beschrijft hoe er moet worden gehandeld in een bepaalde situatie. De “Road tot Tokyo” is een beslissingsmodel waarin wordt weergegeven welke stappen moeten worden genomen en welke criteria bij die stappen gelden om tot het besluit te komen welke spelers gaan spelen op de Olympische Spelen. De “road to Tokyo” kwalificeert daarom als een reglement, zodat er kan worden getoetst aan artikel 2:15 lid 1 sub c BW.
Hoe moeten de selectiecriteria worden uitgelegd? De uitleg van NBB wordt gevolgd
3.14.
[eiser] en NBB geven allebei een andere uitleg aan de selectiecriteria. [eiser] zegt dat volgens de criteria de definitieve selectie van de basisspelers voor de Olympische Spelen bestaat uit de basisspelers die de OKT1 hebben gespeeld. NBB zegt dat uit de criteria volgt – en dat het ook de bedoeling was – dat de basisspelers voor de Olympische Spelen door de bondscoach zouden worden gekozen uit de zes spelers die waren geselecteerd voor de OKT’s, maar dat de verdeling basis-/reservespeler nog niet vaststond. De voorzieningenrechter vindt de uitleg van NBB aannemelijker. Hieronder staat waarom.
3.15.
[eiser] kijkt vooral naar de formulering van het selectiemoment na de OKT’s (4e bullit in 2.8). Als er alleen wordt gekeken naar de specifieke bewoordingen van dat selectiemoment kan daarin gelezen worden dat de uitleg van [eiser] wordt bevestigd. Als naar het grotere geheel van de selectiecriteria wordt gekeken, ontstaat echter een ander beeld.
3.16.
Het uitgangspunt is van de “Road to Tokyo” is dat het team wordt geselecteerd dat de grootste kans heeft om een optimaal resultaat te behalen op de spelen en dat de bondscoach verantwoordelijk is voor die selectie.
3.17.
Vervolgens worden er twee periodes en drie selectiemomenten genoemd. De voorzieningenrechter laat de selectie voor het OKT2 buiten beschouwing, want het 3x3 basketbalteam heeft zich tijdens OKT1 al gekwalificeerd voor de Olympische Spelen 2021. De drie selectiemomenten zijn dan 1) selectie voor deelname aan het OKT1, 2) selectie na OKT1, 3) definitieve selectie.
3.18.
Bij elk van de drie selectiemomenten staat een asterisk die verwijst naar een bepaling waarin staat dat de bondscoach de selectie nog kan wijzigen bij blessures, vormverlies en/of verlies van commitment. Partijen zijn het erover eens dat geen van deze situaties zich voordoet bij [eiser] .
3.19.
Het noemen van drie selectiemomenten suggereert dat er op die drie momenten ook daadwerkelijk iets te selecteren valt. Het ligt daarom niet voor de hand dat de bond(scoach) vast zou zitten aan het OKT1-team, tenzij er sprake is van blessures, vormverlies en/of verlies van commitment van een van de spelers van het OKT1-team. Het tweede en derde selectiemoment zou daarmee niet nodig zijn. Het heeft dan ook geen zin om twee periodes te onderscheiden. Bovendien past het ook niet bij het uitgangspunt dat het beste team op de olympische spelen speelt. Het OKT1-team is namelijk niet zonder meer het beste team, ook al heeft het zich gekwalificeerd voor de Olympische Spelen. Het is denkbaar dat er een nog beter team is samen te stellen.
3.20.
NBB heeft aannemelijk gemaakt dat dit zich hier voordoet. [D] was geselecteerd als basisspeler voor OKT1. [D] heeft toen niet gespeeld, want hij was geblesseerd. Volgens [eiser] was [D] als basisspeler geselecteerd om aan formaliteiten te kunnen voldoen, maar heeft de coach hem van meet af aan gezegd dat hij, [eiser] , zou spelen. Volgens NBB zou [D] het OKT1hebben gespeeld als hij niet geblesseerd was. Dat laatste lijkt aannemelijk, gelet op het volgende. NBB heeft op de zitting verklaard dat NBB [D] in 2020 uit [land] over heeft laten komen om het team te helpen zich te kwalificeren voor de Olympische Spelen van 2020. Toen die spelen niet doorgingen is [D] terug gegaan naar [land] . In februari 2021 heeft NBB [D] weer naar Nederland gehaald, nu voor de Olympische Spelen van 2021. Hij kreeg een A-status en die van [eiser] werd ingetrokken. Daaruit valt af te leiden dat de bondscoach van mening is dat een olympisch team met [D] de grootste kans maakt.
3.21.
Deze feitelijke gang van zaken ondersteunt de uitleg dat er meerdere keuzemomenten bedoeld, en nodig, zijn. Anders zou NBB vastzitten aan het OKT1-team waarvan de samenstelling mede is bepaald door een blessure van iemand die als basisspeler was geselecteerd, terwijl er met een andere teamsamenstelling een grotere kans op succes is in Tokyo.
Is het besluit van NBB in strijd met de redelijkheid en billijkheid? Nee
3.22.
[eiser] zegt dat ook als de criteria goed zijn toegepast, het besluit om hem niet naar Tokyo te sturen als basisspeler in strijd is met de redelijkheid en billijkheid, omdat het team met hem erbij, om allerlei redenen, beter zou zijn dan met [D] .
3.23.
Het is niet aan de voorzieningenrechter om op de stoel van de bondscoach te gaan zitten. De voorzieningenrechter mag alleen marginaal toetsen of de bondscoach in redelijkheid en billijkheid tot zijn beslissing kon komen. Dat is zo, gelet op wat in 3.20 staat.
Proceskosten
3.24.
[eiser] krijgt ongelijk en moet daarom de proceskosten van NBB betalen. Die kosten worden begroot op:
- griffierecht € 667,00
- salaris advocaat
1.016,00
Totaal € 1.683,00

4.De beslissing

De voorzieningenrechter
4.1.
wijst de vorderingen af,
4.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van NBB tot op heden begroot op € 1.683,00,
4.3.
veroordeelt [eiser] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 163,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [eiser] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 85,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,
4.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.J. van Maanen en in het openbaar uitgesproken op 12 juli 2021. [1]

Voetnoten

1.MB (4209)