ECLI:NL:RBMNE:2021:312

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
2 februari 2021
Publicatiedatum
2 februari 2021
Zaaknummer
16-171034-20 (ontneming)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel in mensenhandelzaak

In deze ontnemingszaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 2 februari 2021 uitspraak gedaan in de zaak tegen een veroordeelde voor mensenhandel. De rechtbank heeft vastgesteld dat het wederrechtelijk verkregen voordeel van de veroordeelde € 39.660,- bedraagt, dat aan de Staat moet worden betaald. De vordering is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 5 januari 2021, waarbij het onderzoek is gesloten op 19 januari 2021. De officier van justitie, mr. D.M.A. van der Zwan, heeft de hoogte van het wederrechtelijk verkregen voordeel onderbouwd met een ontnemingsrapport, waaruit blijkt dat het slachtoffer een bedrag van € 40.263,- naar de bankrekening van de veroordeelde heeft overgemaakt. De verdediging heeft zich, in geval van een bewezenverklaring, akkoord verklaard met het bedrag van € 39.660,-. De rechtbank heeft de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel gebaseerd op de gegevens uit het ontnemingsrapport en heeft het bedrag vastgesteld op € 39.660,-, na aftrek van een terugbetaling van € 603,- door de veroordeelde aan het slachtoffer. De rechtbank heeft de verplichting opgelegd tot betaling van dit bedrag aan de Staat, en de duur van de gijzeling is vastgesteld op maximaal 3 jaar. Het vonnis is uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, R.S. Wijkstra, en is openbaar gemaakt op dezelfde datum.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16-171034-20 (ontneming)
Vonnis van de meervoudige kamer op de vordering van de officier van justitie tot ontneming
in de zaak tegen
[veroordeelde],
geboren op [1983] te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] ,
thans verblijvende [verblijfplaats] te [plaatsnaam] ,
hierna te noemen: veroordeelde.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

De vordering is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 5 januari 2021. Het onderzoek ter terechtzitting is gesloten op 19 januari 2021.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. D.M.A. van der Zwan en van hetgeen verdachte en mr. A. Çinar, advocaat te Heerlen, naar voren hebben gebracht.
De tegen verdachte aanhangig gemaakte strafzaak is tevens op 5 januari 2021 behandeld en het onderzoek ter terechtzitting in die zaak is eveneens op 19 januari 2021 gesloten.

2.VORDERING

2.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de rechtbank het door de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel schat op een bedrag van € 39.660,- en dat aan de veroordeelde de verplichting wordt opgelegd tot betaling aan de Staat van dat bedrag.
Met betrekking tot de hoogte van het bedrag heeft de officier van justitie aangesloten bij de berekening in het ontnemingsrapport. Hieruit volgt dat het slachtoffer een bedrag van
€ 40.263 naar de bankrekening van veroordeelde heeft overgemaakt. Ter terechtzitting is gebleken dat veroordeelde een bedrag van € 603,- naar de rekening van het slachtoffer heeft overgemaakt en dit bedrag heeft de officier van justitie op het eerder genoemde bedrag in mindering gebracht.
2.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich, in geval van een bewezenverklaring, op het standpunt gesteld dat het wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld kan worden op € 39.660-.

3.BEOORDELING VAN DE VORDERING

3.1
De grondslag van de vordering
De veroordeelde is bij vonnis van 2 februari van deze rechtbank veroordeeld voor het volgende strafbare feit:
mensenhandel
in de periode van 4 augustus 2018 tot en met 29 juni 2020.
De grondslag voor de ontnemingsvordering is een veroordeling voor een strafbaar feit. Voor de ontnemingsvordering betekent dit dat bij de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel kan worden gelet op voordeel afkomstig uit het strafbare feit dat de veroordeelde heeft begaan en strafbare feiten waarvan aannemelijk is dat veroordeelde deze heeft begaan (artikel 36e lid 2 Wetboek van Strafrecht).
3.2
Beoordeling en berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel
Voor de berekening van de opbrengsten en kosten neemt de rechtbank – voor zover niet anders wordt vermeld – tot uitgangspunt wat is opgenomen in het ontnemingsrapport. [1] Hieruit en uit de in het strafvonnis gebruikte bewijsmiddelen volgt dat vanaf de bankrekeningen van het slachtoffer [slachtoffer] een totaalbedrag van € 40.263,- naar de bankrekening van veroordeelde is overgemaakt. De eerste overschrijving vond plaats op 5 december 2018 en de laatste overschrijving vond plaats op 27 juni 2020.
Ter terechtzitting is gebleken dat veroordeelde een bedrag van € 603,- aan het slachtoffer heeft terugbetaald. Dit bedrag zal de rechtbank dan ook in mindering brengen op het bedrag van € 40.263,-.
Gelet op het voorgaande stelt de rechtbank het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op € 39.660-.
3.3
Betalingsverplichting
De rechtbank stelt het bedrag dat door veroordeelde dient te worden betaald aan de staat vast op € 39.660-.

4.TOEGEPAST WETSARTIKEL

De op te leggen maatregel is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

5.BESLISSING

De rechtbank:
- stelt het bedrag waarop het door de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op € 39.660,-;
- legt de veroordeelde de verplichting op tot betaling van € 39.660,- aan de staat ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel;
- bepaalt de duur van de gijzeling die met toepassing van artikel 6:6:25 van het Wetboek van Strafvordering ten hoogste kan worden gevorderd op 3 jaar.
Dit vonnis is gewezen door mr. D. Riani el Achhab, voorzitter, mrs. A.J.P. Schotman en R.L.M. van Opstal, rechters, in tegenwoordigheid van R.S Wijkstra, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 2 februari 2021.
Mr. A.J.P. Schotman en de griffier zijn buiten staat dit vonnis te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het “Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel per delict’, onderzoeksnummer [.] / [..] .