Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
thans verblijvende [verblijfplaats] te [plaatsnaam] ,
Rechtbank Midden-Nederland
In deze ontnemingszaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 2 februari 2021 uitspraak gedaan in de zaak tegen een veroordeelde voor mensenhandel. De rechtbank heeft vastgesteld dat het wederrechtelijk verkregen voordeel van de veroordeelde € 39.660,- bedraagt, dat aan de Staat moet worden betaald. De vordering is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 5 januari 2021, waarbij het onderzoek is gesloten op 19 januari 2021. De officier van justitie, mr. D.M.A. van der Zwan, heeft de hoogte van het wederrechtelijk verkregen voordeel onderbouwd met een ontnemingsrapport, waaruit blijkt dat het slachtoffer een bedrag van € 40.263,- naar de bankrekening van de veroordeelde heeft overgemaakt. De verdediging heeft zich, in geval van een bewezenverklaring, akkoord verklaard met het bedrag van € 39.660,-. De rechtbank heeft de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel gebaseerd op de gegevens uit het ontnemingsrapport en heeft het bedrag vastgesteld op € 39.660,-, na aftrek van een terugbetaling van € 603,- door de veroordeelde aan het slachtoffer. De rechtbank heeft de verplichting opgelegd tot betaling van dit bedrag aan de Staat, en de duur van de gijzeling is vastgesteld op maximaal 3 jaar. Het vonnis is uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, R.S. Wijkstra, en is openbaar gemaakt op dezelfde datum.