ECLI:NL:RBMNE:2021:3111

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
13 juli 2021
Publicatiedatum
14 juli 2021
Zaaknummer
9305228
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Executiegeschil in kort geding over ontruimingsvonnis met vordering tot schorsing

In deze zaak, die zich afspeelt in Almere, heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 13 juli 2021 uitspraak gedaan in een kort geding dat volgde op een eerder vonnis van 9 juni 2021. In dat eerdere vonnis was de huurovereenkomst tussen de eiseres en de Stichting Woningcorporaties Het Gooi en Omstreken ontbonden, en was de eiseres veroordeeld tot ontruiming van haar woning. De eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. M.J. Schimmel, vorderde in het kort geding dat de executie van het ontruimingsvonnis werd geschorst, omdat zij geen alternatieve woonruimte had en de ontruiming ernstige gevolgen voor haar en haar minderjarige zoon zou hebben. De gedaagde, vertegenwoordigd door mr. H.W. van Yperen, verweerde zich door te stellen dat de kantonrechter de uitvoerbaarheid bij voorraad al gemotiveerd had en dat de belangen van de eiseres niet zwaarder wogen dan die van de gedaagde, die al vier jaar ernstige overlast van de eiseres had ervaren.

De kantonrechter overwoog dat de eiseres niet had aangetoond dat er sprake was van nieuwe feiten die een heroverweging van de uitvoerbaarheid bij voorraad rechtvaardigden. De rechter concludeerde dat het belang van de eiseres bij behoud van de woning niet opwoog tegen het belang van de gedaagde bij voortzetting van de tenuitvoerlegging van het vonnis. De vorderingen van de eiseres werden afgewezen, en zij werd veroordeeld in de proceskosten van de gedaagde, die op € 498,00 werden begroot. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door de rechters K.G.F. van der Kraats en S.C. Hagedoorn.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Almere
Vonnis in kort geding van 13 juli 2021
in de zaak met zaaknummer / rolnummer 9305228 / MV EXPL 21-81 van
[eiseres],
wonende te [woonplaats] ,
eiseres, hierna ook te noemen: [eiseres] ,
gemachtigde mr. M.J. Schimmel,
tegen
de stichting
STICHTING WONINGCORPORATIES HET GOOI EN OMSTREKEN,
gevestigd te Hilversum,
gedaagde, hierna ook te noemen: Het Gooi,
gemachtigde mr. H.W. van Yperen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding, met producties, van 1 juli 2021;
  • de conclusie van antwoord met producties;
  • de wijziging van eis van [eiseres] ;
  • de mondelinge behandeling op 12 juli 2021, waarvan de griffier aantekening heeft gehouden;
  • de pleitnota van [eiseres] .
1.2.
De mondelinge behandeling heeft via een Skypeverbinding plaatsgevonden. Beide partijen waren daarbij aanwezig, vergezeld door hun gemachtigde. Voor [eiseres] was er een tolk. Ook de oudste zoon van [eiseres] was (buiten beeld) bij de Skypezitting aanwezig.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Op 9 juni 2021 heeft de kantonrechter van deze rechtbank tussen partijen vonnis gewezen (zaaknummer: 9023310 MC EXPL 21-1047). Daarin is de huurovereenkomst tussen partijen ontbonden en is [eiseres] veroordeeld tot ontruiming van de woning aan de [adres] te [plaatsnaam] . Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
2.2.
Het Gooi heeft de uitspraak op 25 juni 2021 aan [eiseres] laten betekenen. De ontruiming is gepland op 15 juli 2021.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert, na wijziging van eis, primair dat Het Gooi wordt verboden om over te gaan tot de executie van het vonnis van 9 juni 2019. Subsidiair vordert [eiseres] dat Het Gooi wordt veroordeeld tot opschorting van de executie tot in de appelprocedure een eindarrest is gewezen. [eiseres] vordert uiterst subsidiair dat Het Gooi wordt veroordeeld om de executie van het vonnis tot en met 1 september 2021 op te schorten, althans tot de datum die de kantonrechter in goede justitie juist acht. Daarnaast vordert [eiseres] dat Het Gooi wordt veroordeeld in de kosten van dit geding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na betekening van dit vonnis tot de dag der algehele voldoening.
3.2.
[eiseres] stelt ter onderbouwing van de vordering dat er in het ontruimingsvonnis geen belangenafweging heeft plaatsgevonden ten aanzien van de uitvoerbaar bij voorraadverklaring en dat die afweging in dit geschil dient plaats te vinden. [eiseres] stelt dat haar belang erin is gelegen dat zij met haar minderjarige zoon in de woning woont en dat zij geen alternatief onderdak in de regio heeft. De zoon die de (ergste) overlast zou hebben veroorzaakt, woont er niet meer. Ook is onduidelijk waarom haar geen kans in het kader van het Tweede Kans Beleid is geboden. De stress rondom deze zaak heeft een negatieve invloed om de gezondheid van [eiseres] .
Daarnaast meent [eiseres] dat het ontruimingsvonnis op een kennelijke misslag berust, namelijk dat [eiseres] niet zou hebben meegewerkt aan alternatieven voor ontruiming. [eiseres] voert aan dat zij juist open staat voor bemiddeling maar dat Het Gooi dat niet kansrijk acht. Ook zou er een noodtoestand ontstaan nu [eiseres] geen andere woonruimte heeft.
3.3.
Het Gooi heeft de kantonrechter verzocht de vorderingen af te wijzen en [eiseres] te veroordelen in de proceskosten.
3.4.
Het Gooi voert gemotiveerd verweer. Volgens Het Gooi heeft de kantonrechter de beslissing om het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren reeds gemotiveerd, waardoor in de belangenafweging alleen feiten kunnen worden betrokken die zich na het wijzen van het vonnis hebben voorgedaan. Dat geldt volgens Het Gooi ook omdat [eiseres] in de bodemprocedure geen verweer heeft gevoerd tegen de uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De overlast werd en wordt volgens Het Gooi niet alleen door de middelste zoon (die nu elders staat ingeschreven) veroorzaakt. Het Gooi voert aan dat die zoon nog regelmatig aanwezig is in de woning en dat het nog altijd onrustig is. Het belang van [eiseres] bij behoud van haar woning en dreigende dakloosheid is volgens Het Gooi geen nieuw belang. Dat belang heeft de kantonrechter ook al bij het toewijzen van de ontbinding van de huurovereenkomst en de ontruiming van het gehuurde meegewogen. Het Gooi stelt zich op het standpunt dat dat belang bovendien niet zwaarder kan wegen dan het belang van Het Gooi, omdat [eiseres] al vier jaar structureel ernstige overlast veroorzaakt en die overlast nog steeds voortduurt. Van een kennelijke misslag is volgens Het Gooi geen sprake. De bemiddeling is zonder succes afgerond. Eerst stond daaraan in de weg dat [eiseres] op geen enkele wijze de overlast erkende en later waren de buurtbewoners er wel klaar mee. [eiseres] heeft op meerdere keren aangegeven niet te willen voldoen aan de voorwaarden in het kader van het Tweede Kans Beleid.
3.5.
Op de stellingen van partijen die voor de beoordeling van belang zijn, wordt hierna nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De Hoge Raad heeft de volgende maatstaf geformuleerd voor executiegeschillen zoals de onderhavige (HR 20 december 2019, ECLI:NL:HR:2019:2026). Uitgangspunt is dat een uitgesproken veroordeling, hangende een hogere voorziening, uitvoerbaar dient te zijn. Afwijking van dit uitgangspunt kan worden gerechtvaardigd door omstandigheden
die meebrengen dat, zolang niet op het door hem ingestelde rechtsmiddel is beslist, het belang van de veroordeelde bij behoud van de bestaande toestand, zwaarder weegt dan het belang van de executant bij voortzetting van de ten uitvoerlegging van het vonnis. Bij de toepassing van dit uitgangspunt moet worden uitgegaan van de inhoud van het vonnis en moet de kans van slagen van het hoger beroep buiten beschouwing worden gelaten. Wel kan de rechter in zijn oordeelsvorming betrekken of de ten uitvoer te leggen beslissing berust op een kennelijke misslag.
4.2.
Indien de beslissing over de uitvoerbaarheid bij voorraad in de ten uitvoer te leggen uitspraak is gemotiveerd, moet eiser aan zijn vordering feiten en omstandigheden ten grondslag leggen die niet in aanmerking konden worden genomen bij de beslissing omdat ze zich daarna hebben voorgedaan, en die kunnen rechtvaardigen dat van die beslissing wordt afgeweken. Als een motivering ontbreekt, dient te worden beslist met inachtneming van het uitgangspunt zoals hier onder ro. 4.1. beschreven.
4.3.
De beslissing het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren is niet expliciet gemotiveerd. De kantonrechter merkt daarbij op dat [eiseres] in de bodemprocedure geen verweer heeft gevoerd tegen de gevorderde verklaring van uitvoerbaarheid bij voorraad, zodat de kantonrechter daar niet op in hoefde te gaan. Partijen twisten over de vraag of [eiseres] onder die omstandigheden aanspraak kan maken op een volledige belangenafweging als bedoeld in het arrest van de Hoge Raad. De kantonrechter is geneigd die vraag ontkennend te beantwoorden, met name omdat het toestaan van een volledige belangenafweging ertoe kan leiden dat partijen uit strategisch oogpunt in een bodemprocedure niet reeds over de uitvoerbaarheid bij voorraad debatteren maar hiervoor een kort geding aanspannen, hetgeen zich naar het oordeel van de kantonrechter niet goed verhoudt tot het beginsel van concentratie van verweren en de goede procesorde. De opgeworpen vraag behoeft echter geen beantwoording omdat ook als die vraag bevestigend moet worden beantwoord, de gevraagde voorziening zal worden afgewezen. Daartoe overweegt de kantonrechter het volgende.
4.4.
Volgens [eiseres] weegt het belang van Het Gooi om te ontruimen niet op tegen haar belang om het hoger beroep af te wachten. [eiseres] heeft aangevoerd dat haar belang erin is gelegen dat (1) de overlast is beëindigd door de verhuizing van haar middelste zoon, dat (2) zij als alleenstaande vrouw met de zorg voor haar minderjarige zoon geen alternatief onderdak heeft en haar lichamelijke gesteldheid te leiden heeft onder de stress, waardoor ook een noodsituatie voor haar zal ontstaan bij ontruiming, en dat (3) haar geen kans in het kader van het Tweede Kans Beleid is geboden en sprake is van een kennelijke misslag omdat zij wel zou meewerken aan alternatieven.
Sub (1)
4.5.
[eiseres] heeft toegelicht dat de overlast is beëindigd en dat de middelste zoon die de (meeste) overlast verzorgde niet meer in het huis woont. [eiseres] op de mondelinge behandeling van 12 juli 2021 op de vraag van de voorzieningenrechter geantwoord dat bij de mondelinge behandeling in de bodemprocedure ook is besproken dat de middelste zoon van het woonadres is uitgeschreven.
Volgens Het Gooi veroorzaakten alle gezinsleden overlast. Het Gooi heeft weersproken dat de overlast is beëindigd en heeft ter onderbouwing een verklaring van een van de buren overgelegd. Volgens het Gooi is de middelste zoon nog steeds regelmatig in de woning aanwezig.
4.6.
Omdat bij de mondelinge behandeling in de bodemprocedure is besproken dat de middelste zoon niet meer in de woning woonde, was de kantonrechter in de bodemprocedure reeds met die omstandigheid bekend. De kantonrechter heeft in het ontruimingsvonnis bij het oordeel betrokken dat eventuele verbeteringen in het gedrag de tekortkomingen in het verleden niet ongedaan maken (ro. 4.17). Een executiegeschil is niet een verkapt rechtsmiddel. Dat de overlast alleen of met name afkomstig was van de middelste zoon, blijkt ook niet uit het ontruimingsvonnis en staat zodoende niet vast. Ook staat, vanwege de betwisting door Het Gooi, niet vast dat er geen sprake meer is van overlast. De omstandigheid dat de middelste zoon niet meer op het adres woont, kan zodoende niet tot de conclusie leiden dat de overlast is beëindigd.
Sub (2)
4.7.
Het belang van [eiseres] ziet er met name op dat het voor haar en haar (jongste) zoon bijzonder ingrijpend is dat zij de woning kwijtraakt. Dat is een vanzelfsprekend gevolg van een vonnis tot ontbinding en ontruiming. Er mag dan ook vanuit worden gegaan dat die belangen reeds zijn meegewogen door de kantonrechter in zijn beslissing over de ontbinding en ontruiming. Dat de kantonrechter dit heeft meegewogen, blijkt ook uit het ontruimingsvonnis onder ro. 4.18, waar is overwogen dat de belangen van [eiseres] niet opwegen tegen het gewicht van de tekortkomingen. Het belang dat [eiseres] tot op heden geen andere woning in de regio heeft kunnen vinden, doet daar niet aan af. Dat sprake is van een bijzondere (nood)toestand, zoals bijvoorbeeld een gezondheidstoestand, waardoor de tenuitvoerlegging onaanvaardbaar is, is de voorzieningenrechter niet gebleken. De brief van de psycholoog van 26 oktober 2020 (productie 4 bij dagvaarding) waaruit blijkt dat [eiseres] stress ervaart en daardoor somatische klachten heeft, is daarvoor onvoldoende. Dat de situatie rondom het coronavirus voor [eiseres] in het bijzonder tot een noodtoestand leidt, is de voorzieningenrechter niet gebleken.
Sub (3)
4.8.
Ter onderbouwing van het standpunt dat sprake is van een kennelijke misslag, stelt [eiseres] dat in het ontruimingsvonnis ten onrechte is overwogen dat zij niet zou hebben meegewerkt aan alternatieven voor ontruiming. [eiseres] voert aan dat zij juist open staat voor bemiddeling maar dat Het Gooi dat niet kansrijk acht.
Het Gooi voert aan dat van een kennelijke misslag alleen sprake is als deze misslag evident, duidelijk en redelijkerwijs niet voor discussie vatbaar is. Daarvan is volgens Het Gooi in dit geval geen sprake.
4.9.
De voorzieningenrechter begrijpt dat [eiseres] doelt op de overweging onder ro. 4.16 van het ontruimingsvonnis. De kantonrechter heeft daarin overwogen dat het feit dat [eiseres] ontkent dat zij op enige manier overlast heeft veroorzaakt, ervoor zorgt dat een (bemiddelings)gesprek geen oplossing heeft en zal kunnen bieden.
Van een kennelijke misslag is sprake als de fout voor eenieder op het eerste gezicht als zodanig herkenbaar is. [eiseres] heeft tijdens de mondelinge behandeling van 12 juli 2021 haar standpunt dat zij geen overlast veroorzaakt, herhaald. Uit de stukken van [eiseres] (productie 4 bij dagvaarding) blijkt niet dat [eiseres] open stond voor buurtbemiddeling en dat zij daaraan heeft meegewerkt. Dat sprake is van een kennelijke misslag is zodoende niet gebleken.
Conclusie
4.10.
De kantonrechter is op basis van het voorgaande van oordeel dat dat het belang van [eiseres] bij behoud van de bestaande toestand niet zwaarder weegt dan het belang van Het Gooi bij voortzetting van de tenuitvoerlegging van het vonnis van de kantonrechter van 9 juni 2021. Evenmin is sprake van een kennelijke misslag.
4.11.
Slotsom is dat de vorderingen niet voor toewijzing in aanmerking komen.
Proceskosten
4.12.
[eiseres] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Het Gooi worden begroot op € 498,00 aan salaris gemachtigde.

5.De beslissing

De kantonrechter, rechtdoende in kort geding:
5.1.
wijst de vorderingen af;
5.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, aan de zijde van Het Gooi tot op heden begroot op € 498,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.G.F. van der Kraats en in het openbaar uitgesproken door mr. S.C. Hagedoorn op 13 juli 2021.