Beoordeling van het verzoek
Wat beoordeelt de voorzieningenrechter?
3. Voor het treffen van een voorlopige voorziening in de fase van bezwaar is in beginsel alleen aanleiding als de omgevingsvergunning zodanig gebrekkig is dat deze in de heroverweging naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet of niet volledig in stand kan blijven. De voorzieningenrechter geeft in deze uitspraak daarom eerst een voorlopig oordeel over de vraag of de omgevingsvergunning rechtmatig is of niet. Daarna zal zij beoordelen of de belangen van verzoekster om de omgevingsvergunning te schorsen al dan niet zwaarder moeten wegen dan de belangen van het college en vergunninghoudster om de omgevingsvergunning in stand te laten. Hoe zekerder de voorzieningenrechter is over de rechtmatigheid van het besluit, hoe minder ruimte er is voor de belangen van verzoekster.
4. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een eventuele bodemprocedure niet.
De rechtmatigheid van het besluit
5. Het kappen van 43 bomen is een activiteit waarvoor een omgevingsvergunning vereist is.Het college kan een vergunning weigeren dan wel onder voorschriften verlenen in het belang van de ecologische, ruimtelijke, milieu, of cultuurhistorische waarde van de te kappen bomen.Aan de omgevingsvergunning wordt in ieder geval het voorschrift verbonden dat er binnen 36 maanden bomen moeten worden herplant.
6. Het verlenen van een kapvergunning is een bevoegdheid van het college, waarbij het college beleidsruimte heeft. De voorzieningenrechter toetst of het college bij de afweging van de betrokken belangen in redelijkheid tot het verlenen van de omgevingsvergunning heeft kunnen komen.
7. Verzoekster voert aan dat niet of onvoldoende is onderzocht of hole 15 verplaatst kan worden, waardoor er andere, minder waardevolle bomen, moeten worden gekapt. Meer waardevolle bomen kunnen dan behouden blijven.
8. De voorzieningenrechter volgt verzoekster hierin niet. Het college moet de aanvraag beoordelen zoals deze is ingediend. Dit is slechts anders als op voorhand duidelijk is dat een alternatieve locatie of plan tot een gelijkwaardig resultaat leidt met aanmerkelijk minder bezwaren.Verzoekster heeft niet aannemelijk gemaakt dat het verplaatsen van hole 15 tot een beter resultaat voor de te kappen bomen leidt. Uit de stukken blijkt dat bij de aanleg van hole 15 zorgvuldig is ingepast in de golffaciliteiten, het landschap en de natuur. De voorzieningenrechter betrekt daarbij dat het college en vergunninghoudster ter zitting hebben toegelicht dat het verplaatsen van het schootsveld van de bal bij hole 15 niet wenselijk is, omdat daarmee juist méér waardevolle bomen moeten worden gekapt. De bomen die nu worden gekapt, vormen juist het slechtste stukje van het bos. Het betoog van verzoekster slaagt niet.
9. Verzoekster voert aan dat het onderzoek naar de waarden van de bomen niet zorgvuldig is geweest, omdat niet alle te kappen bomen individueel beoordeeld zijn. Uit de veldbeoordeling door boomtechnisch adviseur [A] van 12 februari 2021 blijkt deze individuele beoordeling in elk geval niet. Het college heeft daardoor het belang van de waarden van de bomen niet goed kunnen beoordelen en afwegen.
10. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de bomenbeoordeling door het college voldoende zorgvuldig is geweest. Hoewel verzoekster moet worden toegegeven dat de beoordeling niet per individuele boom op papier staat, volgt uit de veldbeoordeling van
12 februari 2021 en de toelichting die daarop is gegeven dat het college wel alle bomen op hun waarden heeft beoordeeld. De voorzieningenrechter licht dit hierna toe.
11. Ter zitting heeft het college toegelicht dat niet alleen de veldbeoordeling, maar ook de bijlagen bij de aanvraag zijn betrokken bij de bomenbeoordeling. Bij de aanvraag is door vergunninghoudster een toelichting op de kapaanvraag gevoegd, waarin een tabel is opgenomen van alle te kappen bomen. Daarnaast heeft vergunninghoudster het rapport ‘Actualisatie gebiedsdekkend onderzoek flora en fauna 2016-2018, gedateerd 9 november 2018, van adviesbureau [adviesbureau 1] meegestuurd. Vervolgens heeft boomtechnisch adviseur [A] een beoordeling ter plaatse gedaan, waarbij hij alle bomen heeft beoordeeld. De bomen die er vanwege hun waarde uitspringen, of waar iets bijzonders mee aan de hand is, zijn vervolgens specifiek genoemd in de schriftelijke veldboordeling en daarna ook in de kapvergunning. Dit zijn bijvoorbeeld boom 344, waarin de bosuil verblijft, bomen 344, 346, 350 en 687, die een geschatte leeftijd van boven de 80 jaar hebben, en een aantal bomen die conform de richtlijnen van het Utrechtse bomenbeleid beeldbepalend zijn (nummers 325, 327, 329, 332, 333, 343, 344, 350, 352 en 687). Hieruit volgt naar het oordeel van de voorzieningenrechter dat het college de waarden van de bomen in voldoende mate in kaart heeft gebracht. Gelet op de toelichting op de zitting, de overige onderliggende stukken en het grotere geheel van de realisatie van het plangebied is de voorzieningenrechter van oordeel dat de bomenbeoordeling op zichzelf niet onzorgvuldig is geweest.
Ecologische en milieu waarde
12. Verzoekster voert aan dat de bomen vanwege hun ecologische en milieuwaarde moeten worden behouden. De bomen bieden namelijk schuil- en broedplaatsen aan dieren, zoals de bosuil en de kamsalamander. Het college heeft dit onvoldoende onderzocht en onderkend, aldus verzoekster.
13. De voorzieningenrechter is het niet met verzoekster eens. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter blijkt uit de kapvergunning dat het college het belang van de ecologische en milieu waarde van de bomen heeft onderkend en heeft betrokken in zijn afweging om de kapvergunning te verlenen. Ten aanzien van een aantal specifieke diersoorten zijn beschermende maatregelen genomen en kan de ecologische functie van de bomen voor het overige worden opgevangen door bomen in de omgeving. De voorzieningenrechter kan deze toelichting volgen. Dit wordt hierna verder uitgelegd.
14. Uit de bijlagen bij de aanvraag, de veldbeoordeling en de kapvergunning blijkt dat zowel vergunninghoudster als het college de ecologische en milieu-functie van de bomen onderkennen. In dit kader is door vergunninghoudster toegelicht dat het gehele project, vanwege de ecologische functie van de bomen, sinds 2007 wordt begeleid door [adviesbureau 1] . Ter zitting is toegelicht dat dit een continue proces van monitoring is dat intensief wordt begeleid door [adviesbureau 1] . Later is ook [adviesbureau 2] betrokken geraakt. Om de ecologische waarde en functie te beschermen is er door [adviesbureau 2] een ecologisch werkprotocol opgesteld. Naar aanleiding hiervan zijn er verschillende maatregelen genomen. De monitoring en maatregelen lopen ook nu nog door. Dit zal zo blijven totdat het gehele project is afgerond. De voorzieningenrechter acht het voorgaande voldoende zorgvuldig om aan de onderbouwing van de kapvergunning ten grondslag te kunnen leggen. De voorzieningenrechter acht daarbij van belang dat de Afdeling in 2018 heeft geoordeeld dat de ecologische onderzoeken door [adviesbureau 1] actueel en volledig warenen dat vergunninghoudster heeft toegelicht dat na de Actualisatie van 9 november 2018 deze onderzoeken ook nu nog voortdurend doorlopen en geactualiseerd worden. Ook acht de voorzieningenrechter van belang dat juist vanwege de ecologische waarde/functie (onder andere de aanwezigheid van bosuil en kamsalamander) de realisatie van de omgevingsvergunning uit 2015 - waarbij hole 15 al was toegestaan - vertraging heeft opgelopen en dat naar aanleiding hiervan het ecologisch werkprotocol is opgesteld en maatregelen zijn genomen.
15. Ter zitting heeft verzoekster specifiek haar zorgen geuit ten aanzien van de deskundigheid van het vaststellen dat de kamsalamander niet langer aanwezig is in het te kappen bos. Verzoekster heeft niet betwist dat er maatregelen zijn genomen, namelijk het plaatsen van een plastic scherm en emmers om de dieren af te vangen. Ter zitting heeft vergunninghoudster toegelicht dat deze maatregelen in afstemming met en onder begeleiding van [adviesbureau 1] en [adviesbureau 2] zijn opgezet. De emmers die langs het plastic scherm staan, worden regelmatig gecontroleerd, maar de kamsalamander is daarin niet (meer) gevangen. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding om hieraan te twijfelen. Daarmee is naar het oordeel van de voorzieningenrechter aannemelijk dat door het volgen van de door [adviesbureau 1] en [adviesbureau 2] voorgeschreven maatregelen geen kamsalamanders meer in het gebied zitten. Verzoekster heeft ook niet concreet onderbouwd dat er wél nog kamsalamanders aanwezig zijn. De voorzieningenrechter merkt daarbij op dat de gemachtigde van verzoekster zelf ter plaatse is geweest en foto’s heeft gemaakt van het plastic scherm en (lege) emmers.
16. Ten aanzien van de verblijfplaats van de bosuil in boom 344 overweegt de voorzieningenrechter dat hiervoor op grond van de Wet natuurbescherming een ontheffing is verleend door Gedeputeerde Staten van Utrecht. Bovendien is ter zitting toegelicht dat is gebleken dat de bosuil niet meer in boom 344 verblijft.
17. Gelet op het voorgaande is de voorzieningenrechter van oordeel dat het college de ecologische en milieu waarde van de bomen voldoende heeft onderzocht, onderkend en betrokken bij de afweging om de kapvergunning te verlenen.
Ruimtelijke en cultuurhistorische waarde
18. Ten aanzien van de ruimtelijke en cultuurhistorische waarde van de bomen is de voorzieningenrechter van oordeel dat het college voldoende heeft onderbouwd dat deze waarden niet aan de kapvergunning in de weg staan. Uit de veldbeoordeling door [A] blijkt dat een deel van de te kappen bomen ruimtelijke en cultuurhistorische waarde hebben, maar dat er niet één specifieke boom is aan te wijzen die een buitengewoon aandeel levert aan deze waarden. Het belang van behoud van deze bomen weegt daarom niet op tegen het belang om de bomen te kappen. De voorzieningenrechter kan deze toelichting volgen.
Belangenafweging en compensatie
19. Verzoekster heeft tot slot aangevoerd dat het belang van het behoud van de bomen zwaarder moet wegen dan het belang van vergunninghoudster om de bomen te kappen. Het college heeft dit miskend. Daarnaast voert verzoekster aan dat met het herplanten van 43 bomen met een omtrek van 20-25 centimeter geen serieuze compensatie wordt geboden voor de te kappen bomen.
20. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft het college redelijkerwijs het belang van vergunninghoudster kunnen laten prevaleren boven het belang van het behoud van de bomen. Het college overweegt dat de bomen plaats moeten maken voor de realisatie van de uitbreiding van de golfbaan en dat alle vergunningen daarvoor al verleend zijn. Verder blijkt volgens het college uit alle onderzoeken en de veldbeoordeling dat de functies van de bomen kunnen worden opgevangen door bomen in de directe omgeving. Ook zullen er 43 bomen worden herplant binnen het plangebied. Deze nieuwe bomen zijn weliswaar kleiner dan de bestaande bomen, maar deze nieuwe bomen zijn gezond, krijgen ten opzichte van elkaar de ruimte om zich goed te ontwikkelen en zullen de eerste jaren intensief verzorgd worden door vergunninghoudster. De voorzieningenrechter kan deze toelichting volgen. Het college heeft gelet daarop deze belangenafweging in redelijkheid kunnen maken.
22. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is de verleende kapvergunning niet op voorhand onrechtmatig te achten. Er is dus geen aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.