ECLI:NL:RBMNE:2021:309

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
22 januari 2021
Publicatiedatum
2 februari 2021
Zaaknummer
UTR 20/2000
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen de vastgestelde waarde van een woning in het kader van de Wet WOZ

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 22 januari 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, eigenaar van een woning, en de heffingsambtenaar van de gemeente Woerden. De zaak betreft de vaststelling van de waarde van de woning voor het belastingjaar 2020, welke door de heffingsambtenaar was vastgesteld op € 549.000,- op basis van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) met als waardepeildatum 1 januari 2019. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen deze vaststelling, maar het bezwaar werd ongegrond verklaard in het bestreden besluit van 12 mei 2020. Hierop heeft eiser beroep ingesteld bij de rechtbank.

Tijdens de zitting op 22 januari 2021, die via Skype for Business plaatsvond, hebben partijen een compromis bereikt over de waarde van de woning. De rechtbank heeft vastgesteld dat de waarde in het economisch verkeer, zoals bedoeld in artikel 17, tweede lid, van de Wet WOZ, op de waardepeildatum 1 januari 2019 moet worden vastgesteld op € 411.000,-. De rechtbank heeft het beroep van eiser gegrond verklaard, de bestreden uitspraak op bezwaar vernietigd en de waarde van de woning verlaagd. Tevens is de aanslag onroerendezaakbelasting dienovereenkomstig verminderd.

De rechtbank heeft verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 126,40 en heeft bepaald dat het betaalde griffierecht van € 48,- aan eiser moet worden vergoed. De uitspraak is gedaan door mr. J.J. Catsburg, rechter, in aanwezigheid van mr. B.L. Meijer, griffier, en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/2000

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van

[eiser], te [woonplaats] , eiser

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Woerden, verweerder

(gemachtigde: P.H.M. Verhoef).

Procesverloop

In het besluit van 29 februari 2020 (primair besluit) heeft verweerder op grond van de Wet
waardering onroerende zaken (Wet WOZ) de waarde van de woning aan de [adres] in [woonplaats] (de woning) voor het belastingjaar 2020 vastgesteld op € 549.000,- naar de waardepeildatum 1 januari 2019. Verweerder heeft bij deze beschikking aan eiser als eigenaar van de woning ook een aanslag onroerendezaakbelasting opgelegd, waarbij deze waarde als heffingsgrondslag is gehanteerd.
In het besluit van 12 mei 2020 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 januari 2021 via Skype for Business. Eiser is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk ter zitting uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de bestreden uitspraak op bezwaar;
- verlaagt de waarde van de woning naar € 411.000,-;
- bepaalt dat de aanslag onroerendezaakbelasting dienovereenkomstig wordt verminderd;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 126,40;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 48,- aan eiser te vergoeden;

Overwegingen

De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
Partijen hebben voorafgaand aan de zitting bij wijze van compromis overeenstemming bereikt en wel in die zin dat naar hun oordeel de waarde in het economisch verkeer, als bedoeld in artikel 17, tweede lid, van de Wet WOZ, van de woning op de waardepeildatum 1 januari 2019 moet worden vastgesteld op € 411.000,-.
Gelet hierop wordt het beroep gegrond verklaard. De rechtbank zal de waarde van de woning verlagen en de daarop gebaseerde aanslag onroerendezaakbelasting verminderen.
De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Op de zitting heeft verweerder ingestemd met het vergoeden van de portokosten à € 26,40. De proceskosten stelt de rechtbank verder op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) vast op € 100,- verletkosten voor het bijwonen van de zitting. De door eiser gevraagde vergoeding van € 350,- komt op grond van het Bpb niet voor vergoeding in aanmerking.
Deze uitspraak is uitgesproken op 22 januari 2021 door mr. J.J. Catsburg, rechter, in aanwezigheid van mr. B.L. Meijer, griffier, en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.