ECLI:NL:RBMNE:2021:3086
Rechtbank Midden-Nederland
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening en ongegrondverklaring beroep inzake invordering last onder dwangsom
Op 13 juli 2021 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tussen verzoekster en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Soest. Verzoekster had een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend tegen de invordering van een last onder dwangsom die haar was opgelegd. De last hield in dat verzoekster vóór 20 juni 2019 het gebruik van een bebouwing op een perceel moest staken en de bebouwing moest verwijderen. Bij niet-naleving zou een dwangsom van € 50.000,- verbeurd worden. Verweerder verklaarde het bezwaar van verzoekster tegen de opgelegde last ongegrond en verbeurde dwangsommen werden door verweerder ingevorderd. Verzoekster stelde dat zij niet als overtreder kon worden aangemerkt, omdat zij het recht op opstal had beëindigd en het pand niet meer bewoonde. De voorzieningenrechter oordeelde dat verzoekster niet had aangetoond dat zij niet als overtreder kon worden aangemerkt en dat de invordering niet leidde tot een onbillijkheid van overwegende aard. Het beroep van verzoekster werd ongegrond verklaard en het verzoek om een voorlopige voorziening werd afgewezen. De uitspraak werd openbaar gemaakt en partijen ontvingen een afschrift van de uitspraak.