ECLI:NL:RBMNE:2021:308

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
22 januari 2021
Publicatiedatum
2 februari 2021
Zaaknummer
UTR 20/1565
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van de bestreden uitspraak op bezwaar inzake WOZ-waarde woning met proceskostenvergoeding

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 22 januari 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de heffingsambtenaar van de gemeente Woudenberg. De eiser had bezwaar gemaakt tegen de vastgestelde WOZ-waarde van zijn woning voor het belastingjaar 2019, die door de heffingsambtenaar was vastgesteld op € 603.000,-. Na het bestreden besluit van 4 maart 2020, waarin het bezwaar gegrond werd verklaard en de waarde werd verlaagd naar € 558.000,-, heeft de eiser beroep ingesteld.

Tijdens de zitting op 22 januari 2021, die via Skype for Business plaatsvond, hebben partijen een compromis bereikt over de WOZ-waarde. De rechtbank heeft de waarde van de woning vastgesteld op € 535.000,-, wat in overeenstemming is met de waarde in het economisch verkeer op de waardepeildatum van 1 januari 2018. De rechtbank heeft de bestreden uitspraak op bezwaar vernietigd en de aanslag onroerendezaakbelasting dienovereenkomstig verminderd.

Daarnaast heeft de rechtbank de heffingsambtenaar veroordeeld in de proceskosten van de eiser tot een bedrag van € 801,- en het betaalde griffierecht van € 48,- aan de eiser te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. J.J. Catsburg, rechter, in aanwezigheid van mr. B.L. Meijer, griffier, en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/1565

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van

[eiser] te [woonplaats], eiser

(gemachtigde: G. Gieben),
en

de heffingsambtenaar van de gemeente Woudenberg, verweerder

(gemachtigde: J.W.P. van Oosten).

Procesverloop

In het besluit van 28 februari 2019 (primair besluit) heeft verweerder op grond van de Wet waardering onroerend zaken (Wet WOZ) de waarde van de woning aan de [adres] in [woonplaats] (de woning) voor het belastingjaar 2019 vastgesteld op € 603.000,-- naar de waardepeildatum 1 januari 2018.
In het besluit van 4 maart 2020 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit gegrond verklaard en bepaald dat de waarde van de woning wordt verlaagd naar € 558.000,-.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 januari 2021 via Skype for Business. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk ter zitting uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank:
verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de bestreden uitspraak op bezwaar;
- verlaagt de waarde van de woning tot € 535.000,-;
- bepaalt dat de aanslag onroerendezaakbelasting dienovereenkomstig wordt verminderd;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 801,-;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 48,- aan eiser te vergoeden.

Overwegingen

De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
Partijen hebben voorafgaand aan de zitting bij wijze van compromis overeenstemming bereikt en wel in die zin dat naar hun oordeel de waarde in het economisch verkeer, als bedoeld in artikel 17, tweede lid, van de Wet WOZ, van de woning op de waardepeildatum 1 januari 2018 moet worden vastgesteld op € 535.000,-.
Gelet hierop wordt het beroep gegrond verklaard. De rechtbank zal de waarde van de woning verlagen en de daarop gebaseerde aanslag onroerendezaakbelasting verminderen.
De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. De proceskosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 801,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, en conform overeenstemming tussen partijen 0,5 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 534,- en een wegingsfactor 1).
Deze uitspraak is uitgesproken op 22 januari 2021 door mr. J.J. Catsburg, rechter, in aanwezigheid van mr. B.L. Meijer, griffier, en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.