In deze civiele procedure, behandeld door de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland, is op 3 maart 2021 vonnis gewezen in een geschil tussen een vennootschap onder firma, aangeduid als [eiseres], en een stichting, aangeduid als [gedaagde]. De zaak betreft de nakoming van een overeenkomst en de betaling van facturen. [Eiseres] had drie facturen ter waarde van € 22.835,- aan [gedaagde] gestuurd, maar [gedaagde] betwistte de juistheid van deze facturen en stelde dat [eiseres] niet voldeed aan haar verplichtingen uit de overeenkomst. De kantonrechter oordeelde dat [eiseres] niet had aangetoond dat zij de gefactureerde werkzaamheden had verricht, en wees de vorderingen van [eiseres] af. In reconventie vorderde [gedaagde] ontbinding van de overeenkomst en terugbetaling van € 5.175,-. De kantonrechter oordeelde dat [eiseres] toerekenbaar tekort was geschoten in de nakoming van de overeenkomst, en ontbond de overeenkomst. Echter, de vordering van [gedaagde] tot terugbetaling van het voorschot werd afgewezen, omdat niet was aangetoond dat [eiseres] ten onrechte het bedrag had ontvangen. De proceskosten werden toegewezen aan [gedaagde] in conventie, terwijl de kosten in reconventie werden gecompenseerd.