ECLI:NL:RBMNE:2021:3077

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
3 maart 2021
Publicatiedatum
14 juli 2021
Zaaknummer
8162449
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van overeenkomst en betaling van facturen in civiele procedure

In deze civiele procedure, behandeld door de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland, is op 3 maart 2021 vonnis gewezen in een geschil tussen een vennootschap onder firma, aangeduid als [eiseres], en een stichting, aangeduid als [gedaagde]. De zaak betreft de nakoming van een overeenkomst en de betaling van facturen. [Eiseres] had drie facturen ter waarde van € 22.835,- aan [gedaagde] gestuurd, maar [gedaagde] betwistte de juistheid van deze facturen en stelde dat [eiseres] niet voldeed aan haar verplichtingen uit de overeenkomst. De kantonrechter oordeelde dat [eiseres] niet had aangetoond dat zij de gefactureerde werkzaamheden had verricht, en wees de vorderingen van [eiseres] af. In reconventie vorderde [gedaagde] ontbinding van de overeenkomst en terugbetaling van € 5.175,-. De kantonrechter oordeelde dat [eiseres] toerekenbaar tekort was geschoten in de nakoming van de overeenkomst, en ontbond de overeenkomst. Echter, de vordering van [gedaagde] tot terugbetaling van het voorschot werd afgewezen, omdat niet was aangetoond dat [eiseres] ten onrechte het bedrag had ontvangen. De proceskosten werden toegewezen aan [gedaagde] in conventie, terwijl de kosten in reconventie werden gecompenseerd.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Almere
zaaknummer: 8162449 MC EXPL 19-10048 KG
Vonnis van 3 maart 2021
inzake
de vennootschap onder firma
[eiseres],
gevestigd te [vestigingsplaats 1] ,
verder ook te noemen [eiseres] ,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
gemachtigde: mr. H.J.M. Schild (DAS Rechtsbijstand),
tegen:
de stichting
[gedaagde]
gevestigd te [vestigingsplaats 2] ,
verder ook te noemen [gedaagde] ,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
gemachtigde: mr. G. van Atten.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 21 oktober 2020,
  • de akte houdende producties van [eiseres] van 14 januari 2021,
  • de akte houdende producties van [gedaagde] van 20 januari 2021,
  • de mondelinge behandeling van 28 januari 2021 waarvan aantekening is bijgehouden.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

Inleiding

2.1.
De kantonrechter heeft in het tussenvonnis van 21 oktober 2020 in conventie geoordeeld dat onduidelijk was of de bedragen van de facturen van [eiseres] correct zijn vastgesteld. In reconventie heeft de kantonrechter geoordeeld dat de e-mail van [gedaagde] van 7 juli 2019 niet kwalificeert als ingebrekestelling aan [eiseres] . Onder meer door de onduidelijkheid over deze geschilpunten heeft de kantonrechter in het tussenvonnis bepaald dat een mondelinge behandeling zou volgen.
2.2.
Partijen hebben na het tussenvonnis aanvullende stukken in het geding gebracht en [gedaagde] heeft haar eis in reconventie gewijzigd. Na wijziging van eis vordert [gedaagde] in reconventie ontbinding bij vonnis van de tussen [eiseres] en [gedaagde] gesloten overeenkomst en betaling door [eiseres] van € 5.175,- (was: € 10.114,-). Partijen hebben hun vorderingen en verweren tijdens de mondelinge behandeling nader toegelicht. In dit vonnis wordt beslist op de vorderingen in conventie en in reconventie.
Tot welk oordeel komt de kantonrechter?
2.3.
De kantonrechter komt in conventie tot het oordeel dat de vorderingen van [eiseres] niet toewijsbaar zijn. In reconventie zal de kantonrechter de vordering van [gedaagde] die strekt tot ontbinding van de overeenkomst toewijzen. De overige vorderingen van [gedaagde] zijn niet toewijsbaar. De kantonrechter zal de oordelen in conventie en in reconventie hierna toelichten.
Conventie
De vordering van [eiseres]
2.4.
heeft drie facturen voor in totaal € 22.835,- aan [gedaagde] verstuurd. [gedaagde] heeft de juistheid van die facturen gemotiveerd betwist. [gedaagde] heeft daarbij gewezen op de overeenkomst tussen partijen. Op grond van die overeenkomst was [eiseres] gehouden om haar werkzaamheden te registreren. Meer specifiek moest [eiseres] urenlijsten bijhouden, zorgplannen en -rapportages opstellen en al deze gegevens uploaden in [.] , het zorgregistratiesysteem dat door [gedaagde] werd gebruikt. Verder diende [eiseres] de werkzaamheden voor [gedaagde] door SKJ-geregistreerde zorgverleners te laten verrichten en diende zij van [gedaagde] vooraf schriftelijke goedkeuring voor meerwerk te ontvangen. [eiseres] heeft niet weersproken dat op grond van de overeenkomst de hiervoor genoemde informatieverplichtingen op haar rustten. [eiseres] heeft in eerste instantie wel betwist dat de werkzaamheden door SKJ-gecertificeerde zorgverleners moesten worden verricht, maar is tijdens de mondelinge behandeling op die betwisting teruggekomen. Daarmee staat tussen partijen vast dat de hiervoor genoemde verplichtingen op grond van de overeenkomst op [eiseres] rustten.
2.5.
Gelet op de overwegingen in het tussenvonnis lag het op de weg van [eiseres] om aan te tonen welke werkzaamheden ten grondslag lagen aan de facturen die zij heeft gestuurd. [eiseres] had bijvoorbeeld urenlijsten, zorgplannen of andere schriftelijke stukken zoals e-mails kunnen aanleveren, maar heeft dat niet gedaan. [eiseres] heeft volstaan met het overleggen van een Excel-bestand met daarop een vermelding van namen van zorgverleners, zonder nadere schriftelijke toelichting. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [eiseres] evenmin concreet gemaakt wat uit het Excel-bestand moet worden afgeleid. Het Excel-bestand bleek afkomstig van [gedaagde] en bevat geen vermelding van gewerkte uren of anderszins verwijzingen naar zorgplannen of zorgrapportages. Het Excel-bestand vormt daarmee niet het bewijs dat [eiseres] de facturen terecht heeft verstuurd.
2.6.
[eiseres] stelt verder dat de systemen van [gedaagde] niet goed werkten, maar heeft niet concreet gemaakt wat daarvan het gevolg is voor het opstellen van documenten als zorgplannen, zorgrapporten en urenlijsten. In dat verband heeft [eiseres] aangevoerd dat niet zij, maar uitsluitend [gedaagde] over de genoemde documenten beschikt. [gedaagde] heeft dit gemotiveerd betwist en voert aan dat zij niets terug heeft kunnen vinden in het gehanteerde systeem ( [.] ). Gelet op deze betwisting lag het op de weg van [eiseres] om haar stelling ten minste te onderbouwen met e-mails of andere correspondentie. [eiseres] heeft erkend dat er veel e-mails over de geleverde zorg beschikbaar zijn, maar heeft dergelijke stukken niet in het geding gebracht. Omdat [eiseres] de bewijslast draagt van haar stelling dat zij de gefactureerde werkzaamheden heeft verricht, komt het niet in het geding brengen van dergelijke stukken voor haar rekening en risico. In aanvulling daarop geldt dat [eiseres] niet heeft aangetoond dat de werkzaamheden zijn verricht door SKJ-geregistreerde zorgverleners, terwijl zij daartoe op grond van de overeenkomst gehouden was. Het lag gelet op de betwisting van [gedaagde] eveneens op de weg van [eiseres] om gegevens van haar medewerkers in het geding te brengen. Dit heeft [eiseres] ook niet gedaan.
Conclusie en proceskosten
2.7.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat [eiseres] niet heeft aangetoond dat zij de gefactureerde werkzaamheden daadwerkelijk en op de overeengekomen manier heeft verricht. Dit betekent dat de kantonrechter de vorderingen van [eiseres] zal afwijzen.
2.8.
[eiseres] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde] worden begroot op € 1.494,- (3 punten x tarief € 498,-).
Reconventie
2.9.
In reconventie stelt [gedaagde] dat [eiseres] toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst en vordert, na wijziging van haar eis, ontbinding van de overeenkomst en terugbetaling van € 5.175,-. [gedaagde] en [eiseres] baseren hun vordering respectievelijk verweer in reconventie op dezelfde feiten en omstandigheden als in conventie.
Ontbinding van de overeenkomst
2.10.
De kantonrechter heeft hiervoor onder 2.4 overwogen welke verplichtingen op grond van de overeenkomst op [eiseres] rustten. [gedaagde] heeft [eiseres] op 21 oktober 2019 gesommeerd om binnen zeven dagen aan die verplichtingen te voldoen. [gedaagde] heeft [eiseres] gesommeerd informatie aan te leveren over de geleverde zorg, zoals zorgplannen, zorgrapportages en urenlijsten van SKJ-gecertificeerde medewerkers. [eiseres] heeft niet op de sommatie gereageerd. Zij heeft hierover tijdens de mondelinge behandeling aangevoerd dat zij niet (meer) over de genoemde documenten beschikte omdat [gedaagde] haar de toegang tot de systemen heeft ontzegd. In conventie heeft de kantonrechter hierover al geconstateerd dat [eiseres] wel over andere documenten (zoals e-mails) beschikt waaruit de omvang en inhoud van de door haar verleende zorg kan worden afgeleid. Ook die stukken heeft [eiseres] niet aangeleverd omdat daarin privacygevoelige informatie besloten zou liggen. Zij heeft dat niet nader onderbouwd en evenmin aangeboden om de bedoelde documenten geanonimiseerd aan te leveren. Dit komt voor haar rekening en risico. [eiseres] heeft verder niet weersproken dat zij verschillende medewerkers zonder SKJ-kwalificatie heeft ingezet, terwijl de inzet van gecertificeerde zorgverleners voor [gedaagde] één van de redenen was om [eiseres] in te schakelen.
2.11.
Gelet op het voorgaande staat vast dat [eiseres] , ook na de sommatie van [gedaagde] , de overeenkomst niet is nagekomen. [eiseres] is daarmee toerekenbaar tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst. De kantonrechter zal de vordering van [gedaagde] die strekt tot ontbinding van de overeenkomst toewijzen.
Terugbetaling van het voorschot
2.12.
De ontbinding van de overeenkomst leidt tot de verplichting van partijen om de door hen ontvangen prestaties ongedaan te maken (art. 6:271 BW). [eiseres] heeft op grond van de overeenkomst € 5.175,- ontvangen en is in beginsel gehouden dat bedrag aan [gedaagde] terug te betalen. Op grond van dezelfde overeenkomst heeft [eiseres] zorg geleverd voor (cliënten van) [gedaagde] . Die prestatie kan naar haar aard niet ongedaan worden gemaakt, zodat op grond van art. 6:272 BW daarvoor een vergoeding in de plaats treedt. [eiseres] heeft dus recht op een waardevergoeding voor de door haar geleverde zorg.
2.13.
[gedaagde] stelt dat [eiseres] geen recht heeft op de bedoelde waardevergoeding, omdat zij haar verplichtingen die voortvloeien uit de overeenkomst niet is nagekomen. [eiseres] heeft dit gemotiveerd betwist, onder verwijzing naar de vaste prijsafspraak in de overeenkomst en de in totaal 69,8 gewerkte uren die zij in het [.] -systeem van [gedaagde] heeft ingevoerd.
2.14.
De kantonrechter komt tot het oordeel dat de vordering van [gedaagde] tot terugbetaling van het voorschot van € 5.175,- niet toewijsbaar is. Weliswaar is [eiseres] tekortgeschoten in de nakoming van bepaalde verplichtingen die voortvloeien uit de overeenkomst, vast is komen te staan dat [eiseres] wel bepaalde (zorg)werkzaamheden heeft verricht. Dit volgt uit het eigen zorgadministratiesysteem van [gedaagde] . [gedaagde] heeft niet concreet gemaakt waarom [eiseres] voor die gewerkte uren geen recht heeft op een waardevergoeding. [gedaagde] heeft in dat verband enkel gesteld dat een lager uurtarief als redelijk kwalificeert. Het lag in dat geval op de weg van [gedaagde] om te onderbouwen welk uurtarief dan gehanteerd moest worden en tot welke omvang van de waardevergoeding dat zou leiden. Dat heeft [gedaagde] niet gedaan. [gedaagde] heeft daarmee niet aangetoond dat de uitvoering van de verbintenissen tot ongedaanmaking en tot waardevergoeding er netto toe moet leiden dat zij geld terugkrijgt. Dit betekent dat niet vast is komen te staan dat [eiseres] ten onrechte het bedrag van € 5.175,- ontving. De kantonrechter zal de vordering van [gedaagde] die strekt tot terugbetaling van de vergoeding van € 5.175,- dan ook afwijzen.
Conclusie en proceskosten
2.15.
De kantonrechter zal de overeenkomst tussen [gedaagde] en [eiseres] ontbinden en de andere vorderingen van [gedaagde] afwijzen.
2.16.
Aangezien elk van partijen in reconventie als op enig punt in het ongelijk gesteld is te beschouwen, zullen de proceskosten in reconventie worden gecompenseerd op de hierna in de beslissing te vermelden wijze.

3.De beslissing

De kantonrechter,
in conventie:
3.1.
wijst de vordering af,
3.2.
veroordeelt [eiseres] tot betaling van de proceskosten aan de zijde van [gedaagde] , tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 1.494,00 aan salaris gemachtigde,
3.3.
verklaart dit vonnis in conventie wat betreft de kostenveroordeling onder 3.2 uitvoerbaar bij voorraad,
in reconventie:
3.4.
ontbindt de overeenkomst tussen [gedaagde] en [eiseres] van 15 mei 2019,
3.5.
compenseert de kosten van deze procedure in reconventie tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
3.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. G. Konings, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 3 maart 2021.