ECLI:NL:RBMNE:2021:3075

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
14 juli 2021
Publicatiedatum
14 juli 2021
Zaaknummer
16.118652.19 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van gemeenschap met minderjarige stiefzoon en ontucht met minderjarige stiefkinderen; bewijsminimum niet voldaan

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 14 juli 2021, is de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten van gemeenschap met zijn minderjarige stiefzoon en ontucht met zijn minderjarige stiefkinderen. De zaak kwam aan het licht na aangiften van de slachtoffers, die verklaarden dat de verdachte in de periode van 1 januari 2010 tot en met 31 december 2014 seksuele handelingen met hen heeft verricht. De rechtbank heeft op de zitting van 30 juni 2021 de vordering van de officier van justitie en de verdediging gehoord. De officier van justitie achtte de verklaringen van de slachtoffers voldoende betrouwbaar en vroeg om een veroordeling. De verdediging daarentegen pleitte voor vrijspraak, stellende dat de verklaringen van de slachtoffers niet betrouwbaar waren en dat er onvoldoende bewijs was om tot een veroordeling te komen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat bij zedenzaken vaak slechts de verklaringen van de slachtoffers en de verdachte voorhanden zijn. Volgens artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering kan een bewezenverklaring niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van één getuige. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende steunbewijs was voor de verklaringen van de slachtoffers, aangezien hun kennis van de gebeurtenissen voortkwam uit elkaar en niet uit onafhankelijke bronnen. Hierdoor werd niet voldaan aan het bewijsminimum, wat leidde tot de vrijspraak van de verdachte voor alle ten laste gelegde feiten.

De benadeelde partijen, de stiefkinderen, hebben zich in het geding gevoegd en vorderden schadevergoeding. De rechtbank verklaarde hen niet-ontvankelijk in hun vorderingen, nu de verdachte was vrijgesproken. De benadeelde partijen kunnen hun vorderingen bij de burgerlijke rechter indienen. De rechtbank heeft de kosten van de verdachte voor zover deze betrekking hebben op het verweer tegen de vorderingen, tot op heden begroot op nihil.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16.118652.19 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 14 juli 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1969] te [gebooteplaats] ,
wonende aan de [adres] , [postcode] te [woonplaats] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 30 juni 2021.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. M. Kamper en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw, mr. R.G.M. Rijkhoff, advocaat te Almere, naar voren hebben gebracht. Tevens is kennis genomen van hetgeen de benadeelde partij [slachtoffer 2] en mr. M. Bosma, advocaat te Almere, namens de benadeelde partijen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:
in de periode 1 januari 2010 tot en met 31 december 2014 in Almere met zijn minderjarig stiefkind [slachtoffer 1] , die nog geen 12 jaar oud was, seksuele handelingen heeft verricht mede bestaand uit het seksueel binnendringen van het lichaam;
en/of
in de periode 1 januari 2010 tot en met 31 december 2014 in Almere met zijn minderjarig stiefkind [slachtoffer 1] , die nog geen 16 jaar oud was, buiten echt ontuchtige handelingen heeft gepleegd;
feit 2:
in de periode 1 januari 2010 tot en met 31 december 2012 in Almere ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarig stiefkind [slachtoffer 2] .

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.VRIJSPRAAK

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1 en 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen. Beide slachtoffers (hierna: [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] ) hebben aangifte gedaan en uitgebreid verklaard over het seksueel misbruik door verdachte. Zij verklaren hetzelfde over de wijze waarop de handelingen door verdachte zijn uitgevoerd. Los van elkaar hebben zij consistent verklaard tegenover hun moeder, getuige [A] en de politie. De aangiftes worden ondersteund door de getuigenverklaring van [A] en van [B] . [A] heeft verdachte bij de slachtoffers in bed zien liggen en [B] heeft verdachte eens horen zeggen dat hij aan de borsten van [slachtoffer 2] had gevoeld.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het onder 1 en 2 ten laste gelegde. Zij heeft primair gesteld dat de verklaringen van de aangevers onvoldoende betrouwbaar zijn en daarom niet kunnen worden gebruikt voor het bewijs, waardoor onvoldoende bewijs is om tot een bewezenverklaring te komen. Er is volgens de raadsvrouw sprake van ‘collaborative storytelling’, waarbij intensief met elkaar is gesproken over ervaringen en waarbij uiteenlopende interpretaties versmelten tot een gezamenlijk verhaal over wat er is of moet zijn gebeurd. De ongefundeerde beschuldigingen kunnen zijn ontstaan door pseudo-herinneringen. Er is sprake van een enorm tijdsverloop en door [slachtoffer 2] is bevestigd dat zij, [slachtoffer 1] en mevrouw [C] gesprekken hebben gevoerd over de aantijgingen. Voorts heeft op 1 juli 2017, tussen de melding en de aangiften in, een rechtszaak tegen mevrouw [C] plaatsgevonden, waarbij zij is veroordeeld voor smaad, omdat zij berichten heeft gestuurd waarin zij verdachte ervan heeft beschuldigd dat hij haar kinderen seksueel heeft misbruikt, terwijl zij wist dat dit in strijd met de waarheid was. Tevens is sprake van een moeilijke voorgeschiedenis. Mevrouw [C] is zelf seksueel misbruikt, [slachtoffer 2] heeft vervelende ervaringen opgedaan met een ex-vriendje en bij [slachtoffer 1] zou sprake zijn geweest van verschillende beperkingen. Ook kan niet uitgesloten worden dat de biologische vader een rol heeft gespeeld die mogelijk van invloed is geweest op [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] . Verder zitten in de verklaringen van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] tegenstrijdigheden en opvallende punten.
Subsidiair heeft de raadsvrouw aangevoerd dat er niet is voldaan aan het bewijsminimum. Uit de aangiftes blijkt dat niemand anders de vermeende delicten heeft zien gebeuren. De aanwezigheid van verdachte op de door [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] aangewezen plaatsen levert geen steunbewijs op, omdat verdachte in dezelfde woning verbleef en mee was op vakantie en zodoende op die plekken mocht zijn. Ook het instoppen en sussen bij nachtmerries zijn normale handelingen voor een (stief)vader. Getuige [A] heeft verdachte bij de kinderen in bed zien liggen maar kan zich niet herinneren of hij boven of onder de dekens lag. Haar is nooit iets vreemds opgevallen. Deze verklaring sluit aan bij de eigen verklaring van verdachte en levert geen steunbewijs op. De verklaringen over zowel de ‘disclosure’ van [slachtoffer 1] als van [slachtoffer 2] worden niet door de door hun genoemde getuigen bevestigd. De verklaringen van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en mevrouw [C] hierover lopen uiteen. De ten laste gelegde handelingen uit feit 1 komen uit de aangifte van [slachtoffer 1] . [slachtoffer 2] en mevrouw [C] hebben hierover ook verklaard, maar zij hebben hun informatie verkregen uit dezelfde bron, te weten [slachtoffer 1] . Daardoor wordt niet voldaan aan het bewijsminimum. Ditzelfde geldt voor feit 2 waarbij [slachtoffer 1] en mevrouw [C] hun informatie uit dezelfde bron, in dit geval [slachtoffer 2] , hebben verkregen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt voorop dat bij zedenzaken doorgaans maar twee partijen aanwezig zijn: het vermeende slachtoffer en de vermeende dader. Bij een ontkennende verdachte brengt dit in veel gevallen met zich mee dat slechts de verklaring van het vermeende slachtoffer als wettig bewijs voorhanden is. Volgens artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv) kan een bewezenverklaring niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van één getuige. Deze bepaling is er voor de waarborging van de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing. Voor een bewezenverklaring moet voldoende steun gevonden worden in ander wettig bewijsmateriaal.
De rechtbank is van oordeel dat deze steun niet aanwezig is in ander bewijsmateriaal en dat zodoende aan het bewijsminimum niet wordt voldaan. [slachtoffer 2] heeft weliswaar verklaard over hetgeen met [slachtoffer 1] gebeurd zou zijn en [slachtoffer 1] heeft verklaard over [slachtoffer 2] , maar die kennis heeft [slachtoffer 2] van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 1] van [slachtoffer 2] . Dat betekent dat er nog altijd sprake is van één bron en dus niet van steunbewijs. Datzelfde geldt voor de verklaring van de moeder van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , mevrouw [C] . Het steunbewijs kan daarnaast evenmin worden gevonden in de verklaringen van getuigen [A] en [B] , nu zij niet hebben verklaard over omstandigheden die rechtstreeks verband houden met de tenlastegelegde feiten.
Aangezien niet aan het bewijsminimum wordt voldaan, acht de rechtbank de feiten 1 eerste en tweede cumulatief/alternatief en 2 niet wettig (en overtuigend) bewezen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken.

5.BENADEELDE PARTIJEN

[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 12.000,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, ten gevolge van het aan verdachte onder 1 ten laste gelegde feit.
[slachtoffer 2] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 26.875,-, bestaande uit € 16.875,- materiële schade voor de kosten van therapie en studievertraging en € 10.000,- immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, ten gevolge van het aan verdachte onder 2 ten laste gelegde feit.
5.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat de vorderingen van de benadeelde partijen voldoende onderbouwd zijn en volledig kunnen worden toegewezen met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
5.2
Het standpunt van de verdediging
Primair heeft de raadsvrouw verzocht de benadeelde partijen niet-ontvankelijk te verklaren in hun vorderingen gelet op de door haar bepleite vrijspraak. Subsidiair heeft zij verzocht een eventueel toe te kennen schadevergoeding aanzienlijk te matigen.
5.3
Het oordeel van de rechtbank
[slachtoffer 1]
De rechtbank zal de benadeelde partij [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk verklaren in de vordering nu verdachte van het onder 1 eerste en tweede cumulatief/alternatief ten laste gelegde zal worden vrijgesproken. De benadeelde partij kan de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk wordt verklaard in zijn vordering, zal de benadeelde partij in de kosten van verdachte worden veroordeeld voor zover deze betrekking hebben op het verweer tegen de vordering. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
[slachtoffer 2]
De rechtbank zal de benadeelde partij [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk verklaren in de vordering nu verdachte van het onder 2 ten laste gelegde zal worden vrijgesproken. De benadeelde partij kan de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk wordt verklaard in haar vordering, zal de benadeelde partij in de kosten van verdachte worden veroordeeld voor zover deze betrekking hebben op het verweer tegen de vordering. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.

6.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder 1 eerste en tweede cumulatief/alternatief en 2 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Benadeelde partijen
[slachtoffer 1]
  • verklaart [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
[slachtoffer 2]
  • verklaart [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. Danel, voorzitter, mr. H.J. Bos en mr. A.A.M. Elzakkers, rechters, in tegenwoordigheid van mr. B.T. Feenstra, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 14 juli 2021.
Mrs. M.C. Danel en B.T. Feenstra zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode 1 januari 2010 tot en met 31 december 2014 te Almere, althans in de provincie Flevoland, en/of in de provincie Friesland,
(telkens) met [slachtoffer 1] , geboren op [2003] , zijnde zijn minderjarig stiefkind en/of een aan zijn zorg toevertrouwde minderjarige en/of een kind dat hij verzorgt of opvoedt als behorend tot zijn gezin, die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, handelingen heeft gepleegd die hebben bestaan uit of mede hebben bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, immers heeft hij (telkens)
- zijn penis laten aanraken door die [achternaam van slachtoffer 1 en 2] met zijn hand/vinger(s) en/of
- zich laten aftrekken door die [achternaam van slachtoffer 1 en 2] , althans dat hij die [achternaam van slachtoffer 1 en 2] zijn hand om zijn, verdachtes, penis liet brengen en/of (vervolgens) (heen en weer) liet bewegen en/of
- zijn penis laten aanraken door die [achternaam van slachtoffer 1 en 2] met zijn mond en/of zijn penis in de mond
van die [achternaam van slachtoffer 1 en 2] gestopt/gehouden en/of
- de schaamstreek en/of penis en/of anus van die [achternaam van slachtoffer 1 en 2] betast/aangeraakt en/of
- ( met kracht) zijn penis in de anus en/of tussen de billen van die [achternaam van slachtoffer 1 en 2] geduwd en/of gebracht en/of gehouden en/of (heen en weer) bewogen;
en/of
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode 1 januari 2010 tot en met 31 december 2014 te Almere, althans in de provincie Flevoland, en/of in de provincie Friesland,
met [slachtoffer 1] , geboren op [2003] , zijnde zijn minderjarig stiefkind en/of een aan zijn zorg toevertrouwde minderjarige en/of een kind dat hij verzorgt of opvoedt als behorend tot zijn gezin, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten, dat hij, verdachte,
- zijn penis heeft laten aanraken door die [achternaam van slachtoffer 1 en 2] met zijn hand/vinger(s) en/of
- zich heeft laten aftrekken door die [achternaam van slachtoffer 1 en 2] , althans dat hij die [achternaam van slachtoffer 1 en 2] zijn hand om zijn, verdachtes, penis liet brengen en/of (vervolgens) (heen en weer) liet bewegen en/of
- zijn penis heeft laten aanraken door die [achternaam van slachtoffer 1 en 2] met zijn mond en/of zijn penis in de mond van die [achternaam van slachtoffer 1 en 2] heeft gestopt/gehouden en/of
- de schaamstreek en/of penis en/of anus van die [achternaam van slachtoffer 1 en 2] heeft betast/aangeraakt en/of
- ( met kracht) zijn penis in de anus en/of tussen de billen van die [achternaam van slachtoffer 1 en 2] heeft geduwd en/of gebracht en/of gehouden en/of (heen en weer) bewogen;
2
hij in of omstreeks de periode 1 januari 2010 tot en met 31 december 2012 te Almere, althans in de provincie Flevoland, en/of in de provincie Friesland, ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarig stiefkind en/of een aan zijn zorg toevertrouwde minderjarige en/of een kind dat hij verzorgt of opvoedt als behorend tot zijn gezin, [slachtoffer 2] , geboren op [2000] , bestaande die ontucht hierin dat hij
- zijn penis in/tegen het gezicht van die [achternaam van slachtoffer 1 en 2] heeft geslagen/geduwd/gehouden en/of
- ( meermalen) achter die [achternaam van slachtoffer 1 en 2] heeft gelegen en (daarbij) zijn lichaam en/of geslachtsdeel (met kleding aan) tegen de billen/ het lichaam van die [achternaam van slachtoffer 1 en 2] heeft gewreven/gehouden/bewogen.