ECLI:NL:RBMNE:2021:3066
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen WOZ-waarde van onroerende zaak ongegrond verklaard
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 30 juni 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, de eigenaar van een woning, en de heffingsambtenaar van de gemeente. De heffingsambtenaar had de WOZ-waarde van de woning vastgesteld op € 592.000,- per 1 januari 2019, wat leidde tot een aanslag onroerendezaakbelastingen. Eiseres was het niet eens met deze waardebepaling en had bezwaar gemaakt, dat door de heffingsambtenaar ongegrond was verklaard. Hierop heeft eiseres beroep ingesteld.
De rechtbank heeft de zaak behandeld op een zitting via een Skype-verbinding, waarbij eiseres zich liet vertegenwoordigen door haar gemachtigde. De rechtbank heeft overwogen dat de WOZ-waarde de waarde in het economisch verkeer vertegenwoordigt en dat de heffingsambtenaar de bewijslast heeft om aan te tonen dat de vastgestelde waarde niet te hoog is. De rechtbank heeft vastgesteld dat de heffingsambtenaar dit heeft gedaan door middel van een taxatiematrix, waarin de waarde van de woning is vergeleken met referentiewoningen.
Eiseres heeft betoogd dat de waarde te hoog is vastgesteld en heeft een lagere waarde bepleit. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de heffingsambtenaar voldoende onderbouwing heeft geleverd voor de vastgestelde waarde en dat de argumenten van eiseres niet overtuigend genoeg waren om tot een ander oordeel te komen. De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard en geen proceskostenveroordeling opgelegd.