Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 juli 2021 in de zaak tussen
[eiser] uit [woonplaats] , eiser
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
de uitspraak te ondertekenen
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 8 juli 2021 uitspraak gedaan in een beroep tegen de vastgestelde WOZ-waarde van een woning en de daarop gebaseerde aanslagen onroerendezaakbelastingen, afvalstoffenheffing, rioolheffing en watersysteemheffing. De eiser, eigenaar van de woning, had bezwaar gemaakt tegen de WOZ-waarde die door de heffingsambtenaar was vastgesteld op € 468.000,-. Na bezwaar werd deze waarde verlaagd naar € 445.000,-, maar eiser was het hier niet mee eens en heeft beroep ingesteld. De rechtbank heeft de zaak zonder zitting behandeld, waarbij partijen schriftelijk hun standpunten hebben ingediend.
De rechtbank overweegt dat de WOZ-waarde de waarde in het economisch verkeer vertegenwoordigt en dat de heffingsambtenaar de bewijslast heeft om aan te tonen dat de waarde niet te hoog is vastgesteld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de heffingsambtenaar met een taxatiematrix aannemelijk heeft gemaakt dat de waarde van de woning niet te hoog is vastgesteld. Eiser heeft een lagere waarde van € 400.000,- bepleit, maar de rechtbank oordeelt dat de taxatiematrix voldoende rekening houdt met de verschillen tussen de referentiewoningen en de woning van eiser.
Daarnaast heeft eiser aangevoerd dat zijn woning ongunstig gelegen is en dat de voorzieningen eenvoudig zijn in vergelijking met de referentiewoningen. De rechtbank heeft echter geconcludeerd dat de heffingsambtenaar voldoende rekening heeft gehouden met deze factoren bij de waardebepaling. Eiser heeft ook bezwaar gemaakt tegen de andere aanslagen, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat deze niet inhoudelijk zijn bestreden en dat de gronden van eiser niet leiden tot lagere aanslagen.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard, wat betekent dat de vastgestelde WOZ-waarde en de aanslagen in stand blijven. De uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stijnen, rechter, en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.