ECLI:NL:RBMNE:2021:3054
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen besluit tot ongeldigverklaring rijbewijs en onderzoek rijgeschiktheid
In deze zaak heeft eiser, een inwoner van [woonplaats], beroep ingesteld tegen een besluit van de algemeen directeur van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) dat zijn verzoek om terug te komen van eerdere besluiten heeft afgewezen. Deze eerdere besluiten betroffen een onderzoek naar de rijgeschiktheid van eiser, opgelegd op 19 februari 2019, en de ongeldigverklaring van zijn rijbewijs op 8 mei 2019. Eiser stelde dat er nieuwe feiten en omstandigheden waren die aanleiding gaven om de eerdere besluiten te herzien, maar verweerder oordeelde dat eiser geen nieuwe feiten had aangedragen die dit rechtvaardigden.
De rechtbank heeft op 26 mei 2021 uitspraak gedaan in deze zaak. Eiser had in zijn gronden van beroep aangevoerd dat een proces-verbaal van een verbalisant, dat volgens hem niet eerder was overgelegd, als nieuw feit moest worden beschouwd. De rechtbank oordeelde echter dat dit proces-verbaal al eerder door eiser was ingediend en dat verweerder dit terecht niet als nieuw feit had aangemerkt. Eiser had ook een verklaring van een derde partij, de heer [A], ingebracht, maar de rechtbank oordeelde dat deze verklaring ook niet als nieuw feit kon worden aangemerkt, omdat eiser deze eerder had kunnen en moeten inbrengen.
De rechtbank concludeerde dat verweerder geen nieuwe feiten of omstandigheden had hoeven aannemen en dat het beroep van eiser ongegrond was. Eiser kreeg geen gelijk en verweerder hoefde geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak werd openbaar gemaakt en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid om in beroep te gaan bij de Raad van State.