ECLI:NL:RBMNE:2021:3033
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Toetsing van de omgevingsvergunning voor de aanleg van een zonnepark in strijd met de Structuurvisie
In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 28 juni 2021 uitspraak gedaan in een geschil over de omgevingsvergunning voor de aanleg van een zonnepark in de gemeente Zeewolde. Eiser, eigenaar van een nabijgelegen woning, heeft beroep aangetekend tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders, dat op 17 november 2020 een omgevingsvergunning heeft verleend voor de realisatie van een tijdelijk zonnepark. Eiser betoogde dat de vergunning in strijd was met de Structuurvisie en dat er onvoldoende gelegenheid was voor participatie van omwonenden.
De rechtbank heeft allereerst geoordeeld dat eiser belanghebbend is, omdat hij een zienswijze heeft ingediend. Vervolgens heeft de rechtbank de inhoudelijke argumenten van eiser beoordeeld. Eiser stelde dat het bouwplan in strijd was met de bestemmingsplannen en dat er een verklaring van geen bedenkingen had moeten worden gevraagd. De rechtbank oordeelde dat het college in redelijkheid had kunnen besluiten dat de aanvraag niet in strijd was met de Structuurvisie, omdat de gemeenteraad in een eerder besluit had bepaald dat zonneparken op agrarische grond toegestaan zijn, mits er een maximum oppervlak wordt gerespecteerd.
Daarnaast heeft de rechtbank de argumenten van eiser over de goede ruimtelijke ordening en de impact op het landschap beoordeeld. Eiser voerde aan dat het zonnepark afbreuk zou doen aan de openheid van het landschap, maar de rechtbank oordeelde dat het college in redelijkheid het belang van zonne-energie zwaarder had kunnen wegen dan de bezwaren van eiser. De rechtbank concludeerde dat er voldoende waarborgen waren voor de inpassing van het zonnepark en dat de vergunninghouder zich aan het beplantingsplan moest houden.
Tot slot heeft de rechtbank de participatiemogelijkheden van omwonenden beoordeeld. Eiser stelde dat hij onvoldoende gelegenheid had gehad om gehoord te worden, maar de rechtbank oordeelde dat er voldoende inspraakmogelijkheden waren geweest en dat het college niet verder verplicht was tot participatie. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard, en de rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.