Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
2.Wat is er aan de hand?
Artikel 3
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak, die voor de Rechtbank Midden-Nederland is behandeld, gaat het om een geschil tussen een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, hierna te noemen [eiseres], en een huurder, hierna te noemen [gedaagde]. [gedaagde] heeft op 1 augustus 2018 een bestelwagen van het merk Iveco Daily gehuurd van [eiseres] voor een dagtarief van € 65, waarbij een borg van € 500 is betaald. Na het terugbrengen van het voertuig op 4 augustus 2018, heeft [eiseres] [gedaagde] medegedeeld dat het voertuig beschadigd was en dat hij de schade moest vergoeden. [gedaagde] betwistte dit en verzocht om camerabeelden ter ondersteuning van zijn standpunt, maar deze waren niet meer beschikbaar.
In de procedure vorderde [eiseres] betaling van € 500, bestaande uit hoofdsom, rente en buitengerechtelijke incassokosten. [gedaagde] voerde verweer en stelde een reconventionele vordering in voor terugbetaling van het restant van de borg, zijnde € 128,70. De kantonrechter heeft de vordering van [eiseres] afgewezen, omdat deze niet voldoende bewijs had geleverd dat het voertuig in beschadigde toestand was teruggebracht. De kantonrechter oordeelde dat [eiseres] niet had aangetoond dat [gedaagde] schade had veroorzaakt en dat de vordering tot schadevergoeding niet kon worden toegewezen.
In reconventie werd [eiseres] veroordeeld tot terugbetaling van € 128,70 aan [gedaagde], vermeerderd met wettelijke rente. De proceskosten werden aan de zijde van [gedaagde] toegewezen, omdat [eiseres] ongelijk had gekregen. De kantonrechter heeft de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders gevorderde afgewezen. Dit vonnis is uitgesproken op 7 juli 2021 door mr. A.R. Creutzberg, kantonrechter.