ECLI:NL:RBMNE:2021:3032

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
7 juli 2021
Publicatiedatum
13 juli 2021
Zaaknummer
8714831
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over schadevergoeding en terugbetaling borg bij autoverhuur

In deze zaak, die voor de Rechtbank Midden-Nederland is behandeld, gaat het om een geschil tussen een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, hierna te noemen [eiseres], en een huurder, hierna te noemen [gedaagde]. [gedaagde] heeft op 1 augustus 2018 een bestelwagen van het merk Iveco Daily gehuurd van [eiseres] voor een dagtarief van € 65, waarbij een borg van € 500 is betaald. Na het terugbrengen van het voertuig op 4 augustus 2018, heeft [eiseres] [gedaagde] medegedeeld dat het voertuig beschadigd was en dat hij de schade moest vergoeden. [gedaagde] betwistte dit en verzocht om camerabeelden ter ondersteuning van zijn standpunt, maar deze waren niet meer beschikbaar.

In de procedure vorderde [eiseres] betaling van € 500, bestaande uit hoofdsom, rente en buitengerechtelijke incassokosten. [gedaagde] voerde verweer en stelde een reconventionele vordering in voor terugbetaling van het restant van de borg, zijnde € 128,70. De kantonrechter heeft de vordering van [eiseres] afgewezen, omdat deze niet voldoende bewijs had geleverd dat het voertuig in beschadigde toestand was teruggebracht. De kantonrechter oordeelde dat [eiseres] niet had aangetoond dat [gedaagde] schade had veroorzaakt en dat de vordering tot schadevergoeding niet kon worden toegewezen.

In reconventie werd [eiseres] veroordeeld tot terugbetaling van € 128,70 aan [gedaagde], vermeerderd met wettelijke rente. De proceskosten werden aan de zijde van [gedaagde] toegewezen, omdat [eiseres] ongelijk had gekregen. De kantonrechter heeft de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders gevorderde afgewezen. Dit vonnis is uitgesproken op 7 juli 2021 door mr. A.R. Creutzberg, kantonrechter.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 8714831 UC EXPL 20-6537 JPd/45024
Vonnis van 7 juli 2021
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres ....] B.V.,
gevestigd in [vestigingsplaats] ,
verder ook te noemen [eiseres] ,
eisende partij in conventie,
gedaagde partij in reconventie,
gemachtigde: mr. J.J.F. de Geus (Flanderijn & Van Eck),
tegen:
[gedaagde],
wonend in [woonplaats] ,
verder ook te noemen [gedaagde] ,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
gemachtigde: mr. A.S. Avagyan.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 11 augustus 2020;
- de conclusie van antwoord tevens eis in reconventie, ontvangen op 22 september 2020;
- de conclusie van repliek in conventie en conclusie van antwoord in reconventie, ontvangen op 1 december 2020;
- de conclusie van dupliek in conventie en conclusie van repliek in reconventie, ontvangen op 30 december 2020;
- de conclusie van dupliek in reconventie, ontvangen op 27 januari 2021;
- de akte van depot van 27 januari 2021;
- de akte uitlaten producties van [gedaagde] , ontvangen op 16 februari 2021.
1.2.
Hierna is vonnis bepaald.

2.Wat is er aan de hand?

2.1.
[gedaagde] heeft op 1 augustus 2018 een bestelwagen van het merk Iveco Daily met als kenteken [kenteken] gehuurd van [eiseres] voor het dagtarief van € 65. Partijen hebben een schriftelijke overeenkomst gesloten. Deze overeenkomst is gedeponeerd bij de afdeling Civiel recht, kantonrechter, locatie Utrecht van de rechtbank Midden-Nederland. [gedaagde] heeft bij aanvang van de huur een borg betaald van € 500.
2.2.
Aan de achterzijde van de overeenkomst staan de Autoverhuurvoorwaarden [eiseres] B.V., onder andere de volgende:

Artikel 3
Huurder dient op zorgvuldige wijze met het voertuig om te gaan en ervoor te zorgen dat het voertuig overeenkomstig zijn bestemming wordt gebruikt
Huurder is gehouden het voertuig in oorspronkelijke staat bij verhuurder terug te bezorgen.
[..]
[…]
Artikel 4
[…]
3. Huurder blijft te allen tijde verantwoordelijk voor het voertuig totdat het voertuig door verhuurder feitelijk is geïnspecteerd.
Artikel 5
1. Het voertuig wordt bij verhuurder afgehaald. Huurder heeft het recht om het voertuig voorafgaande dan wel bij of tijdens de feitelijke levering te controleren en/of zelf te onderzoeken of te laten controleren c.q. onderzoeken. Indien de huurder dit achterwege laat of er tussen partijen geen schadebeschrijving is opgemaakt, wordt het voertuig geacht in overeenstemming met de overeenkomst, derhalve in deugdelijke, goede en onbeschadigde staat te zijn geleverd.
[…]”
2.3.
Op 4 augustus 2018 heeft [gedaagde] het voertuig teruggebracht bij [eiseres] . [eiseres] heeft vervolgens [gedaagde] bericht dat het voertuig beschadigd is en dat [gedaagde] de schade moet vergoeden. Op 7 augustus 2018 reageert [gedaagde] afwijzend op het verzoek tot betaling en verzoekt om camerabeelden waarop, volgens hem, te zien is dat het voertuig in onbeschadigde toestand is ingeleverd. [eiseres] reageert vervolgens dat de camerabeelden niet meer te bekijken zijn omdat deze gewist zijn.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert in deze rechtszaak betaling van in totaal € 500 bestaande uit, zo begrijpt de kantonrechter, € 476,30 aan hoofdsom, € 7,57 aan rente (primair op basis van de overeenkomst, subsidiair artikel 6:119a BW en meer subsidiair artikel 6:119 BW) en € 25,13 aan buitengerechtelijke incassokosten en betaling van de proceskosten.
3.2.
[eiseres] stelt dat [gedaagde] tekort geschoten is in de nakoming van zijn verplichtingen en dat hij de schade die [eiseres] daardoor lijdt moet vergoeden. [gedaagde] is volgens haar, zijn verplichting om het voertuig in onbeschadigde toestand terug te brengen niet nagekomen. Het voertuig werd door [gedaagde] volgens [eiseres] teruggebracht zonder treeplank. De schade wordt na aftrek van de betaalde waarborgsom en bijtelling van de gemiste huurkosten, kilometervergoeding en kosten ter verlaging van het eigen risico begroot op € 476,30.
3.3.
[gedaagde] voert verweer en stelt een eis in reconventie in. [gedaagde] betwist dat het voertuig een treeplank had en betwist dat de achteropstap bij het terugbrengen ontbrak. In reconventie vordert [gedaagde] terugbetaling van het restant van de waarborgsom, zijnde € 128,70 met rente na veertien dagen na dagtekening van het vonnis, proceskosten en nakosten.
3.4.
[eiseres] voert verweer tegen de eis in reconventie. Zij stelt dat [gedaagde] door het voertuig niet in onbeschadigde toestand terug te brengen geen aanspraak meer kan maken op terugbetaling van de waarborgsom.

4.De beoordeling van het geschil

Vordering in conventie

4.1.
Voorafgaand aan de inhoudelijke beoordeling van de vordering zal het verzoek tot rectificatie van de dagvaarding door [eiseres] behandeld worden. [eiseres] stelt, na daarop gewezen te zijn door [gedaagde] , in het stuk van 2 december 2020 dat sprake is van een vergissing omdat haar naam ‘ [eiseres ....] B.V.’ is. Zij wenst de naam van eisende partij te wijzigen naar de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [eiseres ....] B.V. De kantonrechter overweegt dat in dit geval de rectificatie van de partijaanduiding toegestaan is. [gedaagde] heeft hier geen verweer tegen gevoerd. Dit betekent dat de kantonrechter de dagvaarding met rectificatie zal lezen en het vonnis zal wijzen op naam van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [eiseres ....] B.V. als eisende partij.
4.2.
Vaststaat tussen partijen dat de huurkosten, de kosten ter verlaging van het eigen risico en de kilometervergoeding in totaal € 374,46 (inclusief BTW) bedragen. Partijen verschillen van mening of [gedaagde] gehouden is om de door [eiseres] gestelde schade van herstel, winstderving en personeelskosten te vergoeden.
4.3.
[eiseres] beroept zich op vergoeding van [gedaagde] van de schade die, volgens haar, aan het voertuig is ontstaan. [eiseres] moet ingevolge artikel 150 van het Wetboek van Burgerlijk Rechtsvordering stellen, en bij betwisting onderbouwen, dat [gedaagde] schade aan het voertuig heeft veroorzaakt. [gedaagde] heeft betwist dat het voertuig met schade door haar is teruggebracht: het voertuig is in dezelfde staat ingeleverd als de staat bij aanvang van de huur.
4.4.
[eiseres] heeft onvoldoende onderbouwd dat het voertuig bij aanvang van de huur wel en bij de inlevering niet meer beschikte over een treeplank. Door haar zijn geen foto’s, een schaderapport of schriftelijke verklaringen van getuigen overgelegd waaruit dat zou kunnen blijken. [eiseres] heeft ook aangegeven geen foto te hebben van het voertuig van na het einde van de huurperiode waarop te zien zou kunnen zijn dat de treeplank ontbreekt. En evenmin zijn de camerabeelden tijdig veiliggesteld waarop het inleveren van het voertuig te zien zou zijn geweest. Enkel op de eindfactuur staat ‘TREEPLANK ACHTER MANCO’ en er is een foto van een voertuig met treeplank overgelegd. Op basis daarvan kan de kantonrechter echter niet concluderen dat het voertuig door [eiseres] in beschadigde toestand is ingenomen.
4.5.
Het beroep van [eiseres] op artikel 4 en 5 van de Autoverhuurvoorwaarden [eiseres] B.V. gaat niet op. Daar kan pas een beroep op worden gedaan wanneer vastgesteld kan worden dat schade aan het voertuig is toegebracht. Daar is [eiseres] niet in geslaagd.
4.6.
Dit betekent dat de vordering tot betaling van een schadevergoeding en de nevenvorderingen van [eiseres] afgewezen zullen worden.
4.7.
[eiseres] heeft ongelijk gekregen. Zij moet daarom de proceskosten betalen. De kosten van [gedaagde] worden begroot op € 150 aan salaris gemachtigde (zijnde twee punten voor het tarief van € 75).
Vordering in reconventie
4.8.
[eiseres] mag, gezien hierboven is overwogen, de door [gedaagde] bij aanvang van de huurperiode betaalde waarborgsom van € 500 niet verrekenen met de door haar gestelde geleden schade. Omdat de huurkosten € 374,36 (inclusief BTW) bedragen, moet [eiseres] nog € 128,70 betalen aan [gedaagde] . Het verweer van [eiseres] dat zij niet in verzuim is geraakt, gaat niet op. [gedaagde] heeft zich met succes beroepen op artikel 6:83 aanhef onder c BW. [gedaagde] mocht uit de e-mails van de heer [A] namens [eiseres] van 8 en 9 augustus 2018 afleiden dat de waarborgsom niet wordt terugbetaald en dat [eiseres] tekort zal schieten in haar verplichting. Hierdoor treedt het verzuim zonder ingebrekestelling in.
4.9.
[gedaagde] vordert betaling van de wettelijke rente over € 128,70 indien het volledig bedrag niet binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis wordt voldaan. [eiseres] heeft daar geen verweer tegen gevoerd. Dit is toewijsbaar.
4.10.
[eiseres] heeft ongelijk gekregen. Zij moet de proceskosten betalen. Omdat de vorderingen in conventie en in reconventie nauw verweven zijn met elkaar, worden de kosten van [gedaagde] begroot op € 37,50 aan salaris gemachtigde (zijnde een half punt voor het tarief van € 75). De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten zal worden toegewezen met inachtneming van de hierna te bepalen termijn.

5.De beslissing

De kantonrechter:
In conventie:
5.1.
wijst de vordering af;
5.2.
veroordeelt [eiseres] tot betaling van de proceskosten aan de zijde van [gedaagde] , tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 150 aan salaris gemachtigde;
In reconventie:
5.3.
veroordeelt [eiseres] om aan [gedaagde] tegen bewijs van kwijting te betalen € 128,70, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na de datum van betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
5.4.
veroordeelt [eiseres] tot betaling van de proceskosten aan de zijde van [gedaagde] , tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 37,50 aan salaris gemachtigde, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na de datum van betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
In conventie en reconventie:
5.5.
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.R. Creutzberg, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 7 juli 2021.