4.3Het oordeel van de rechtbank
[slachtoffer] heeft op 22 oktober 2020 aangifte gedaan en daarin onder meer het volgende verklaard:
Plaats delict: [woonplaats] . Pleegdatum/tijd: 16 oktober 2020 om 14:19 uur.(…) Ik heb omstreeks 14.20 uur mijn fiets gepakt om naar de school van [A] te fietsen. (…) Ik was ongeveer twee minuten van huis onderweg toen ik een man op het fietspad zag lopen. Hij had een mondkapje op en iets op zijn hoofd, een muts of zo. Hij was voor mij niet herkenbaar. Toen ik bijna bij hem was draaide hij heel doelbewust mijn kant op. (…) Ik hoorde hem heel bewust tegen mij zeggen: "Je gaat eraan." Hij had een soort canvas tas om. Hij pakte er iets uit wat een bijl bleek te zijn. Hij begon daar gelijk mee op mij in te slaan. Hij bleef maar slaan.
In een geneeskundige verklaring van 19 oktober 2020 is onder meer het volgende gerelateerd:
Medische informatie betreffende: [slachtoffer] . Uitwendig waargenomen letsel:
- wond hoofd x2;
- breuk schedel; (…)
- wond pols; (…)
- breuk onderarm.
Datum waarop voornoemde persoon is onderzocht: 16 oktober 2020.
In het proces-verbaal forensisch onderzoek persoon [slachtoffer] is het volgende opgenomen:
Wij zagen het volgende letsel:
Rechterzijde lichaam
- Op de boven- buitenzijde van de rechter voet was overdwars een streepvormige,
gehechte verwonding te zien van ongeveer vijf centimeter lang (Foto's 2 en 3).
- Op de bovenzijde van het rechter bovenbeen was in het midden een huidbeschadiging
te zien van ongeveer een halve bij een halve centimeter lang (Foto's 34 en 35).
- Op de bovenzijde van de rechterhand waren drie huid beschadigen te zien variërend
in grootte van nul tot een halve centimeter lang (Foto's 4 en 5).
- Op de buitenzijde van de rechter onder arm was een streepvormige, gehechte verwonding
te zien van ongeveer negentien centimeter lang. Halverwege de wond was een
streepvormige, gehechte verwonding naar de onderzijde te zien van ongeveer vier
centimeter lang (Foto's 6 en 7).
- Op de buitenzijde van de rechter boven arm was een blauw, gele verkleuring te zien
van ongeveer acht tot tien centimeter grootte (Foto's 8 en 9).
- Ter hoogte van de bovenzijde van de rechter elleboog was een streepvormige,
gehechte verwonding te zien van ongeveer vier centimeter lang (Foto 10).
- Op de onderzijde van de rechter onder arm was een streepvormige verwonding te zien
van ongeveer vier centimeter lang. Naast de verwonding was een huidbeschadiging te zien
van ongeveer anderhalve centimeter lang. Rondom de verwonding was een blauw, gele
verkleuring te zien (Foto's 11 en 12).
- Op de onderzijde van de rechter pols was een streepvormige verwonding te zien van
ongeveer anderhalve centimeter lang (Foto 13).
- Op de binnenzijde van de rechter bovenarm, net onder de oksel, was een
streepvormige verwonding te zien van ongeveer anderhalve centimeter lang. Rondom de
verwonding was een blauw, gele verkleuring te zien (Foto's 14 en 15).
Linkerzijde lichaam
- Op de onder- buitenzijde van de linker pols was een streepvormige, gehechte
verwonding te zien van ongeveer vier centimeter lang (Foto's 16 en 17).
- Op de onderzijde van de pols was een blauw, paarse verkleuring te zien van ongeveer
drie en een half bij drie centimeter lang (Foto 18).
- Op de onderzijde van de linker onder arm was een blauw, gele verkleuring te zien
van ongeveer zeven bij vier centimeter lang (Foto 19).
- Op de binnenzijde van de linker elleboog was een blauw, paars, gele verkleuring te
zien van ongeveer zes bij zes centimeter lang (Foto's 20 en 21).
- Ter hoogte van de rechter slaap was een streepvormige, gehechte verwonding te zien
wat doorliep tot over het rechter ooglid van ongeveer acht centimeter (Foto's 22, 23, 25,
26, 27).
- Ter hoogte van het rechter voorhoofd was een streepvormige, gehechte verwonding te
zien van ongeveer drie en een halve centimeter lang (Foto 24).
- Op het midden van het achterhoofd was een streepvormige, gehechte verwonding te
zien van ongeveer acht en een halve centimeter lang. Vanwege het haar van het slachtoffer
was de exacte lengte van de verwonding moeilijk te bepalen (Foto's 30 t/m 33).
Rug
- Ter hoogte van de bovenrug, aan de rechterzijde, net onder de nek was een
streepvormige huidbeschadiging te zien van ongeveer vijf centimeter lang (Foto's 28 en
29) .
Interpretatie van bevindingen
Slachtoffer heeft over het gehele lichaam meerdere letsel, dan wel oppervlakkig tot
dieper, wat gehecht moest worden. Gezien de letsels aan de handen en armen heeft het
slachtoffer zich proberen af te weren. Er lijkt gericht op de bovenzijde/hoofd van
het lichaam te zijn aangevallen.
[getuige 1] is op 16 oktober 2020 gehoord als getuige. In het hierover opgemaakte proces-verbaal is onder meer het volgende gerelateerd:
Vandaag op 16 oktober 2020 omstreeks 14:15 uur. (…) Ik zag dat de man een voorwerp in zijn hand had welke ik niet goed kon zien, ik dacht er een hamer of een bijl in te zien. (…) Ik zag dat de man het voorwerp ongeveer 5 a 6 maal boven zijn hoofd hield en vervolgens met kracht naar beneden sloeg richting het lichaam van de persoon op de grond. Ik zag dat deze slagen snel achter elkaar volgde.(…)
[getuige 2] is op 17 oktober 2020 gehoord als getuige. In het hierover opgemaakte proces-verbaal is onder meer het volgende gerelateerd:
Ik zag ook een man wegrennen bij de vrouw vandaan. (…)Toen ik de hoek omkwam en de man weer in zicht had zag ik dat hij naar een voertuig rende. Ik zag dat hij in het voertuig stapte en wegreed. Ik had nog net de tijd om snel een foto te maken van het voertuig met het kenteken.
V: Hoe zag die man eruit?
A: zwarte pet.
In een proces-verbaal van bevindingen van 29 oktober 2020 is onder meer het volgende gerelateerd:
Op 28 oktober 2020 heb ik de afstand gereden tussen de woning van de verdachte aan de [adres] in [woonplaats] naar de parkeerplaats in [woonplaats] gevestigd aan het [straat] in [woonplaats] . Afstand: 22 kilometer.(…) Tijdens het rijden van de route heb ik zoveel mogelijk de maximumsnelheid aangehouden om zo snel als mogelijk de afstand te overbruggen. De tijd die mijn stopwatch aangaf na de route te hebben gereden was: 26:02 (zesentwintig minuten en twee seconden). (…) Om op de parkeerplaats in [woonplaats] te komen waar de verdachte zijn voertuig had geparkeerd is enige lokale kennis nodig. Wat verder opvalt aan de parkeerplaats is dat deze nagenoeg in het midden ligt tussen de school van zijn dochter en de woning van zijn ex-vrouw. De parkeerplaats ligt gesitueerd aan het einde van een doodlopende weg die enkel bereikt kan worden door specifieke straten in de [wijk] in [woonplaats] te volgen.(…) Tevens valt op dat deze parkeerplaats naast het fietspad ligt die vanaf de woning van zijn ex-vrouw naar de school van zijn dochter loopt.De kruising van fietspaden waar de verdachte zijn ex-vrouw stond op te wachten (plaats delict) is de enige logische route die zijn ex-vrouw moet afleggen om bij de school van haar dochter te komen.
In een proces-verbaal van bevindingen van 7 december 2020 is onder meer het volgende gerelateerd:
Ik deed onderzoek naar ingevoerde navigatie-adressen en ik zag dat op 16-10-2020 om 13:31:15 uur in applicatie Apple Maps het huidige adres E30, 3584 Utrecht, Nederland, was geregistreerd. Hierna zag ik dat als bestemming het adres [straat] [woonplaats] , Nederland was gekozen. Kennelijk was de locatie om 13:31:15 uur (..) de locatie E30, knooppunt Rijnsweerd (..).
In een proces-verbaal van bevindingen van 11 december 2020 is onder meer het volgende gerelateerd:
In onderzoek 09Stad20 werd op 16 oktober 2020, na de heterdaad aanhouding van verdachte [verdachte ] , zijn mobiele telefoon ter waarheidsvinding in beslag genomen en met een speciaal software programma uitgelezen.(…) 13:09 uur: De telefoon registreert een foto waarop verdachte [verdachte ] te zien is in een spiegel. (…) De telefoon sloeg bij het maken van deze foto de coördinaten op waar het toestel zich op dat moment bevond. De GPS coördinaten gaven het huisadres van verdachte [verdachte ] aan; [adres] in [woonplaats] .
Verdachte is (onder meer) op 17 oktober 2020 gehoord. In het hierover opgemaakte proces-verbaal is onder meer het volgende gerelateerd:
Aan de verdachte werd de vraag gesteld wat de reden was dat hij naar [woonplaats] was gereden. De verdachte antwoordde dat hij boos ... vreselijk boos was. [verdachte ] verklaarde naar [woonplaats] te zijn gereden omdat zijn ex ( [slachtoffer] ) daar woonachtig is. Op de vraag wat hij van plan was antwoordde de verdachte: ‘niet veel goeds blijkbaar’. (…) De verdachte vertelde furieus te zijn geweest. (…) Op vraag waar hij precies naartoe gereden was in [woonplaats] antwoordde hij dat hij naar een pad tussen 'de school en het huis' was gereden. Desgevraagd lichtte hij toe dat hij met 'het huis' de woning van [slachtoffer] bedoelde. (…) Hij verklaarde dat hij blijkbaar niet met de beste bedoelingen heen was gegaan.(…) Aan [verdachte ] werd vervolgens gevraagd wat hij had gedaan na te zijn aangekomen op het bewuste pad. Hierop antwoordde hij dat hij dacht daar op [slachtoffer] te hebben gewacht. Hij verklaarde dit te denken omdat hij en zijn ex elkaar daar hebben ontmoet. (…) Met betrekking tot de genoemde school verklaarde hij dat dit de school van zijn dochtertje betrof. (…) Desgevraagd antwoordde de verdachte dat hij wist dat zijn dochtertje dagelijks om 14.30 uur uit school komt, zo ook de bewuste vrijdag. (…) [verdachte ] verklaarde desgevraagd dat hij de bijl in zijn hand van huis had meegenomen. Hij gaf aan met zijn eigen auto naar [woonplaats] te zijn gereden. Hij bevestigde dat dit dezelfde auto was als waarin hij later die dag was aangehouden. Hij verklaarde de auto bij het fietspad te hebben geparkeerd. Hij verklaarde dat de plek waar hij op zijn ex had staan wachten 'tegen de parkeerplaats van de auto aan' lag. Het was dichtbij en op een parkeerplaats in de buurt van het fietspad.
Vol opzet
Op basis van voornoemde bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien, stelt de rechtbank vast dat verdachte nadat hij zei ‘Je gaat eraan’, met kracht met een bijl verschillende malen (5 à 6 keer) op het slachtoffer heeft ingeslagen. Verdachte heeft hierbij gericht op het hoofd, een zeer kwetsbaar lichaamsdeel, en het bovenlichaam van het slachtoffer. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat het nooit zijn bedoeling is geweest om zijn ex-vrouw te doden. De rechtbank is evenwel van oordeel dat de gedragingen van verdachte naar hun uiterlijke verschijningsvorm dienen te worden aangemerkt als zozeer te zijn gericht op het toebrengen van dodelijk letsel, dat de rechtbank op grond hiervan vaststelt dat, bij het in dezen ontbreken van contra-indicaties, verdachtes opzet hierop ten volle was gericht.
Bij het voorgaande neemt de rechtbank in aanmerking dat, anders dan de verdediging heeft betoogd, een (hand-)bijl een uitermate geschikt wapen is voor het toebrengen van dodelijk letsel. Naar algemene ervaringsregels geldt dat het slaan met een bijl, een scherp en zwaar metalen voorwerp, binnen zeer kort tijdsbestek forse (levensbedreigende) schade kan aanrichten, met name als zoals in het onderhavige geval wordt gericht op het hoofd en het bovenlichaam waar zich verschillende vitale organen bevinden.
Juridisch kader
De rechtbank stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van het bestanddeel ‘voorbedachte raad’ volgens bestendige jurisprudentie moet komen vast te staan dat de verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en dat hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven.
Bij de vraag of sprake is van voorbedachte raad gaat het bij uitstek om een weging en waardering van de omstandigheden van het concrete geval, waarbij de rechter het gewicht moet bepalen van de aanwijzingen die voor of tegen het bewezen verklaren van voorbedachte raad pleiten. De vaststelling dat de verdachte voldoende tijd had om zich te beraden op het te nemen of het genomen besluit vormt weliswaar een belangrijke objectieve aanwijzing dat met voorbedachte raad is gehandeld, maar behoeft de rechter niet ervan te weerhouden aan contra-indicaties een zwaarder gewicht toe te kennen.
De achtergrond van het vereiste dat de verdachte de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven, is dat ingeval vast staat dat de verdachte die gelegenheid heeft gehad, het redelijk is aan te nemen dat de verdachte daarvan heeft gebruik gemaakt en dus daadwerkelijk heeft nagedacht over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap heeft gegeven. Dat de verdachte daadwerkelijk heeft nagedacht en zich rekenschap heeft gegeven leent zich immers moeilijk voor strafrechtelijk bewijs, zeker in het geval dat de verklaringen van de verdachte en/of eventuele getuigen geen inzicht geven in hetgeen voor en ten tijde van het begaan van het feit in de verdachte is omgegaan. Of in een dergelijk geval voorbedachte raad kan worden bewezen, hangt dan sterk af van de hierboven bedoelde gelegenheid en van de overige feitelijke omstandigheden van het geval zoals de aard van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan alsmede de gedragingen van de verdachte voor en tijdens het begaan van het feit.
Feiten en omstandigheden
Voor de bewezenverklaring van het bestanddeel ‘voorbedachte raad’ acht de rechtbank in het bijzonder de volgende feiten en omstandigheden redengevend.
Uit de bovenstaande bewijsmiddelen leidt de rechtbank het volgende af:
Verdachte is op 16 oktober 2020 op enig moment tussen 13:09 en 13:31 uur op zijn woonadres in Bilthoven met een bijl in zijn auto gestapt.
Om 13:31 uur die dag heeft verdachte ter hoogte van Utrecht (knooppunt Rijnsweerd) in het navigatiesysteem van zijn telefoon de locatie ingevoerd van de parkeerplaats gevestigd aan het [straat] in [woonplaats] . Deze parkeerplaats ligt nagenoeg in het midden tussen de school van zijn dochter en de woning van het slachtoffer. Tevens ligt de parkeerplaats naast het fietspad dat vanaf de woning van zijn ex-vrouw naar de school van de dochter van verdachte loopt. De kruising van fietspaden waar de verdachte het slachtoffer heeft aangevallen is de enige logische route die zijn ex-vrouw moet afleggen om bij de school van haar dochter te komen.
Vanaf de woning van verdachte is het ongeveer 26 minuten rijden naar de plaats delict. Verdachte heeft gedurende zijn autorit naar [woonplaats] ter hoogte van Utrecht om 13:31 uur het [straat] te [woonplaats] in zijn navigatiesysteem ingevoerd. Verdachte moet, gelet op de afstand die hij op dat moment al moet hebben afgelegd, rond 13:45 uur op de parkeerplaats zijn aangekomen.
Verdachte heeft vervolgens op of nabij het fietspad gedurende ongeveer een half uur het slachtoffer staan opwachten.
Verdachte had de bijl in een tas gestopt en haalde deze er uit op het moment dat het slachtoffer hem rond 14:15 uur tegemoet kwam fietsen.
Verdachte had zich vermomd door, in de buitenlucht, een mondkapje te dragen en een zwarte pet op te doen. Deze vermomming was effectief nu het slachtoffer de verdachte, haar ex-man, niet heeft herkend.
Op het moment dat het slachtoffer bijna bij verdachte was zei verdachte tegen haar: “Je gaat eraan”.
Beoordeling
De rechtbank stelt allereerst vast dat verdachte op 17 oktober 2020 bij de politie heeft verklaard dat hij boos was en naar [woonplaats] is gegaan omdat zijn ex daar woont. Voordat hij in de auto is gestapt heeft verdachte een bijl gepakt. Verdachte heeft verder verklaard dat hij niet veel goeds van plan was en ook dat hij blijkbaar niet met de beste bedoelingen naar [woonplaats] is gegaan. Dit alles duidt reeds op het hebben van een plan voor c.q. een besluit tot een gewelddadig treffen met zijn ex.
Hier komt bij dat verdachte tussen het moment dat hij in de auto is gestapt tot het moment dat hij zijn ex met de bijl heeft aangevallen, voldoende tijd heeft gehad om zich te beraden op zijn besluit om dit te doen. Zowel gedurende de autorit naar [woonplaats] (ongeveer een half uur) als het gedurende enige tijd (ongeveer een half uur) opwachten van het slachtoffer op of nabij het fietspad, heeft verdachte tijd en gelegenheid gehad om na te denken over de betekenis en gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven.
De rechtbank acht het ook redelijk om aan te nemen dat verdachte daadwerkelijk heeft nagedacht over de betekenis en de gevolgen van zijn daad. Los van het hiervoor genoemde tijdsverloop, duidt het handelen van verdachte voorafgaand aan het feit namelijk op een opeenvolgende serie (wils-)besluiten en logistieke handelingen. Zo heeft verdachte nagedacht over het meenemen van de bijl. Verdachte heeft dit wapen vervolgens in een tas gestopt en pas tevoorschijn gehaald op het moment dat hij dichtbij het slachtoffer was. Verdachte wilde de bijl klaarblijkelijk aan het zicht onttrekken. Verdachte heeft daarnaast gezichts- en hoofdbedekking meegenomen en gebruikt. Dit heeft ervoor gezorgd dat het slachtoffer hem niet herkende. Gedurende zijn autorit richting [woonplaats] heeft verdachte een parkeerplaats ingevoerd in zijn navigatiesysteem die precies is gelegen nabij het fietspad waar hij het slachtoffer uiteindelijk heeft aangevallen. Om bij deze parkeerplaats te komen, was enige lokale kennis vereist. Verdachte heeft blijkens de feitelijke gang van zaken ook nagedacht over het tijdstip waarop zijn kind uit school zou komen en de route die het slachtoffer zou nemen om haar op te halen. Voorts heeft verdachte zijn auto geparkeerd op de nabijgelegen parkeerplaats waardoor hij, na de aanval op het slachtoffer, snel kon vluchten. Ten slotte heeft verdachte op het moment dat het slachtoffer hem was genaderd de bijl tevoorschijn gehaald en gezegd ‘Je gaat eraan’.
Op basis van het voorgaande passeert de rechtbank dan ook de door de verdediging aangevoerde contra-indicatie voor voorbedachte rade, te weten dat verdachte gehandeld zou hebben vanuit een hevige gemoedsopwelling veroorzaakt door een brief waarin incassomaatregelen werden aangezegd.
Conclusie
Gezien al het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte bewust en met voorbedachten rade een gewelddadige confrontatie met het slachtoffer heeft gezocht met de bedoeling om haar te doden. Al met al is de rechtbank dan ook van oordeel dat verdachte met voorbedachten rade heeft gehandeld en acht zij poging tot moord bewezen.
5 BEWEZENVERKLARING
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op 16 oktober 2020 te [woonplaats] , ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven te beroven, heeft hij, verdachte, voornoemde [slachtoffer] met een bijl, meermalen, tegen het hoofd en gezicht en de arm, althans het lichaam geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.