ECLI:NL:RBMNE:2021:3021

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
12 juli 2021
Publicatiedatum
12 juli 2021
Zaaknummer
16-260255-20 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot gevangenisstraf voor poging tot moord met bijl

Op 12 juli 2021 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 16 oktober 2020 zijn ex-vrouw heeft aangevallen met een bijl. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk en met voorbedachten rade heeft geprobeerd zijn ex-vrouw te doden door haar meerdere keren met de bijl op het hoofd te slaan. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 jaren, met aftrek van het voorarrest. De rechtbank oordeelde dat de gedragingen van de verdachte zozeer gericht waren op het toebrengen van dodelijk letsel, dat het opzet van de verdachte op het doden van zijn ex-vrouw bewezen kon worden geacht. De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij toegewezen, die schadevergoeding heeft gevorderd voor zowel materiële als immateriële schade, in totaal € 22.710,-. De rechtbank heeft de bijl, het wapen dat gebruikt is bij de aanval, verbeurd verklaard. De zaak is behandeld op tegenspraak, waarbij de rechtbank de vordering van de officier van justitie en de standpunten van de verdediging heeft meegewogen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen omstandigheden zijn die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten, en dat de verdachte volledig verantwoordelijk is voor zijn daden.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16-260255-20 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 12 juli 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte ],
geboren op [1964] te [geboorteplaats] ,
gedetineerd in P.I. Nieuwegein, locatie Zeist.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 18 januari 2021, 12 april 2021 en 28 juni 2021. De zaak is inhoudelijk behandeld op laatst vermelde datum.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. A. Lobregt en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. W.J. Ausma, advocaat te Utrecht, alsmede de advocaat van de benadeelde partij mr. P. van der Geest, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
primair
op 16 oktober 2020 te [woonplaats] [slachtoffer] opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade heeft gepoogd te doden door haar met een vuistbijl meermalen te slaan tegen onder meer het hoofd;
subsidiair
op 16 oktober 2020 te [woonplaats] [slachtoffer] opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade zwaar heeft mishandeld door haar met een vuistbijl meermalen te slaan tegen onder meer het hoofd.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend te bewijzen dat verdachte opzettelijk en met voorbedachten rade heeft geprobeerd [slachtoffer] te doden.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het primair ten laste gelegde. Hij heeft hiertoe – kort gezegd – het volgende aangevoerd.
Er zijn teveel contra-indicaties om wettig en overtuigend te bewijzen dat verdachte het slachtoffer met voorbedachten rade om het leven heeft willen brengen. Zo is het feit op klaarlichte dag gepleegd met gebruikmaking van de eigen auto van verdachte, heeft verdachte geen voorbereidingshandelingen getroffen om het slachtoffer te doden, lag de bijl min of meer voor het grijpen en zat verdachte gedurende de autorit naar [woonplaats] vol adrenaline waardoor hij geen moment van bezinning of kalm beraad en rustig overleg heeft gehad. Bovendien blijkt uit de verklaringen van verdachte dat de brief van het Landelijk Bureau Inningsonderhoud (LBIO) waarin incassomaatregelen werden aangekondigd de trigger was van zijn woede. Vanuit deze woede is een hevige gemoedsbeweging ontstaan die langere tijd heeft geduurd en ertoe heeft geleid dat verdachte het slachtoffer uiteindelijk heeft aangevallen met de bijl.
Een handbijl is niet per definitie een voorwerp waarmee een ander in een kort tijdsbestek om het leven kan worden gebracht. Bij het gebruik van slagvoorwerpen is een groot aantal handelingen nodig om de dood tot gevolg te kunnen hebben. De verdediging is dan ook van oordeel dat het handelen van verdachte niet de aanmerkelijke kans tot het intreden van de dood heeft opgeleverd. In casu was de tijdspanne daarvoor tekort. Eveneens ontbrak het bij verdachte aan de intentie om het slachtoffer te doden. In deze context kan er geen sprake zijn van een poging tot doodslag.
De raadsman is van oordeel dat de subsidiair ten laste gelegde zware mishandeling kan worden bewezen verklaard.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
[slachtoffer] heeft op 22 oktober 2020 aangifte gedaan en daarin onder meer het volgende verklaard:
Plaats delict: [woonplaats] . Pleegdatum/tijd: 16 oktober 2020 om 14:19 uur. [2] (…) Ik heb omstreeks 14.20 uur mijn fiets gepakt om naar de school van [A] te fietsen. (…) Ik was ongeveer twee minuten van huis onderweg toen ik een man op het fietspad zag lopen. Hij had een mondkapje op en iets op zijn hoofd, een muts of zo. Hij was voor mij niet herkenbaar. Toen ik bijna bij hem was draaide hij heel doelbewust mijn kant op. (…) Ik hoorde hem heel bewust tegen mij zeggen: "Je gaat eraan." Hij had een soort canvas tas om. Hij pakte er iets uit wat een bijl bleek te zijn. Hij begon daar gelijk mee op mij in te slaan. Hij bleef maar slaan. [3]
In een geneeskundige verklaring van 19 oktober 2020 is onder meer het volgende gerelateerd:
Medische informatie betreffende: [slachtoffer] . Uitwendig waargenomen letsel:
- wond hoofd x2;
- breuk schedel; (…)
- wond pols; (…)
- breuk onderarm. [4]
Datum waarop voornoemde persoon is onderzocht: 16 oktober 2020. [5]
In het proces-verbaal forensisch onderzoek persoon [slachtoffer] is het volgende opgenomen:
Wij zagen het volgende letsel:
Rechterzijde lichaam
- Op de boven- buitenzijde van de rechter voet was overdwars een streepvormige,
gehechte verwonding te zien van ongeveer vijf centimeter lang (Foto's 2 en 3).
- Op de bovenzijde van het rechter bovenbeen was in het midden een huidbeschadiging
te zien van ongeveer een halve bij een halve centimeter lang (Foto's 34 en 35).
- Op de bovenzijde van de rechterhand waren drie huid beschadigen te zien variërend
in grootte van nul tot een halve centimeter lang (Foto's 4 en 5).
- Op de buitenzijde van de rechter onder arm was een streepvormige, gehechte verwonding
te zien van ongeveer negentien centimeter lang. Halverwege de wond was een
streepvormige, gehechte verwonding naar de onderzijde te zien van ongeveer vier
centimeter lang (Foto's 6 en 7).
- Op de buitenzijde van de rechter boven arm was een blauw, gele verkleuring te zien
van ongeveer acht tot tien centimeter grootte (Foto's 8 en 9).
- Ter hoogte van de bovenzijde van de rechter elleboog was een streepvormige,
gehechte verwonding te zien van ongeveer vier centimeter lang (Foto 10).
- Op de onderzijde van de rechter onder arm was een streepvormige verwonding te zien
van ongeveer vier centimeter lang. Naast de verwonding was een huidbeschadiging te zien
van ongeveer anderhalve centimeter lang. Rondom de verwonding was een blauw, gele
verkleuring te zien (Foto's 11 en 12).
- Op de onderzijde van de rechter pols was een streepvormige verwonding te zien van
ongeveer anderhalve centimeter lang (Foto 13).
- Op de binnenzijde van de rechter bovenarm, net onder de oksel, was een
streepvormige verwonding te zien van ongeveer anderhalve centimeter lang. Rondom de
verwonding was een blauw, gele verkleuring te zien (Foto's 14 en 15).
Linkerzijde lichaam
- Op de onder- buitenzijde van de linker pols was een streepvormige, gehechte
verwonding te zien van ongeveer vier centimeter lang (Foto's 16 en 17).
- Op de onderzijde van de pols was een blauw, paarse verkleuring te zien van ongeveer
drie en een half bij drie centimeter lang (Foto 18).
- Op de onderzijde van de linker onder arm was een blauw, gele verkleuring te zien
van ongeveer zeven bij vier centimeter lang (Foto 19).
- Op de binnenzijde van de linker elleboog was een blauw, paars, gele verkleuring te
zien van ongeveer zes bij zes centimeter lang (Foto's 20 en 21). [6]
Hoofd/Gelaat
- Ter hoogte van de rechter slaap was een streepvormige, gehechte verwonding te zien
wat doorliep tot over het rechter ooglid van ongeveer acht centimeter (Foto's 22, 23, 25,
26, 27).
- Ter hoogte van het rechter voorhoofd was een streepvormige, gehechte verwonding te
zien van ongeveer drie en een halve centimeter lang (Foto 24).
- Op het midden van het achterhoofd was een streepvormige, gehechte verwonding te
zien van ongeveer acht en een halve centimeter lang. Vanwege het haar van het slachtoffer
was de exacte lengte van de verwonding moeilijk te bepalen (Foto's 30 t/m 33).
Rug
- Ter hoogte van de bovenrug, aan de rechterzijde, net onder de nek was een
streepvormige huidbeschadiging te zien van ongeveer vijf centimeter lang (Foto's 28 en
29) .
Interpretatie van bevindingen
Slachtoffer heeft over het gehele lichaam meerdere letsel, dan wel oppervlakkig tot
dieper, wat gehecht moest worden. Gezien de letsels aan de handen en armen heeft het
slachtoffer zich proberen af te weren. Er lijkt gericht op de bovenzijde/hoofd van
het lichaam te zijn aangevallen. [7]
[getuige 1] is op 16 oktober 2020 gehoord als getuige. In het hierover opgemaakte proces-verbaal is onder meer het volgende gerelateerd:
Vandaag op 16 oktober 2020 omstreeks 14:15 uur. (…) Ik zag dat de man een voorwerp in zijn hand had welke ik niet goed kon zien, ik dacht er een hamer of een bijl in te zien. (…) Ik zag dat de man het voorwerp ongeveer 5 a 6 maal boven zijn hoofd hield en vervolgens met kracht naar beneden sloeg richting het lichaam van de persoon op de grond. Ik zag dat deze slagen snel achter elkaar volgde. [8] (…)
[getuige 2] is op 17 oktober 2020 gehoord als getuige. In het hierover opgemaakte proces-verbaal is onder meer het volgende gerelateerd:
Ik zag ook een man wegrennen bij de vrouw vandaan. (…)Toen ik de hoek omkwam en de man weer in zicht had zag ik dat hij naar een voertuig rende. Ik zag dat hij in het voertuig stapte en wegreed. Ik had nog net de tijd om snel een foto te maken van het voertuig met het kenteken.
V: Hoe zag die man eruit?
A: zwarte pet. [9]
In een proces-verbaal van bevindingen van 29 oktober 2020 is onder meer het volgende gerelateerd:
Op 28 oktober 2020 heb ik de afstand gereden tussen de woning van de verdachte aan de [adres] in [woonplaats] naar de parkeerplaats in [woonplaats] gevestigd aan het [straat] in [woonplaats] . Afstand: 22 kilometer. [10] (…) Tijdens het rijden van de route heb ik zoveel mogelijk de maximumsnelheid aangehouden om zo snel als mogelijk de afstand te overbruggen. De tijd die mijn stopwatch aangaf na de route te hebben gereden was: 26:02 (zesentwintig minuten en twee seconden). (…) Om op de parkeerplaats in [woonplaats] te komen waar de verdachte zijn voertuig had geparkeerd is enige lokale kennis nodig. Wat verder opvalt aan de parkeerplaats is dat deze nagenoeg in het midden ligt tussen de school van zijn dochter en de woning van zijn ex-vrouw. De parkeerplaats ligt gesitueerd aan het einde van een doodlopende weg die enkel bereikt kan worden door specifieke straten in de [wijk] in [woonplaats] te volgen. [11] (…) Tevens valt op dat deze parkeerplaats naast het fietspad ligt die vanaf de woning van zijn ex-vrouw naar de school van zijn dochter loopt. [12] De kruising van fietspaden waar de verdachte zijn ex-vrouw stond op te wachten (plaats delict) is de enige logische route die zijn ex-vrouw moet afleggen om bij de school van haar dochter te komen. [13]
In een proces-verbaal van bevindingen van 7 december 2020 is onder meer het volgende gerelateerd:
Ik deed onderzoek naar ingevoerde navigatie-adressen en ik zag dat op 16-10-2020 om 13:31:15 uur in applicatie Apple Maps het huidige adres E30, 3584 Utrecht, Nederland, was geregistreerd. Hierna zag ik dat als bestemming het adres [straat] [woonplaats] , Nederland was gekozen. Kennelijk was de locatie om 13:31:15 uur (..) de locatie E30, knooppunt Rijnsweerd (..). [14]
In een proces-verbaal van bevindingen van 11 december 2020 is onder meer het volgende gerelateerd:
In onderzoek 09Stad20 werd op 16 oktober 2020, na de heterdaad aanhouding van verdachte [verdachte ] , zijn mobiele telefoon ter waarheidsvinding in beslag genomen en met een speciaal software programma uitgelezen. [15] (…) 13:09 uur: De telefoon registreert een foto waarop verdachte [verdachte ] te zien is in een spiegel. (…) De telefoon sloeg bij het maken van deze foto de coördinaten op waar het toestel zich op dat moment bevond. De GPS coördinaten gaven het huisadres van verdachte [verdachte ] aan; [adres] in [woonplaats] . [16]
Verdachte is (onder meer) op 17 oktober 2020 gehoord. In het hierover opgemaakte proces-verbaal is onder meer het volgende gerelateerd:
Aan de verdachte werd de vraag gesteld wat de reden was dat hij naar [woonplaats] was gereden. De verdachte antwoordde dat hij boos ... vreselijk boos was. [verdachte ] verklaarde naar [woonplaats] te zijn gereden omdat zijn ex ( [slachtoffer] ) daar woonachtig is. Op de vraag wat hij van plan was antwoordde de verdachte: ‘niet veel goeds blijkbaar’. (…) De verdachte vertelde furieus te zijn geweest. (…) Op vraag waar hij precies naartoe gereden was in [woonplaats] antwoordde hij dat hij naar een pad tussen 'de school en het huis' was gereden. Desgevraagd lichtte hij toe dat hij met 'het huis' de woning van [slachtoffer] bedoelde. (…) Hij verklaarde dat hij blijkbaar niet met de beste bedoelingen heen was gegaan. [17] (…) Aan [verdachte ] werd vervolgens gevraagd wat hij had gedaan na te zijn aangekomen op het bewuste pad. Hierop antwoordde hij dat hij dacht daar op [slachtoffer] te hebben gewacht. Hij verklaarde dit te denken omdat hij en zijn ex elkaar daar hebben ontmoet. (…) Met betrekking tot de genoemde school verklaarde hij dat dit de school van zijn dochtertje betrof. (…) Desgevraagd antwoordde de verdachte dat hij wist dat zijn dochtertje dagelijks om 14.30 uur uit school komt, zo ook de bewuste vrijdag. (…) [verdachte ] verklaarde desgevraagd dat hij de bijl in zijn hand van huis had meegenomen. Hij gaf aan met zijn eigen auto naar [woonplaats] te zijn gereden. Hij bevestigde dat dit dezelfde auto was als waarin hij later die dag was aangehouden. Hij verklaarde de auto bij het fietspad te hebben geparkeerd. Hij verklaarde dat de plek waar hij op zijn ex had staan wachten 'tegen de parkeerplaats van de auto aan' lag. Het was dichtbij en op een parkeerplaats in de buurt van het fietspad.
Bewijsoverwegingen
Vol opzet
Op basis van voornoemde bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien, stelt de rechtbank vast dat verdachte nadat hij zei ‘Je gaat eraan’, met kracht met een bijl verschillende malen (5 à 6 keer) op het slachtoffer heeft ingeslagen. Verdachte heeft hierbij gericht op het hoofd, een zeer kwetsbaar lichaamsdeel, en het bovenlichaam van het slachtoffer. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat het nooit zijn bedoeling is geweest om zijn ex-vrouw te doden. De rechtbank is evenwel van oordeel dat de gedragingen van verdachte naar hun uiterlijke verschijningsvorm dienen te worden aangemerkt als zozeer te zijn gericht op het toebrengen van dodelijk letsel, dat de rechtbank op grond hiervan vaststelt dat, bij het in dezen ontbreken van contra-indicaties, verdachtes opzet hierop ten volle was gericht.
Bij het voorgaande neemt de rechtbank in aanmerking dat, anders dan de verdediging heeft betoogd, een (hand-)bijl een uitermate geschikt wapen is voor het toebrengen van dodelijk letsel. Naar algemene ervaringsregels geldt dat het slaan met een bijl, een scherp en zwaar metalen voorwerp, binnen zeer kort tijdsbestek forse (levensbedreigende) schade kan aanrichten, met name als zoals in het onderhavige geval wordt gericht op het hoofd en het bovenlichaam waar zich verschillende vitale organen bevinden.
Voorbedachte raad
Juridisch kader
De rechtbank stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van het bestanddeel ‘voorbedachte raad’ volgens bestendige jurisprudentie moet komen vast te staan dat de verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en dat hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven.
Bij de vraag of sprake is van voorbedachte raad gaat het bij uitstek om een weging en waardering van de omstandigheden van het concrete geval, waarbij de rechter het gewicht moet bepalen van de aanwijzingen die voor of tegen het bewezen verklaren van voorbedachte raad pleiten. De vaststelling dat de verdachte voldoende tijd had om zich te beraden op het te nemen of het genomen besluit vormt weliswaar een belangrijke objectieve aanwijzing dat met voorbedachte raad is gehandeld, maar behoeft de rechter niet ervan te weerhouden aan contra-indicaties een zwaarder gewicht toe te kennen.
De achtergrond van het vereiste dat de verdachte de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven, is dat ingeval vast staat dat de verdachte die gelegenheid heeft gehad, het redelijk is aan te nemen dat de verdachte daarvan heeft gebruik gemaakt en dus daadwerkelijk heeft nagedacht over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap heeft gegeven. Dat de verdachte daadwerkelijk heeft nagedacht en zich rekenschap heeft gegeven leent zich immers moeilijk voor strafrechtelijk bewijs, zeker in het geval dat de verklaringen van de verdachte en/of eventuele getuigen geen inzicht geven in hetgeen voor en ten tijde van het begaan van het feit in de verdachte is omgegaan. Of in een dergelijk geval voorbedachte raad kan worden bewezen, hangt dan sterk af van de hierboven bedoelde gelegenheid en van de overige feitelijke omstandigheden van het geval zoals de aard van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan alsmede de gedragingen van de verdachte voor en tijdens het begaan van het feit.
Feiten en omstandigheden
Voor de bewezenverklaring van het bestanddeel ‘voorbedachte raad’ acht de rechtbank in het bijzonder de volgende feiten en omstandigheden redengevend.
Uit de bovenstaande bewijsmiddelen leidt de rechtbank het volgende af:
Verdachte is op 16 oktober 2020 op enig moment tussen 13:09 en 13:31 uur op zijn woonadres in Bilthoven met een bijl in zijn auto gestapt.
Om 13:31 uur die dag heeft verdachte ter hoogte van Utrecht (knooppunt Rijnsweerd) in het navigatiesysteem van zijn telefoon de locatie ingevoerd van de parkeerplaats gevestigd aan het [straat] in [woonplaats] . Deze parkeerplaats ligt nagenoeg in het midden tussen de school van zijn dochter en de woning van het slachtoffer. Tevens ligt de parkeerplaats naast het fietspad dat vanaf de woning van zijn ex-vrouw naar de school van de dochter van verdachte loopt. De kruising van fietspaden waar de verdachte het slachtoffer heeft aangevallen is de enige logische route die zijn ex-vrouw moet afleggen om bij de school van haar dochter te komen.
Vanaf de woning van verdachte is het ongeveer 26 minuten rijden naar de plaats delict. Verdachte heeft gedurende zijn autorit naar [woonplaats] ter hoogte van Utrecht om 13:31 uur het [straat] te [woonplaats] in zijn navigatiesysteem ingevoerd. Verdachte moet, gelet op de afstand die hij op dat moment al moet hebben afgelegd, rond 13:45 uur op de parkeerplaats zijn aangekomen.
Verdachte heeft vervolgens op of nabij het fietspad gedurende ongeveer een half uur het slachtoffer staan opwachten.
Verdachte had de bijl in een tas gestopt en haalde deze er uit op het moment dat het slachtoffer hem rond 14:15 uur tegemoet kwam fietsen.
Verdachte had zich vermomd door, in de buitenlucht, een mondkapje te dragen en een zwarte pet op te doen. Deze vermomming was effectief nu het slachtoffer de verdachte, haar ex-man, niet heeft herkend.
Op het moment dat het slachtoffer bijna bij verdachte was zei verdachte tegen haar: “Je gaat eraan”.
Beoordeling
De rechtbank stelt allereerst vast dat verdachte op 17 oktober 2020 bij de politie heeft verklaard dat hij boos was en naar [woonplaats] is gegaan omdat zijn ex daar woont. Voordat hij in de auto is gestapt heeft verdachte een bijl gepakt. Verdachte heeft verder verklaard dat hij niet veel goeds van plan was en ook dat hij blijkbaar niet met de beste bedoelingen naar [woonplaats] is gegaan. Dit alles duidt reeds op het hebben van een plan voor c.q. een besluit tot een gewelddadig treffen met zijn ex.
Hier komt bij dat verdachte tussen het moment dat hij in de auto is gestapt tot het moment dat hij zijn ex met de bijl heeft aangevallen, voldoende tijd heeft gehad om zich te beraden op zijn besluit om dit te doen. Zowel gedurende de autorit naar [woonplaats] (ongeveer een half uur) als het gedurende enige tijd (ongeveer een half uur) opwachten van het slachtoffer op of nabij het fietspad, heeft verdachte tijd en gelegenheid gehad om na te denken over de betekenis en gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven.
De rechtbank acht het ook redelijk om aan te nemen dat verdachte daadwerkelijk heeft nagedacht over de betekenis en de gevolgen van zijn daad. Los van het hiervoor genoemde tijdsverloop, duidt het handelen van verdachte voorafgaand aan het feit namelijk op een opeenvolgende serie (wils-)besluiten en logistieke handelingen. Zo heeft verdachte nagedacht over het meenemen van de bijl. Verdachte heeft dit wapen vervolgens in een tas gestopt en pas tevoorschijn gehaald op het moment dat hij dichtbij het slachtoffer was. Verdachte wilde de bijl klaarblijkelijk aan het zicht onttrekken. Verdachte heeft daarnaast gezichts- en hoofdbedekking meegenomen en gebruikt. Dit heeft ervoor gezorgd dat het slachtoffer hem niet herkende. Gedurende zijn autorit richting [woonplaats] heeft verdachte een parkeerplaats ingevoerd in zijn navigatiesysteem die precies is gelegen nabij het fietspad waar hij het slachtoffer uiteindelijk heeft aangevallen. Om bij deze parkeerplaats te komen, was enige lokale kennis vereist. Verdachte heeft blijkens de feitelijke gang van zaken ook nagedacht over het tijdstip waarop zijn kind uit school zou komen en de route die het slachtoffer zou nemen om haar op te halen. Voorts heeft verdachte zijn auto geparkeerd op de nabijgelegen parkeerplaats waardoor hij, na de aanval op het slachtoffer, snel kon vluchten. Ten slotte heeft verdachte op het moment dat het slachtoffer hem was genaderd de bijl tevoorschijn gehaald en gezegd ‘Je gaat eraan’.
Op basis van het voorgaande passeert de rechtbank dan ook de door de verdediging aangevoerde contra-indicatie voor voorbedachte rade, te weten dat verdachte gehandeld zou hebben vanuit een hevige gemoedsopwelling veroorzaakt door een brief waarin incassomaatregelen werden aangezegd.
Conclusie
Gezien al het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte bewust en met voorbedachten rade een gewelddadige confrontatie met het slachtoffer heeft gezocht met de bedoeling om haar te doden. Al met al is de rechtbank dan ook van oordeel dat verdachte met voorbedachten rade heeft gehandeld en acht zij poging tot moord bewezen.
5 BEWEZENVERKLARING
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op 16 oktober 2020 te [woonplaats] , ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven te beroven, heeft hij, verdachte, voornoemde [slachtoffer] met een bijl, meermalen, tegen het hoofd en gezicht en de arm, althans het lichaam geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
poging tot moord.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 12 jaren, met aftrek van het voorarrest. De officier van justitie heeft bij het bepalen van haar eis gelet op straffen die in vergelijkbare gevallen worden opgelegd. Zij heeft de rechtbank gewezen op een arrest van het hof Amsterdam uit 2012 waar een man op de openbare weg met een bijl inhakte op zijn ex en haar vriendin. Dit is een vergelijkbare zaak met onderhavige zaak waarin de verdachte uiteindelijk werd veroordeeld tot vijftien jaren gevangenisstraf.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging, die bij haar standpunt over de strafmaat is uitgegaan van een bewezenverklaring van het zonder voorbedachten rade toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, heeft bepleit dat aan verdachte een deels voorwaardelijke gevangenisstraf wordt opgelegd. Als bijzondere voorwaarde kan toezicht van de reclassering worden opgelegd en een behandelplicht bij een instelling als De Waag. Verdachte is hiervoor gemotiveerd. De verdediging heeft de rechtbank gewezen op jurisprudentie waarin voor het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel met een bijl gevangenisstraffen van twaalf tot vijftien maanden zijn opgelegd. De verdediging heeft de rechtbank ook verzocht rekening te houden met de proceshouding van verdachte. Hij heeft oprechte spijt betuigd en berouw getoond.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Ernst van het feit
Verdachte is op 16 oktober 2020 ter uitvoering van het door hem genomen besluit om zijn ex-vrouw van het leven te beroven met een bijl naar [woonplaats] gereden. Verdachte heeft zijn auto geparkeerd nabij het fietspad waar hij zijn ex-vrouw later zou treffen, en haar op of nabij dit fietspad opgewacht. Op het moment dat zij hem naderde heeft verdachte zijn bijl ter hand genomen, tegen het slachtoffer gezegd dat ze eraan ging en vervolgens meermaals met kracht met de bijl op haar hoofd, gezicht en lichaam ingeslagen. Dat het slachtoffer deze brute aanval heeft overleefd is geenszins te danken aan verdachte maar aan de adequate hulp die snel ter plaatse was. Het slachtoffer heeft door het feit fors en deels blijvend letsel bekomen waarmee zij en haar omgeving de rest van haar leven zullen worden geconfronteerd. Dat het feit diep heeft ingegrepen op het leven van het slachtoffer is onder meer gebleken uit de ter terechtzitting door de casemanager van Slachtofferhulp Nederland namens het slachtoffer voorgelezen slachtofferverklaring.
Moord is een levensdelict en daarmee een zeer ernstig misdrijf. De koelbloedigheid waarmee en wijze waarop verdachte zijn ex-vrouw van het leven heeft willen beroven is schokkend geweest voor de direct betrokkenen en voor de samenleving als geheel. Dit blijkt onder meer uit de indringende getuigenverklaringen die zich in het dossier bevinden. Het handelen van verdachte heeft bijgedragen aan gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving. De rechtbank rekent het de verdachte bovendien zwaar aan dat hij zich enkel heeft laten leiden door zijn eigen gevoelens van onmacht en frustratie. Verdachte heeft het belang van zijn eigen kinderen, op wie deze afschuwelijke daad een traumatische inwerking moet hebben gehad, volledig opzij geschoven en zelfs het risico genomen dat zijn jongste kind onderweg naar huis geconfronteerd zou worden met haar ernstig verwonde moeder. De kinderen zullen voorts altijd geconfronteerd blijven met deze daad van hun vader, wanneer zij hun moeder aankijken aangezien zij forse littekens in haar gezicht heeft. Ten slotte rekent de rechtbank het verdachte eveneens zwaar aan dat hij heeft gemeend het recht in eigen handen te kunnen nemen.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van een uittreksel uit de justitiële documentatie betreffende verdachte van 5 maart 2021. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder voor een strafbaar feit is veroordeeld. De rechtbank weegt dit niet in strafverzwarende- of verminderende zin mee.
Verdachte heeft gedurende zijn voorarrest gesproken met deskundigen van het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie (hierna: NIFP). De rechtbank heeft acht geslagen op de hierover opgemaakte Rapportages Pro Justitia van 5 en 6 april 2021, ondertekend door dr. I.F.F.M. Elzakkers, psychiater, en M.F. Raven, GZ-psycholoog.
Volgens de deskundigen is er bij verdachte geen sprake van een ziekelijke stoornis en/of een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens. In zijn persoonlijkheid wordt wel een narcistische kleuring gezien in de zin van enige arrogantie, hooghartigheid en een air van superioriteit en onverbiddelijkheid, maar er zijn geen aanwijzingen dat er bij hem sprake is van een persoonlijkheidsstoomis.. Vanwege het ontbreken van een stoornis en een doorwerking daarvan in het ten laste gelegde wordt geadviseerd verdachte het ten laste gelegde, indien bewezen, volledig toe te rekenen.
Het risico op herhaling van soortgelijke delicten wordt door de deskundigen als laag ingeschat. Er kan mogelijk een risico op geweld bestaan in de specifieke context van krenking in een intieme relatie, echter de omstandigheden moeten dan wel buitengewoon belastend zijn.
De rechtbank heeft ook gelet op een reclasseringsadvies van 18 mei 2021, uitgebracht door reclasseringswerker C.P.M. Cruijen. De reclassering adviseert de rechtbank, mede gebaseerd op de bevindingen van het NIFP, aan verdachte een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen.
Strafoplegging
De rechtbank acht gelet op de ernst van het bewezen verklaarde feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan, oplegging van een langdurige gevangenisstraf gerechtvaardigd. Er kan niet met een straf worden volstaan die geen (langdurige) vrijheidsbeneming met zich brengt. De rechtbank heeft in haar oordeel ook betrokken de straffen die in soortgelijke gevallen plegen te worden opgelegd. Zij merkt daarbij op dat soortgelijke gevallen zich nauwelijks laten vergelijken omdat de feitelijke gang van zaken vaak verschilt. Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van twaalf jaren, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, passend en geboden is. De rechtbank gaat niet over tot het opleggen van een voorwaardelijk strafdeel nu de meerwaarde of noodzaak daarvan haar niet is gebleken.
Tenuitvoerlegging
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

9.BESLAG

9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de op de beslaglijst vermelde bijl verbeurd te verklaren en de overige op de beslaglijst vermelde goederen terug te geven aan verdachte.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich niet uitgelaten over het beslag.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de bijl dient te worden verbeurd verklaard. Met behulp van de bijl is het feit begaan. De overige op de beslaglijst vermelde goederen dienen te worden teruggegeven aan verdachte.

10.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 22.710,-. Dit bedrag bestaat uit € 2.710,- materiële schade en € 20.000,- immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde feit. De vordering is opgebouwd uit de volgende posten:
- ziekenhuisopname € 310,-;
- kosten ten behoeve van het opvragen van medische informatie € 660,05;
- kosten eigen risico van jaren 2020 en 2021 € 923,88;
- kosten aanschaf hulpmiddelen € 108,95;
- kosten kleding, schoenen en nieuwe brillenglazen € 365,91;
- reis- en parkeerkosten € 341,21;
- immateriële schade € 20.000,-.
10.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering tot schadevergoeding integraal toe te wijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
10.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich ten aanzien van het materiële deel van de vordering gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Ten aanzien van de immateriële schade heeft de verdediging de rechtbank verzocht om dit deel van de vordering te matigen en naar billijkheid vast te stellen.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
Materiële schade
De rechtbank acht de gemaakte kosten als opgevoerd voldoende onderbouwd en zal de vordering voor dit deel toewijzen, nu dit rechtstreekse schade als gevolg van het strafbare feit betreft.
Immateriële schade
Uit het dossier en de vordering volgt dat de benadeelde partij ten gevolge van het bewezen verklaarde lichamelijk en geestelijk letsel heeft opgelopen. Op grond van artikel 6:106 aanhef en onder b van het Burgerlijk Wetboek komt de benadeelde partij daarom in aanmerking voor vergoeding van immateriële schade. De rechtbank acht het gevorderde bedrag aan immateriële schade redelijk en billijk. De rechtbank zal de gevorderde immateriële schade daarom toewijzen.
Conclusie
Vaststaat dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze schade op € 22.710,- en zal de vordering tot dat bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 16 oktober 2020 tot de dag van volledige betaling.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 22.710,-, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 16 oktober 2020 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 148 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
Proceskosten
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 33, 33a, 36f, 45 en 289 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het primair ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
12 (twaalf) jaren;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Beslag
- verklaart
verbeurd 1 STK Bijl (G2715015);
- gelast de
teruggave aan verdachtevan de volgende voorwerpen:
  • 1 STK Geluidsdrager (G2714994);
  • 1 STK Schoeisel (G2714997);
  • 1 STK Kleding Trui (G2715007);
  • 1 STK Kleding Broek (G2715008);
  • 1 STK Kleding/ Shirt (G2715013);
  • 1 STK Kleding / Vest (G2715015);
  • 1 STK Personenauto (kenteken: [kenteken] , G662173);
  • 1 STK Kleding / Manchet (G2715122);
  • 2 STK Papieren zakken (G2715364);
  • 1 STK Kleding / Jas (G2715371);
  • 1 STK Kleding / Broek (G2715372);
  • 1 STK Kleding / Trui (G2715373);
  • 1 STK Kleding / Ondergoed (G2715374);
  • 1 STK Schoeisel / Schoen en sokken;
  • 1 STK mondkap (G2716293);
Benadeelde partij
  • wijst de vordering van
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer] van het toegewezen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 16 oktober 2020 tot de dag van volledige betaling;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Blanke, voorzitter, mrs. E.J.W. Verhaagh en I. Jadib, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R.H.A. de Poot, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 12 juli 2021.
Mr. Jadib is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 16 oktober 2020 te [woonplaats] , althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven te beroven, heeft hij, verdachte, voornoemde [slachtoffer] met een vuistbijl, althans met een scherp en/of puntig en/of zwaar voorwerp, meermalen, althans eenmaal, in/op/tegen het hoofd en/of gezicht en/of de arm, althans het lichaam, gehakt en/of geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 289 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 16 oktober 2020 te [woonplaats] , althans in Nederland, aan [slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel, te weten een of meerdere hoofdletsels, heeft toegebracht door voornoemde [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, met een vuistbijl, althans met een scherp en/of puntig en/of zwaar voorwerp, in/op/tegen het hoofd en/of gezicht en/of de arm, althans het lichaam, te hakken en/of te slaan;
( art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij de in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal van 4 januari 2021 en 24 maart 2021, genummerd PL0900-2020336500 (A) en PL0900-2020336500 (B), opgemaakt door de politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd pagina 1 tot en met 405. Tenzij anders vermeld, zijn deze processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van aangifte, p. 197.
3.Proces-verbaal van aangifte, p. 198.
4.Een geschrift, zijnde een geneeskundige verklaring d.d. 19 oktober 2020, opgemaakt door dr. Bonders, blad 211 van proces-verbaal nr. PL0900-2020336500 (A).
5.Een geschrift, zijnde een geneeskundige verklaring d.d. 19 oktober 2020, opgemaakt door dr. Bonders, blad 212 van proces-verbaal nr. PL0900-2020336500 (A).
6.Proces-verbaal forensisch onderzoek persoon, p. 215.
7.Proces-verbaal forensisch onderzoek persoon, p. 216.
8.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , p. 91.
9.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , p. 110.
10.Proces-verbaal van bevindingen, p. 273.
11.Proces-verbaal van bevindingen, p. 274.
12.Proces-verbaal van bevindingen, p. 276.
13.Proces-verbaal van bevindingen, p. 277.
14.Proces-verbaal van bevindingen p. 281.
15.Proces-verbaal van bevindingen, p. 282.
16.Proces-verbaal van bevindingen, p. 284.
17.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 48.