ECLI:NL:RBMNE:2021:3018

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
9 juli 2021
Publicatiedatum
9 juli 2021
Zaaknummer
UTR - 20_4242
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen omgevingsvergunning voor transformatie van bedrijfsruimte naar woningen

In deze zaak hebben eisers, die wonen en een makelaarskantoor hebben nabij een pand in Zeewolde, beroep ingesteld tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders. Dit college had op 9 april 2020 een omgevingsvergunning verleend voor de transformatie van een pand, dat oorspronkelijk bestond uit een woning met bedrijfsruimte, naar drie appartementen en drie studio’s. Eisers betogen dat het bouwplan in strijd is met de goede ruimtelijke ordening en de bestemmingsplannen, en dat hun belangen onvoldoende zijn meegewogen. De rechtbank heeft de zaak op 29 april 2021 behandeld, waarbij eisers werden bijgestaan door hun gemachtigde. De rechtbank oordeelt dat het college niet onredelijk heeft gehandeld door de omgevingsvergunning te verlenen. De rechtbank stelt vast dat het bouwplan in strijd is met de bestemmingsplannen, maar dat het college bevoegd was om af te wijken van deze plannen. De rechtbank concludeert dat het college voldoende heeft gemotiveerd waarom het bouwplan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening, onder verwijzing naar de 'Visie kleinschalige bedrijventerreinen'. De rechtbank wijst het beroep van eisers af, omdat zij niet hebben aangetoond dat hun belangen op onaanvaardbare wijze worden geschaad door het bouwplan. De rechtbank concludeert dat de omgevingsvergunning terecht is verleend en dat het belang van de vergunninghouder zwaarder weegt dan de belangen van eisers.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/4242
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 juli 2021 in de zaak tussen

[eiser] en [eiseres] , te [woonplaats] , eisers

(gemachtigde: mr. D. Quakernaat),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zeewolde(het college), verweerder
(gemachtigde: mr. C. Th. Vos).
Als derde-partij neemt aan het geding deel:
[derde-partij](vergunninghouder), te [woonplaats] .

Inleiding

Vergunninghouder heeft het voornemen om een pand bestaande uit een woning met bedrijfsruimte aan de [adres] in [woonplaats] (het pand) te transformeren naar woningen. Zijn eerste plan was om in het pand 13 huurkamers te realiseren, maar hij heeft zijn plannen aangepast en bij het college een aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend voor het realiseren van drie appartementen en drie studio’s (het bouwplan). Bij het pand zijn hiervoor zeven parkeerplaatsen aangelegd.
Met een besluit van 9 april 2020 heeft het college aan vergunninghouder een omgevingsvergunning (de omgevingsvergunning) verleend voor het bouwplan. De omgevingsvergunning is verleend voor de activiteiten bouwen en het gebruik van bouwwerken en/of gronden in strijd met het bestemmingsplan. Eisers wonen schuin achter het pand. Daar is ook hun makelaarskantoor gevestigd. Zij hebben bezwaar gemaakt tegen de omgevingsvergunning.
Met een besluit van 15 oktober 2020 (het bestreden besluit) heeft het college de omgevingsvergunning na heroverweging in stand gelaten.
Eisers hebben vervolgens beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is behandeld op de zitting van 29 april 2021. Eisers waren hierbij aanwezig. Zij werden bijgestaan door hun gemachtigde. Ook de gemachtigde van het college en vergunninghouder waren aanwezig.

Overwegingen

Toetsingskader
1. Op het pand zijn de bestemmingsplannen ‘ [bestemmingsplan] 2010’ en ‘ [bestemmingsplan] 2010, eerste partiële herziening’ (de bestemmingsplannen) van toepassing. De rechtbank stelt vast dat het pand op grond van deze bestemmingsplannen de bestemming ‘Bedrijventerrein – 1’ heeft. Binnen deze bestemming is een aantal soorten bedrijven met een bedrijfswoning toegestaan [1] . Het bouwplan, dat bestaat uit 6 woonunits, is daarmee in strijd.
2. Als bij het college een aanvraag voor een omgevingsvergunning wordt ingediend voor een bouwplan dat in strijd is met de geldende bestemmingsplannen, moet het college die aanvraag ook aanmerken als een aanvraag voor een omgevingsvergunning om af te wijken van de bestemmingsplannen en besluiten of hij hiervoor een omgevingsvergunning kan verlenen. Dat heeft het college in dit geval ook gedaan. Het college heeft de omgevingsvergunning verleend met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder, a, sub 2, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht in combinatie met artikel 4, aanhef en onderdeel 9, van bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht (het Bor). Op grond van deze wetsartikelen is het college bevoegd om met een omgevingsvergunning af te wijken van de bestemmingsplanen als de activiteit waarvoor hij de vergunning verleend niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening.
Waarover gaat het geschil?
3. Tussen partijen staat niet ter discussie dat het bouwplan in strijd is met de bestemmingsplannen en dat het college bevoegd is om artikel 4, aanhef en onderdeel 9, van bijlage II bij het Bor toe te passen. Partijen verschillen van mening over het antwoord op de vraag of het bouwplan in strijd is met een goede ruimtelijke ordening.
4. Het college acht het bouwplan in overeenstemming met een goede ruimtelijke ordening. Het college motiveert het bestreden besluit en de daarmee in stand gelaten omgevingsvergunning met een verwijzing naar de ‘Visie kleinschalige bedrijventerreinen’. Het bouwplan past volgens het college binnen deze visie. Er worden volgens het college voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein gerealiseerd, vanuit milieuzonering zijn er geen belemmeringen om de omgevingsvergunning te verlenen en ten slotte heeft het college een belangenafweging gemaakt.
5. Eisers voeren aan dat het bouwplan juist in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en dat het college de aanvraag om de omgevingsvergunning daarom had moeten weigeren.

Beoordeling van het geding

7. De rechtbank stelt voorop dat het college bij zijn besluitvorming over aanvragen die in strijd zijn met het bestemmingsplan beleidsruimte heeft heeft. Als het college van mening is dat de activiteit waarvoor een omgevingsvergunning wordt aangevraagd in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening, kan hij ervoor kiezen om zijn bevoegdheid tot afwijking van de bestemmingsplannen al dan niet te gebruiken. De rechtbank toetst of het college met de motivering van het bestreden besluit bij een afweging van de betrokken belangen in redelijkheid tot zijn besluit heeft kunnen komen.
8. Het is vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) dat een goed woon-, werk- en ondernemersklimaat onderdelen zijn van een goede ruimtelijke ordening. Dit zijn ruimtelijke belangen [2] . In deze procedure gaat het om de ruimtelijke belangen van eisers. Eisers kunnen in deze procedure niet opkomen voor de belangen van andere omwonenden/omliggende bedrijven. Het gaat hier dus om de vraag of door het bouwplan het woon-, werk- en ondernemersklimaat van eisers op onaanvaardbare wijze wordt aangetast.
Milieunormen
9. Eisers voeren aan dat met het verlenen van de omgevingsvergunning voor het met de bestemmingsplannen strijdige gebruik er een aanzienlijke karakterwijziging van het bedrijventerrein [locatie] plaatsvindt en dat de regels voor milieuzonering hiermee niet voldoende worden gerespecteerd. Voor bedrijven in milieucategorie 2, die op grond van de bestemmingsplannen op het [locatie] zijn toegestaan, geldt op basis van de Handreiking Bedrijven en Milieuzonering van de VNG (de Handreiking) een afstand van minimaal 30 meter tussen de bedrijfsactiviteit tot de woonfunctie om een goed woon- en leefklimaat te kunnen waarborgen. Als kan worden gesproken over een ‘gemengd gebied’ geldt op basis van de Handreiking een minimale afstandsnorm van 10 meter. Daaraan wordt hier volgens eisers niet voldaan.
10. Partijen zijn het er over eens dat de afstand tussen de perceelsgrens van eisers en het pand inderdaad minder is dan 10 meter. Maar dit betekent naar het oordeel van de rechtbank niet automatisch dat in de nieuwe situatie voor eisers geen sprake zal zijn van een goed woon-, werk- en ondernemersklimaat. Het is aan eisers om te onderbouwen waarom zij in hun ruimtelijke belangen worden geschaad doordat de afstandsnorm uit de Handreiking wordt overschreden.
11. Naar de rechtbank begrijpt zijn eisers bang dat zij daardoor in hun bedrijfsvoering worden belemmerd, maar zij hebben niet, ook niet op de zitting, concreet gemaakt op wat voor manier de komst van de woningen de bedrijfsvoering van hun makelaarskantoor in de weg zal zitten. Zij hebben aangevoerd dat zij door de korte afstand tot de woningen geen bedrijf in milieucategorie 2 meer kunnen exploiteren, maar op de vraag van de rechtbank of daar concrete plannen voor zijn hebben eisers alleen verklaard dat ze hun woning en bedrijf in de toekomst wellicht willen verkopen aan iemand die daarin een bedrijf in milieucategorie 2 wil vestigen en dat dit nu onmogelijk is geworden. Eventuele schade als gevolg van de omgevingsvergunning is echter geen ruimtelijk belang van eisers dat het college in aanmerking moet nemen bij de beoordeling of sprake is van een goede ruimtelijke orde. De beroepsgrond slaagt niet.
12. Op de zitting hebben eisers verder als nieuwe beroepsgrond aangevoerd dat zij verwachten overlast te ondervinden van de toekomstige bewoners van de woningen. Omdat dit ook al in bezwaar aan de orde is geweest en het college hier op de zitting op heeft kunnen reageren, zal de rechtbank deze nieuwe beroepsgrond beoordelen.
13. Eisers hebben naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende onderbouwd waaruit deze overlast zal bestaan. De appartementen en studio’s hebben geen openingen, ramen of balkons aan de zijde van de woning en het bedrijf van eisers en in elke woning mag uitsluitend één huishouden wonen. De rechtbank acht het daarom niet aannemelijk dat de toekomstige bewoners zo veel overlast zullen veroorzaken dat voor eisers geen sprake meer zal zijn van een goed woon- en werkklimaat. Hierbij overweegt de rechtbank dat in de bestaande bedrijfswoning wonen al is toegestaan. Eisers hebben niet aannemelijk gemaakt dat bij deze geringe toename van het aantal bewoners de overlast zodanig zal toenemen dat geen sprake meer is van een goede ruimtelijke ordening. De beroepsgrond slaagt niet.
‘Visie kleinschalige bedrijventerreinen’
14. Eisers voeren aan dat het bouwplan in strijd is met de ‘Visie kleinschalige bedrijventerreinen’ en de stop op nieuwe aanvragen voor wooninitiatieven op het kleinschalige bedrijventerrein [locatie] . Volgens eisers had het college daarom geen gebruik mogen maken van zijn bevoegdheid om af te wijken van de bestemmingsplannen.
15. De rechtbank stelt voorop dat de omgevingsvergunning ruim voordat het college op
30 juni 2020 de aanvragenstop voor wooninitiatieven heeft ingesteld is verleend. Deze aanvragenstop geldt alleen voor nieuwe initiatieven vanaf 7 juli 2020 en dus niet voor de aanvraag van vergunninghouder. Uit wat eisers aanvoeren blijkt niet dat de toets van het college van de aanvraag van vergunninghouder aan de zogenaamde ‘Spelregels zelfstandige woonvormen Muiderweg, Krachtenveld en [locatie] /Mast’ uit de ‘Visie kleinschalige bedrijventerreinen’ onjuist is geweest. Volgens het evaluatierapport ‘Milieugebruiksruimte bedrijventerrein [locatie] , Zeewolde’ van Rho Adviseurs van 13 januari 2021, dat door het college bij het verweerschrift is overgelegd, zijn woonfuncties naast bedrijven in milieucategorie 1 zonder meer inpasbaar. Het makelaarskantoor van eisers is zo’n bedrijf in milieucategorie 1. Het had op de weg van eisers gelegen om concreet te maken waarom het toekomstperspectief van hun bedrijf door het verlenen van de omgevingsvergunning onder druk komt te staan. Dit hebben zij niet gedaan. De beroepsgrond slaagt niet.
Parkeren
16. Ten slotte voeren eisers aan dat het bouwplan in strijd is met een goede ruimtelijke ordening, omdat hierbij niet wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid. Omdat Zeewolde geen uitvoerige openbaar vervoerinfrastructuur kent had het college bij het verlenen van de omgevingsvergunning volgens eisers in ieder geval de hoogste norm binnen de in het parkeerbeleid aangegeven bandbreedte moeten toepassen. Ook hebben de parkeervakken bij het pand niet de minimale lengte van een parkeervak, aldus eisers. Op de zitting hebben zij toegelicht dat de lengte wellicht wel voldoet, maar dat de parkeervakken niet goed bereikbaar zijn door de ligging van de inritten.
17. Op grond van artikel 12.1.f van het bestemmingsplan ‘ [bestemmingsplan] 2010’ (zoals dat luidt na wijziging als gevolg van het bestemmingsplan ‘Parapluherziening parkeren’) is het gebruik van bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan als daarbij niet wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid volgens de in bijlage 1 gegeven normen. Bijlage 1 is de ‘Notitie toepassing parkeernormen’ van maart 2013. Volgens deze notitie moet bij iedere nieuwe oprichting, verandering van functie of uitbreiding van het bestaande gebruik worden beoordeeld of in voldoende parkeergelegenheid (op eigen terrein) wordt voorzien. Uitgangspunt bij het bepalen van het benodigde aantal parkeerplaatsen zijn de meest recente normen zoals deze door het CROW zijn vastgesteld. Bij de toepassing van deze normen dient volgens de notitie te worden uitgegaan van de kolom 'rest bebouwde kom' en van de rij 'matig stedelijk'. Vervolgens moet worden uitgegaan van het gemiddelde van de bandbreedte die wordt aangegeven.
18. Tussen partijen staat niet ter discussie dat het college de parkeernormen uit de ‘Notitie toepassing parkeernormen’ juist heeft toegepast. Ook is onweersproken dat in deze notitie de autoafhankelijkheid van de inwoners van Zeewolde is meegenomen. De rechtbank kan het college volgen in zijn standpunt dat de situatie van het pand voor wat betreft de autoafhankelijkheid vergelijkbaar is met de situatie van andere panden in andere delen van Zeewolde. Dit betekent dat volgens de daarvoor geldende normen bij het bouwplan wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid. In wat eisers aanvoeren ziet de rechtbank geen aanleiding voor het oordeel dat het college van hogere normen dan de geldende parkeernormen uit had moeten gaan. De rechtbank heeft verder geen aanleiding om er aan te twijfelen dat de afmetingen van de parkeervakken voldoen aan de daarvoor geldende normen. De enkele stelling van eisers op de zitting dat zij zien dat een bewoner de parkeervakken moeilijk kan bereiken is onvoldoende om te oordelen dat bij het bouwplan niet wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid en het bouwplan dus in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Eisers hebben onvoldoende concreet gemaakt dat de parkeervakken niet aan de daarvoor geldende normen voldoen of onvoldoende bereikbaar zijn. De beroepsgrond slaagt niet.
Belangenafweging
19. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college in de omgevingsvergunning en het bestreden besluit voldoende gemotiveerd waarom hij gebruik heeft gemaakt van zijn bevoegdheid om af te wijken van de bestemmingsplannen. De vraag naar betaalbare woonruimte voor jongeren/starters neemt toe in Zeewolde. De te realiseren huurwoningen zijn ideaal voor starters. Daarnaast zal met realisering van het bouwplan de bestaande illegale kamerbewoning in het pand worden beëindigd. Het bouwplan leidt tot minder wooneenheden dan in de bestaande kamerbewoning. Daarmee zal een belangrijke factor voor (potentiële) overlast worden weggenomen. De rechtbank vindt het niet onredelijk dat het college de omgevingsvergunning heeft verleend en daarbij het belang van vergunninghouder bij de omgevingsvergunning zwaarder heeft laten wegen dan het belang van eisers.
Conclusie
20. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Moed, rechter, in aanwezigheid van
mr. I.C. de Zeeuw-'t Lam, griffier. De beslissing is uitgesproken op 9 juli 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Artikel 3 van de planregels van het bestemmingsplan ‘ [bestemmingsplan] 2010, 1e partiele herziening.
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 20 januari 2016, ECLI:NL:RVS:2016:106.