ECLI:NL:RBMNE:2021:3000

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
28 april 2021
Publicatiedatum
9 juli 2021
Zaaknummer
UTR 21/127
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag individuele studietoeslag wegens detentie en dwingendrechtelijke uitsluitingsgrond

In deze zaak heeft eiser een aanvraag ingediend voor individuele studietoeslag op basis van de Participatiewet (Pw). Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Lelystad heeft deze aanvraag afgewezen met het argument dat eiser is uitgesloten van het recht op bijstand vanwege zijn detentie. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing, maar het bezwaar is ongegrond verklaard. Hierop heeft eiser beroep ingesteld bij de rechtbank.

De zitting vond plaats op 28 april 2021, waarbij eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft na de zitting onmiddellijk uitspraak gedaan. In de uitspraak werd geconcludeerd dat eiser geen recht heeft op individuele studietoeslag, omdat de uitsluitingsgrond van artikel 13, eerste lid, van de Pw van toepassing is. De rechtbank oordeelde dat deze bepaling dwingend recht is en geen ruimte laat voor een belangenafweging.

Eiser heeft ook een beroep gedaan op artikel 3:4 van de Algemene wet bestuursrecht en het gelijkheidsbeginsel, maar de rechtbank volgde deze argumenten niet. De wetgever heeft immers besloten om gedetineerden uit te sluiten van het recht op bijstand, en eiser heeft geen vergelijkbare situaties aangedragen waarin gedetineerden wel een individuele studietoeslag hebben ontvangen.

De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. S.G.M. van Veen, rechter, en is openbaar uitgesproken op 28 april 2021.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/127
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 april 2021 in de zaak tussen

[eiser], te [woonplaats], eiser

(gemachtigde: mr. M.R.P. Bakker),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Lelystad, verweerder

(gemachtigde: I. Badrising-Anroedh).

Inleiding en procesverloop

1.1.
Eiser heeft een aanvraag ingediend om individuele studietoeslag op grond van de Participatiewet (Pw).
1.2.
Bij besluit van 24 juli 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder deze aanvraag afgewezen omdat eiser is uitgesloten van het recht op bijstand. Verweerder heeft geen dringende redenen gezien om in afwijking hiervan toch bijstand te verlenen aan eiser.
1.3.
Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit. Bij besluit van 27 november 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder dit bezwaar ongegrond verklaard.
1.4.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
1.5.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
1.6.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 28 april 2021, via een beeld- en geluidverbinding (Skype). Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
1.7.
Na afloop van de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Eiser krijgt geen gelijk.

Overwegingen

2. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
3. Eiser is uitgesloten van het recht op bijstand, omdat hij in detentie verblijft. Dit volgt uit artikel 13, eerste lid, van de Pw. Individuele studietoeslag is een vorm van bijzondere bijstand. Dit blijkt uit artikel 5, onder d, van de Pw. Ook voor de uitvoering van de individuele studietoeslag gelden dus de uitsluitingsgronden van artikel 13 van de Pw. Dit blijkt óók uit artikel 36b, tweede lid, van de Pw. Daarin staat namelijk welke artikelen van de Pw niet van toepassing zijn voor de uitvoering van de individuele studietoeslag. Artikel 13 van de Pw wordt hier niet in genoemd. De rechtbank leidt daaruit af dat de uitsluitingsgronden in artikel 13 van de Pw ook gelden voor de uitvoering van de individuele studietoeslag. Verweerder heeft dus terecht het standpunt ingenomen dat eiser geen recht heeft op individuele studietoeslag, omdat op hem een uitsluitingsgrond van toepassing is.
4. Voor zover eiser zich beroept op artikel 3:4 van de Algemene wet bestuursrecht, geeft de rechtbank eiser hierin geen gelijk. Artikel 13, eerste lid, van de Pw, is namelijk een bepaling van dwingend recht en laat geen ruimte voor een belangenafweging. Voor zover eiser stelt dat er sprake is van strijd met het gelijkheidsbeginsel, volgt de rechtbank eiser hierin niet. De wetgever heeft namelijk besloten om gedetineerden uit te sluiten van het recht op bijstand. Eiser heeft geen situaties geschetst van vergelijkbare situaties, waarbij aan gedetineerden wel een individuele studietoeslag is toegekend.
5. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.G.M. van Veen, rechter, in aanwezigheid van mr. E. Kersten, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 28 april 2021 en zal ook worden gepubliceerd op rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending van het proces-verbaal daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.