Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 juli 2021 in de zaak tussen
[verzoekster] , gevestigd te [vestigingsplaats] , en
(gemachtigde: mr. E.J.H. Plambeck),
Rechtbank Midden-Nederland
In deze bestuursrechtelijke zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 12 juli 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om proceskostenvergoeding na intrekking van het beroep door verzoekers. De zaak betreft een ontheffing verleend door de gedeputeerde staten van Utrecht voor het storten en egaliseren van weilanddepots. Verzoekers hadden bezwaar gemaakt tegen eerdere besluiten van de gedeputeerde staten, maar dit bezwaar werd gegrond verklaard, waarbij de ontheffing het uitgangspunt bleef. Verzoekers trokken hun beroep in na een nieuwe beslissing van de gedeputeerde staten, waarin de einddatum voor het bereiken van de eindhoogte was geschrapt.
Verzoekers vroegen om vergoeding van proceskosten, inclusief deskundigenkosten, maar de rechtbank oordeelde dat de kosten voor rechtsbijstand al door de gedeputeerde staten waren vergoed. De rechtbank overwoog dat verzoekers hun verzoek om vergoeding van deskundigenkosten te laat hadden ingediend, en dat de specificatie van deze kosten pas in de beroepsfase was overgelegd. De rechtbank concludeerde dat de deskundigenkosten niet voor vergoeding in aanmerking kwamen, omdat verzoekers niet tijdig hadden gespecificeerd.
De rechtbank heeft het verzoek om proceskostenvergoeding afgewezen, en de beslissing is openbaar gemaakt. De uitspraak is gedaan door rechter N.H.J.M. Veldman-Gielen, in aanwezigheid van griffier I.C. de Zeeuw-'t Lam. Partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om in verzet te gaan tegen deze uitspraak binnen zes weken na verzending.