Overwegingen
1. De rechtbank overweegt allereerst dat zij, nu eiseres geen toestemming heeft gegeven om gedingstukken die medische gegevens bevatten ter kennisname aan de werkgeefster te verstrekken, de motivering van haar oordeel voor zover nodig zal beperken teneinde te voorkomen dat deze gegevens alsnog openbaar worden.
2. De rechtbank overweegt vervolgens dat bestreden besluit 2 niet tegemoet komt aan het beroep van eiseres. Het beroep is daarom van rechtswege mede gericht tegen bestreden besluit 2. Dit volgt uit artikel 6:19, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Beroep tegen bestreden besluit 1
3. Ter zitting heeft eiseres aangegeven het beroep tegen beide bestreden besluiten te handhaven. Naar het oordeel van de rechtbank is met bestreden besluit 2 bestreden besluit 1 komen te vervallen. Het Uwv heeft dit ter zitting bevestigd. Niet gesteld of gebleken is dat eiseres nog procesbelang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van bestreden besluit 1. Voor zover het beroep gericht is tegen het bestreden besluit I verklaart de rechtbank dat beroep daarom niet-ontvankelijk.
Beroep tegen bestreden besluit 2
4. Eiseres heeft aangevoerd dat het Uwv, alvorens een (gewijzigde) beslissing te nemen op het bezwaar, haar in de gelegenheid had moeten stellen een zienswijze in te dienen tegen het voorgenomen besluit op bezwaar. Door dit na te laten heeft het Uwv gehandeld in strijd met het verbod op reformatio in peius omdat het arbeidsongeschiktheidspercentage in bezwaar is verlaagd. Eiseres stelt dat reeds om die reden het beroep gegrond moet worden verklaard en eiseres alsnog in de gelegenheid moet worden gesteld een zienswijze bij het Uwv in te dienen.
5. De rechtbank stelt vast dat het Uwv heeft verzuimd om eiseres in de gelegenheid te stellen een zienswijze in te dienen tegen het voorgenomen gewijzigde besluit. Eiseres heeft vervolgens in beroep de gelegenheid gehad inhoudelijke gronden aan te voeren tegen het nieuwe besluit. Daarvan heeft zij gebruik gemaakt en heeft zij aanvullende gronden aangevoerd. Zij heeft op de zitting niet kunnen uitleggen op welke manier zij thans is geschaad in haar belangen om haar bezwaren tegen het nieuwe bestreden besluit naar voren te brengen. De rechtbank is het niet eens met eiseres, dat de enige manier om dat te repareren is, haar alsnog de gelegenheid te geven een zienwijze in te dienen. Immers eiseres heeft in de beroepsprocedure alle argumenten naar voren kunnen brengen, die zij ook in de bezwaarfase naar voren had kunnen brengen. De rechtbank is daarom van oordeel dat het beginsel van reformatio in peius niet is geschonden. Deze grond slaagt niet.
Beoordeling door de rechtbank
6. De rechtbank stelt vast dat het beroep van eiseres zich zowel richt tegen de per 14 januari 2020 toegekende loongerelateerde WGA-uitkering als tegen de per 16 december 2020 toegekende WGA-vervolguitkering, gebaseerd op arbeidsongeschiktheidsklasse 45 tot 55 %. Eiseres stelt dat zij recht heeft op een uitkering op basis van 80 tot 100% met ingang van 15 januari 2020. Zij vindt dat de verzekeringsartsen van het Uwv vooral de energetische beperkingen, die zij ervaart, niet heeft overgenomen. Zij wijst daarbij op verscheidene medische onderzoeken die hebben plaatsgevonden. Zij heeft ook gronden aangevoerd tegen de voorbeeldfuncties. Hierna zal de rechtbank daar op ingaan en de gronden bespreken.
7. Bij haar beoordeling stelt de rechtbank voorop dat het Uwv besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid mag baseren op rapporten van verzekeringsartsen. Die rapporten moeten dan wel aan drie voorwaarden voldoen. De rapporten:
- zijn op een zorgvuldige manier tot stand zijn gekomen;
- bevatten geen tegenstrijdigheden;
- zijn voldoende begrijpelijk.
Het is aan een eiser om aan te voeren en zo nodig aannemelijk te maken dat rapporten niet aan de drie voorwaarden voldoen of dat de medische beoordeling niet klopt. Voor het aannemelijk maken dat de medische beoordeling onjuist is, is in principe een rapport van een arts of medisch behandelaar noodzakelijk.
8. Op de zitting heeft eiseres gesteld dat zij het onzorgvuldig vindt, dat zij is gezien door een arts in opleiding en dat in bezwaar de verzekeringsarts bezwaar en beroep haar enkel telefonisch heeft gesproken. De rechtbank stelt vast dat eiseres op 30 februari 2020 op het spreekuur is gezien door [B] , arts. Uit de rapportage van 10 februari 2020 (pagina 11) blijkt dat het medisch oordeel is getoetst en akkoord is bevonden door M. Harbiye , verzekeringsarts. De rechtbank is van oordeel dat daarmee is gewaarborgd dat de beoordeling op een zorgvuldige manier heeft plaatsgevonden.
Vervolgens heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep eiseres telefonisch gesproken. Uit de rapportage van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 9 september 2020 blijkt dat deze arts ook kennis heeft genomen van de bevindingen van de primaire arts en van de uitgebreide medische informatie die is overgelegd. De rechtbank stelt vast dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep alle voor de beoordeling relevante informatie heeft betrokken bij haar heroverweging. Niet gebleken is dat deze arts relevante medische informatie heeft gemist. Deze grond slaagt niet.
9. Eiseres is op het moment van beoordeling door de verzekeringsarts bezwaar en beroep een 30-jarige vrouw, voormalig werkzaam als consultant financial services voor gemiddeld 39,77 uur per week. Zij is op 16 januari 2018 uitgevallen in verband met klachten na een auto-ongeval.
Eiseres ervaart forse energetische beperkingen en is van mening dat een urenbeperking aan de orde is. Zij vindt dat zij geen arbeid kan verrichten. De verzekeringsarts bezwaar en beroep stelt vast dat geen sprake is van geen duurzaam benutbare mogelijkheden. Daarvan is alleen sprake als iemand is opgenomen in een AWBZ-instelling, of als iemand een tijdsintensieve behandeling ondergaat, of als er sprake is van een zeer slechte levensprognose, of als iemand onvoldoende kan functioneren op micro-, meso- en macroniveau. De primaire arts heeft geen neurologische verklaring kunnen vinden voor de klachten die eiseres heeft. De primaire arts heeft lichamelijk onderzoek verricht, waarbij geen bijzonderheden zijn geconstateerd, behalve een lichte spanning in de nekspieren. Dit past volledig in het beeld van de behandelaars, waar bij herhaling geen neurologische verklaring is gevonden voor de klachten die eiseres uit en waarbij aan andere oorzaken wordt gedacht. De primaire arts heeft een functionele mogelijkhedenlijst (fml) opgesteld waarin de mate van belastbaarheid van eiseres is vastgelegd. Daarin zijn beperkingen aangenomen ten aanzien van de psychische belastbaarheid, de lichamelijke belastbaarheid, naast een urenrestrictie. De verzekeringsarts bezwaar en beroep acht de psychische beperkingen toereikend. Aanvullend aan de aangenomen lichamelijke beperkingen worden beperkingen aangenomen voor zwaar duwen/trekken/tillen/dragen en duurbelasting in boven schouderhoogte actief zijn. Verder wordt eiseres aanvullend beperkt geacht ten aanzien van zware trilbelasting, het dragen van een loodschort en expositie aan lawaai. Naast de aangenomen urenbeperking van 30 uur per week en 6 uur per dag, wordt eiseres niet in staat geacht om in de nacht en de late avond te werken, omdat verstoring van het bioritme een verdergaande vermindering van de energetische belastbaarheid kan genereren. Deze arts acht geen verdergaande beperkingen aangewezen, omdat de beschikbare medische informatie daar geen medische grond voor biedt. De beperkingen zijn vervolgens vastgelegd in de fml van 10 september 2020. Ook de nadien in beroep overgelegde (informatie) brengt geen wijziging in de conclusies van de verzekeringsarts bezwaar en beroep.
10. De rechtbank ziet geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van de conclusies van de verzekeringsarts bezwaar en beroep. De rechtbank weet dat eiseres meer beperkingen ervaart dan deze arts aangeeft, maar daar is geen medische onderbouwing voor gegeven.
De rechtbank ziet daarom geen aanleiding om een deskundige te benoemen, zoals eiseres heeft verzocht.
Arbeidskundige beoordeling
11. Eiseres heeft verder aangevoerd dat het Uwv onvoldoende heeft gemotiveerd waarom zij met haar beperkingen in staat is de geselecteerde functies te verrichten. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft immers vastgesteld dat zij haar houding moet kunnen afwisselen terwijl de geselecteerde functies die mogelijkheid onvoldoende bieden.
12. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft in zijn rapport van 13 oktober 2020 toereikend gemotiveerd dat de werkzaamheden die horen bij de geselecteerde functies, de belastbaarheid van eiseres niet overschrijden. Over de noodzakelijke afwisseling van houding heeft hij overleg gehad met de verzekeringsarts bezwaar en beroep. De rechtbank ziet geen aanleiding om te twijfelen aan het oordeel van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep. Eiseres moet daarom in staat worden geacht de functies te kunnen verrichten.
13. Tenslotte stelt de rechtbank vast dat het Uwv na de kennisgeving van de verlaging (op 15 oktober 2020) een termijn van twee maanden en een dag heeft gehanteerd, waarna de verlaging van de vervolguitkering per 16 december 2020 is geëffectueerd. Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep heeft eiseres daarmee voldoende de gelegenheid gehad om zich te kunnen voorbereiden op een lagere uitkering in de toekomst.
14. Het Uwv is naar het oordeel van de rechtbank terecht tot de conclusie gekomen dat eiseres per 14 januari 2020 recht heeft op de loongerelateerde WGA-uitkering gebaseerd op een arbeidsongeschiktheidspercentage van 53,8% en dat zij per 16 december 2020 recht heeft op een WGA-vervolguitkering, gebaseerd op arbeidsongeschiktheidsklasse 45 tot 55%. Het beroep tegen bestreden besluit 2 is ongegrond.
Proceskosten en griffierecht.
15. Omdat bestreden besluit 1 is ingetrokken ziet de rechtbank aanleiding te bepalen dat het Uwv aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt.
16. Ook veroordeelt de rechtbank het Uwv in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.068,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 534,- met een wegingsfactor 1).