Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 juli 2021 in de zaak tussen
[eiser] , te [woonplaats] , eiser,
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
Procesverloop
UTR 21/283, op 27 mei 2021 op zitting behandeld via een Skype for business beeldverbinding. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen doorzijn gemachtigde. Verweerder heeft zich ook laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Overwegingen
(uitspraak van 8 juli 2021) heeft geoordeeld dat er sprake is van onzorgvuldige besluitvorming, omdat verweerder een aantal dagen na de intrekking van de verblijfsvergunning het bestreden besluit heeft genomen, in plaats van de bezwaartermijn in de verblijfsprocedure af te wachten. Daar is bij eiser echter ook geen sprake van, omdat in zijn geval het bestreden besluit pas een aantal maanden na de intrekking van zijn verblijfsvergunning is genomen. In zijn geval is dan ook geen sprake van onzorgvuldige besluitvorming.
vierde lid, kan worden afgeweken in bijzondere gevallen. Verweerder kan in bijzondere gevallen dus afwijken van het vereiste dat iemand drie jaar voorafgaand aan zijn aanvraag toelating en hoofdverblijf in Nederland heeft gehad. In de Handleiding Rijkswet op het Nederlanderschap 2003 staat echter dat verweerder niet kan afwijken van het vereiste dat iemand sinds zijn verzoek toelating voor onbepaalde tijd en hoofdverblijf heeft. Verweerder heeft daarom terecht de hardheidsclausule niet toegepast. Verweerder was ook niet gehouden om hierin een belangenafweging te maken, omdat dit er toch niet toe zou kunnen leiden dat hij de hardheidsclausule zou moeten toepassen.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
mr. L. Ruizendaal-van der Veen, griffier. De uitspraak is uitgesproken op 8 juli 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.