ECLI:NL:RBMNE:2021:2972

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
25 mei 2021
Publicatiedatum
8 juli 2021
Zaaknummer
1617550920
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak openlijk geweld en veroordeling voor mishandeling met geldboete

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 25 mei 2021 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, geboren in 1981, die beschuldigd werd van openlijk geweld en mishandeling. De zaak kwam voort uit een incident op 24 mei 2020, waarbij de verdachte samen met een medeverdachte in [plaatsnaam] betrokken was bij een gewelddadige confrontatie met [slachtoffer]. De officier van justitie eiste een veroordeling voor openlijk geweld, maar de rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor deze beschuldiging. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het primair ten laste gelegde feit van openlijk geweld, maar achtte wel bewezen dat de verdachte [slachtoffer] had mishandeld door hem een klap te geven in het gezicht. De rechtbank overwoog dat de aangifte en andere bewijsmiddelen niet voldoende waren om het primair ten laste gelegde openlijk geweld te onderbouwen. De verdachte werd veroordeeld tot een geldboete van €500,-, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis indien de boete niet betaald zou worden. De rechtbank hield rekening met de omstandigheden van de aanhouding van de verdachte door een arrestatieteam, maar oordeelde dat dit niet leidde tot een strafvermindering. De beslissing is gebaseerd op de artikelen 23, 24c en 300 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/175509-20 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 25 mei 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1981 te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] , [postcode] te [woonplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 11 mei 2021. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. A.M. Lobregt en van hetgeen de raadsman van verdachte, mr. W.J. Morra, advocaat te Amsterdam, naar voren heeft gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
op 24 mei 2020 te [plaatsnaam] openlijk geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer]
subsidiair
samen met een ander die [slachtoffer] heeft mishandeld.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen. De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat er slechts klappen zijn uitgedeeld en verzoekt de rechtbank om verdachte vrij te spreken van de overige ten laste gelegde geweldshandelingen. Verdachte en medeverdachte [medeverdachte] hebben er voor gekozen om naar [plaatsnaam] te gaan en wisten wat ze daar gingen doen. Uit de tapgesprekken blijkt dat de vader van [A] heeft gezien dat [slachtoffer] is geslagen en uit de aangifte blijkt dat die [slachtoffer] daardoor pijn heeft gehad.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien van de bewezenverklaring gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
[slachtoffer] heeft aangifte gedaan, waarin onder meer het volgende staat:
‘Op 24 mei 2020 was ik in [plaatsnaam] op het adres [straatnaam] [nummeraanduiding] . [2] Er stapten twee mannen uit de auto. De bestuurder sloeg mij met zijn linkerhand in mijn gezicht. Hij sloeg mij volop op mijn linkerwang. [3] Ik heb een dikke linkerwang en hoofdpijn opgelopen’. [4]
Verdachte heeft bij de politie onder meer het volgende verklaard:
‘Ik heb hem toen met de vlakke hand een klap gegeven.’ [5]
Bewijsoverwegingen
Vrijspraak primair ten laste gelegde en medeplegen
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het hem primair ten laste gelegde feit heeft begaan en zal hem daarvan vrijspreken. De rechtbank overweegt daartoe dat kan worden vastgesteld dat verdachte samen met medeverdachte [medeverdachte] op 24 mei 2020 aanwezig is geweest in [plaatsnaam] , dat verdachte aangever één klap heeft gegeven en verdachte en medeverdachte naar het huis van de vader van [A] zijn gegaan. Op basis van het politiedossier kan echter niet kan worden vastgesteld wat er verder precies is gebeurd. De aangifte en de tapgesprekken waar de officier van justitie naar verwijst, vormen een aanwijzing dat er meer gebeurd kan zijn dan verdachte heeft verklaard. Daar staat tegenover dat de informatie over het letsel summier is. De aanwezige foto van het letsel wijst meer op één klap dan iets anders én de tapgesprekken zijn geen aanleiding geweest voor het doen horen van de vader van [A] als getuige, zodat niet duidelijk is wat hij precies heeft gezien.
Medeverdachte [medeverdachte] is door de rechtbank vrijgesproken, omdat zijn eventuele aandeel in het geheel niet kan worden vastgesteld. Van openlijk geweld of het medeplegen van mishandeling kan alleen al daarom geen sprake zijn.
Bewezenverklaring subsidiair ten laste gelegde, alleen gepleegd
De rechtbank acht, gelet op de bekennende verklaring van verdachte, wel wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [slachtoffer] heeft mishandeld door hem één klap te geven in zijn gezicht met de vlakke hand.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op 24 mei te [plaatsnaam] , [slachtoffer] heeft mishandeld door te slaan in het gezicht van die [slachtoffer] .
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen primair en meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
mishandeling.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een geldboete van €1.000,- bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 20 dagen hechtenis, waarvan een gedeelte van €500,- voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat in strafmatigende zin moet worden meegewogen dat de aanleiding van het incident niet bij verdachte ligt, maar bij [A] . Verdachte heeft zijn verantwoordelijkheid genomen over wat er is gebeurd en heeft uitgelegd waarom hij de klap heeft gegeven. Verdachte is geen agressief persoon en heeft geen relevant strafblad. Ook heeft de raadsman verzocht om rekening te houden met de manier waarop verdachte is aangehouden. Verdachte is vroeg in de ochtend aangehouden door een arrestatieteam, waarbij de voordeur eruit is geblazen en zes mannen met getrokken geweren naar binnen zijn gekomen. In de ruimte waren ook oude mensen en kinderen aanwezig. Gelet op het strafblad van verdachte en de inhoud van het dossier bestond er geen enkele noodzaak of rechtvaardiging voor deze wijze van aanhouding. De raadsman verzoekt de rechtbank dan ook om de geldboete geheel voorwaardelijk op te leggen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken en hetgeen in vergelijkbare zaken in de regel als straf wordt opgelegd.
Ernst van het feit
De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij de lichamelijke integriteit van aangever heeft geschonden door hem een klap te geven. Bovendien heeft hij zich onnodig gemengd in een familiair conflict waar hij niets mee te maken had.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte van 7 april 2021, waarop blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten.
Aanhouding door arrestatieteam
De raadsman heeft aangevoerd dat in strafmatigende zin rekening moet worden gehouden met de wijze waarop verdachte is aangehouden. De rechtbank stelt voorop dat het een (belangen)afweging van de politie en het openbaar ministerie is op welke wijze een verdachte wordt aangehouden, waarbij enerzijds privacybelangen en anderzijds de veiligheid van de politie bij de arrestatie moeten worden afgewogen. Nu de rechtbank niet beschikt over de onderliggende stukken met betrekking tot de aanhouding van verdachte kan de rechtbank zich hierover slechts beperkt een oordeel vormen. In ieder geval is niet gebleken dat bij de aanhouding van verdachte disproportioneel geweld is gebruikt. De politie en het openbaar ministerie hebben het kennelijk nodig gevonden om op basis van de verdenking die er op dat moment lag - die zou kunnen wijzen op een poging wederrechtelijke vrijheidsbeneming - verdachte op deze manier aan te houden. Het is voorstelbaar dat zij daarom redelijkerwijs te rechtvaardigen vonden dat de aanhouding werd gedaan door een arrestatieteam. Dat neemt niet weg dat zonder meer kan worden aangenomen dat aanhouding met inzet van een arrestatieteam impactvol is voor de personen die daarbij betrokken zijn. Dit enkele gegeven leidt evenwel niet tot het oordeel dat de rechtbank in strafmatigende zin rekening houdt met de wijze van aanhouding.
LOVS-richtlijnen
De rechtbank houdt rekening met de LOVS-richtlijnen, waarbij als oriëntatiepunt voor het geven van een zogenoemde droge klap een geldboete van €500,- geldt.
Strafoplegging
Alles overwegende acht de rechtbank een geldboete ter hoogte van €500,- passend en geboden. De rechtbank ziet geen aanleiding om een deel hiervan voorwaardelijk op te leggen. Uit hetgeen bekend is over de persoon van de verdachte blijkt niet dat daar aanleiding voor bestaat. In de overige omstandigheden ziet de rechtbank geen aanleiding om af te wijken van de LOVS richtlijn.

9.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 23, 24c en 300 van het Wetboek van Strafrecht, zoals die artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van het primair ten laste gelegde feit;
Bewezenverklaring
- verklaart het subsidiair ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
Strafbaarheid
- verklaart het onder feiten 1 tot en met 6 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
geldboete ter hoogte van €500,-;
- beveelt dat indien de geldboete niet betaald wordt, een vervangende hechtenis zal worden toegepast van 10 dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.J. van Rijssen, voorzitter, mrs. J.O. Zuurmond en A. Maas, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L. Steijns, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 25 mei 2021.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 24 mei 2020 te [plaatsnaam] , in elk geval in Nederland, met een ander of
anderen, op of aan de openbare weg, de [straatnaam] , in elk geval op of aan de openbare weg,
openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer] , welk geweld bestond uit het
schoppen en/of trappen tegen de benen en/of het lichaam van die [slachtoffer] en/of stompen
en/of slaan in het gezicht en/of het lichaam van die [slachtoffer] ;
(Artikel art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 24 mei 2020 te [plaatsnaam] , in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen
[slachtoffer] heeft mishandeld door te schoppen en/of te trappen tegen de benen en/of het
lichaam van die [slachtoffer] en/of te stompen en/of te slaan in het gezicht en/of het lichaam van
die [slachtoffer] ;
(Artikel art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht)

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 24 augustus 2020, genummerd PL0900- 2020160854, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 142. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , p. 65.
3.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , p. 66.
4.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , p. 67.
5.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 45.