ECLI:NL:RBMNE:2021:2971

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
22 juni 2021
Publicatiedatum
8 juli 2021
Zaaknummer
21/120
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Verzet
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van beroep inzake besluit college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht

Deze uitspraak betreft het verzet dat opposant heeft ingediend tegen de niet-ontvankelijk verklaring van zijn beroep door de rechtbank op 25 februari 2021. Het beroep was gericht tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht, dat op 19 oktober 2020 was genomen. De rechtbank had eerder geoordeeld dat er geen twijfel over de uitkomst was en dat er geen zitting nodig was. Opposant heeft echter in verzet gegaan, wat leidde tot een zitting op 22 juni 2021, waar hij aanwezig was en vertegenwoordigd werd door zijn gemachtigde, E.H. Siemeling.

Tijdens de zitting heeft de rechtbank de argumenten van opposant gehoord en geconcludeerd dat de elektronische zending van de beslissing op bezwaar niet op de juiste manier was bekendgemaakt. Verweerder kon niet aannemelijk maken dat de beslissing op bezwaar correct was verzonden. De rechtbank heeft vastgesteld dat opposant de beslissing op bezwaar pas vlak voor kerst heeft ontvangen, wat betekent dat hij tijdig beroep heeft ingesteld op 13 januari 2021. Hierdoor verklaarde de rechtbank het verzet gegrond en verviel de eerdere uitspraak van 25 februari 2021.

De rechtbank heeft aangegeven dat de zaak nu verder behandeld zal worden op een zitting, maar dat dit nog niet betekent dat opposant gelijk zal krijgen in zijn beroep. De beslissing over de proceskosten zal pas in de einduitspraak over het beroep worden genomen. De uitspraak is gedaan door rechter R.C. Stijnen en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/120-V
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 juni 2021 in de zaak tussen

[opposant] , te [woonplaats] , opposant,

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht, verweerder,

(gemachtigde: E.H. Siemeling).

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep dat opposant heeft ingediend tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht (verweerder) van 19 oktober 2020.
In de uitspraak van 25 februari 2021 heeft de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaard. Opposant is tegen deze uitspraak in verzet gegaan. De zitting heeft plaatsgevonden op 22 juni 2021. Opposant is verschenen. Namens verweerder is E.H. Siemeling verschenen.
Na afloop van de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk mondelinge uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het verzet gegrond.

Overwegingen

1. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering. In deze zaak moet de rechtbank beoordelen of de rechtbank toen terecht heeft geoordeeld dat er geen twijfel over de uitkomst was en dat er dus geen zitting nodig was. De rechtbank kijkt (nog) niet of opposant gelijk heeft met zijn beroep. Dat gebeurt pas als de rechtbank van oordeel is dat de uitspraak van de rechtbank van 25 februari 2021 niet juist was.
2. De rechtbank ziet in wat opposant aanvoert reden om het verzet gegrond te verklaren. De rechtbank acht de elektronische zending van de beslissing op bezwaar van
19 oktober 2020 niet de juiste manier van bekendmaken van de beslissing op bezwaar. Verweerder heeft de beslissing op bezwaar, nadat opposant telefonisch en per mail contact heeft opgenomen, nogmaals per postverzending verzonden. Daarvan moet verweerder aannemelijk maken dát het besluit is verzonden en wanneer hij dat gedaan heeft. Ter zitting is gebleken dat verweerder dit niet aannemelijk kan maken. Daarom gaat de rechtbank mee in de stelling van opposant dat hij de beslissing op bezwaar van 19 oktober 2020 vlak voor de kerst heeft ontvangen. Dat betekent dat opposant binnen zes weken tijdig beroep heeft ingesteld, namelijk op 13 januari 2021.
3. Het verzet is dus gegrond en de uitspraak van 25 februari 2021 vervalt (artikel 8:55,
lid 9, Awb).
4. De zaak wordt nu verder behandeld door de rechtbank op een zitting. Opposant krijgt hierover nog bericht. Voor de duidelijkheid merkt de rechtbank op dat dit nog niet direct betekent dat de rechtbank opposant gelijk zal geven met zijn beroep. Dat moet nog beoordeeld worden.
5. De rechtbank neemt nu nog geen beslissing over de vergoeding van de proceskosten van opposant. Dit gebeurt pas in de einduitspraak over het beroep.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stijnen, rechter, in aanwezigheid van O. Asafiati, griffier. De beslissing is uitgesproken op 22 juni 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak kunt u niet in hoger beroep.