ECLI:NL:RBMNE:2021:2969
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzoek om proceskostenvergoeding na intrekking beroep tegen Wajong-uitkering
In deze zaak heeft verzoeker bezwaar ingediend tegen een besluit van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, waarin werd bepaald dat hij niet in aanmerking kwam voor een Wajong-uitkering. Na een eerdere afwijzing van zijn bezwaar op 16 december 2020, heeft verzoeker beroep aangetekend bij de rechtbank. Op 19 maart 2021 heeft verweerder echter een nieuw besluit genomen, waarbij het eerdere besluit werd ingetrokken en verzoeker alsnog een Wajong-uitkering werd toegekend. Hierop heeft verzoeker zijn beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van zijn proceskosten.
De rechtbank heeft in deze uitspraak geoordeeld dat verzoeker recht heeft op vergoeding van zijn proceskosten, omdat verweerder geheel aan verzoeker tegemoet is gekomen door de Wajong-uitkering alsnog toe te kennen. De rechtbank heeft besloten om zonder zitting uitspraak te doen, omdat zij voldoende informatie had om het verzoek te beoordelen. De proceskosten voor de rechtsbijstand zijn vastgesteld op € 534,-, en verweerder is veroordeeld tot betaling van dit bedrag aan verzoeker. Daarnaast moet verweerder het door verzoeker betaalde griffierecht van € 49,- terugbetalen. De uitspraak is gedaan door rechter R.C. Moed en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.