ECLI:NL:RBMNE:2021:2968
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzoek om vergoeding van proceskosten in bestuursrechtelijke zaak zonder professionele juridische hulpverlener
In deze zaak heeft verzoeker bezwaar ingediend tegen de aanslag 2020 van de Belastingsamenwerking gemeenten & hoogheemraadschap Utrecht (BGHU). Na een gedeeltelijke gegrondverklaring van het bezwaar door verweerder op 5 november 2020, heeft verzoeker beroep aangetekend bij de rechtbank. Op 6 april 2021 heeft verweerder een nieuw besluit genomen, waarbij de eerdere uitspraak op bezwaar is ingetrokken. Verzoeker trok zijn beroep in en vroeg om vergoeding van de door zijn gemachtigde gemaakte proceskosten. Verweerder heeft echter aangegeven dat hij geen aanleiding ziet voor vergoeding van andere kosten, aangezien het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) daar niet in voorziet.
De rechtbank heeft de zaak zonder zitting beoordeeld en geconcludeerd dat verzoeker geen kosten heeft gemaakt die voor vergoeding in aanmerking komen. De rechtbank wijst erop dat alleen kosten gemaakt door een professionele juridische hulpverlener vergoed kunnen worden. Aangezien verzoeker geen advocaat of andere professionele hulpverlener heeft ingeschakeld, zijn er geen kosten die voor vergoeding in aanmerking komen. De gevraagde vergoeding van € 90,- exclusief BTW wordt dan ook afgewezen. De rechtbank verwijst naar de relevante artikelen in de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Bpb, en concludeert dat de uitspraak van de rechtbank Den Haag waarnaar verzoeker verwijst, niet tot een ander oordeel leidt.
De rechtbank wijst het verzoek om vergoeding van proceskosten af, en deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stijnen, rechter, in aanwezigheid van O. Asafiati, griffier. De beslissing is op 29 juni 2021 uitgesproken en zal openbaar worden gemaakt.