ECLI:NL:RBMNE:2021:2957

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
6 juli 2021
Publicatiedatum
8 juli 2021
Zaaknummer
522915 / HA RK 21-138
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek tegen rechter-commissaris na einduitspraak in faillissementszaak

In deze wrakingszaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 6 juli 2021 uitspraak gedaan over een verzoek tot wraking van mr. P.J. Neijt, de behandelend rechter-commissaris in een faillissementszaak. Het wrakingsverzoek werd ingediend door een verzoeker die niet-ontvankelijk was verklaard in zijn verzoek op grond van artikel 69 van de Faillissementswet. De verzoeker was het niet eens met de beslissing van de rechter en vond de termijn van vijf dagen om hoger beroep in te stellen te kort. De wrakingskamer heeft vastgesteld dat het wrakingsverzoek is ingediend na een einduitspraak, waardoor de ontvankelijkheid van het verzoek in het geding kwam.

De procedure begon met een brief van de verzoeker op 29 mei 2021, waarin het wrakingsverzoek werd ingediend. De rechter-commissaris, mr. P.J. Neijt, reageerde schriftelijk op 8 juni 2021 en gaf aan niet op de primaire verzoeken van de verzoeker in te gaan. Tijdens de mondelinge behandeling op 22 juni 2021 heeft de verzoeker zijn wrakingsverzoek verder toegelicht. De wrakingskamer heeft in haar beoordeling benadrukt dat de wet niet voorziet in de mogelijkheid om een rechter te wraken na een einduitspraak. Dit is omdat het doel van wraking, het voorkomen van vooringenomenheid, niet meer kan worden bereikt als de zaak al is afgesloten.

Uiteindelijk heeft de wrakingskamer besloten dat de verzoeker niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn wrakingsverzoek, omdat de behandeling van de zaak al was geëindigd met de beslissing van de rechter op 28 mei 2021. De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

WRAKINGSKAMER
Locatie: Utrecht
Zaaknummer/rekestnummer: 522915 / HA RK 21-138
Beslissing van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken van 6 juli 2021
op het verzoek in de zin van artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (verder: Rv) van:
[verzoeker],
wonend in [woonplaats] ,
(verder te noemen: verzoeker).

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- een brief van verzoeker van 29 mei 2021 met daarin onder meer het wrakingsverzoek gericht tegen mr. P.J. Neijt;
- de schriftelijke reactie van mr. P.J. Neijt van 8 juni 2021;
- een e-mail van verzoeker van 10 juni 2021 met daarin de mededeling dat het wrakingsverzoek een subsidiair verzoek betreft.
1.2.
Het wrakingsverzoek is op 22 juni 2021 behandeld door de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken (verder: de wrakingskamer).
Bij de mondelinge behandeling is verzoeker verschenen. Aan het begin van de behandeling heeft de wrakingskamer meegedeeld dat uit de reactie van mr. P.J. Neijt blijkt dat hij niet op de primaire verzoeken van verzoeker zal ingaan. Verzoeker heeft laten weten dat hij daarom (primair) tot wraking verzoekt.
1.3.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek tot wraking is gericht tegen mr. P.J. Neijt als behandelend rechter-commissaris (hierna te noemen: de rechter), in de zaak met het zaaknummer F.16/20/297. Deze zaak gaat over het faillissement van [bedrijf] B.V. Verzoeker heeft op 14 april 2021 een aantal verzoeken gedaan aan de rechter. Op 28 mei 2021 heeft de rechter hierop beslist en de brief van verzoeker aangemerkt als een verzoek op grond van artikel 69 Faillissementswet (verder: Fw). De rechter heeft verzoeker niet-ontvankelijk verklaard in dit verzoek omdat hij hem niet als belanghebbende aanmerkt in de zin van artikel 69 Fw.
2.2.
Verzoeker heeft aan zijn wrakingsverzoek ten grondslag gelegd dat hij het niet eens is met de beslissing van de rechter en dat hij de termijn van vijf dagen om hoger beroep in te stellen tegen de beslissing van de rechter te kort vindt.
2.3.
De rechter heeft niet berust in de wraking. In zijn schriftelijke reactie stelt hij zich op het standpunt dat verzoeker niet-ontvankelijk is in het wrakingsverzoek omdat de behandeling van het verzoek ex artikel 69 Fw met de beslissing van 28 mei 2021 is geëindigd. Na een eindbeslissing is het niet mogelijk om een rechter te wraken.

3.De ontvankelijkheid van het wrakingsverzoek

3.1.
Op grond van artikel 36 Rv kan elk van de rechters die een zaak behandelen op verzoek van een partij worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden.
3.2.
Het middel van wraking is toegekend aan een procespartij die wenst te voorkomen dat een rechter die tegenover een procespartij een vooringenomenheid koestert, althans aan een procespartij die daarvoor vrees heeft die objectief gerechtvaardigd is, (nog langer) bemoeienis met de zaak zal hebben. Dat doel kan niet meer worden bereikt als de rechter een einduitspraak heeft gedaan, omdat de behandeling van de zaak daarmee is geëindigd. De wet voorziet daarom niet in de mogelijkheid om wraking te verzoeken van een rechter nadat er een einduitspraak is gedaan.
3.3.
De hiervoor genoemde zaak is een faillissementszaak waarin de rechter als rechter-commissaris is benoemd. Verzoeker heeft op 14 april 2021 een verzoek gedaan op grond van artikel 69 Fw. Op 28 mei 2021 heeft de rechter hierop beslist en verzoeker niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek. Die beslissing is een eindbeslissing, waarmee de behandeling van de zaak is geëindigd. Het wrakingsverzoek is gedaan nadat de rechter de beslissing had genomen. Hieruit volgt dat de rechter de zaak niet meer behandelde op het moment dat het onderhavige wrakingsverzoek werd gedaan.
3.4.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat verzoeker niet-ontvankelijk moet worden verklaard in het wrakingsverzoek.

4.De beslissing

De wrakingskamer:
4.1.
verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn wrakingsverzoek;
4.2.
draagt de griffier van de wrakingskamer op deze beslissing toe te zenden aan verzoeker, de rechter tegen wie het verzoek tot wraking is gericht, andere betrokken partijen, alsmede aan de voorzitter van het team toezicht, waarin de rechter werkzaam is en de president van deze rechtbank.
Deze beslissing is gegeven door mr. N.M. Spelt, voorzitter, en mr. J.G. Nicholson en mr. C.S.K. Fung Fen Chung als leden van de wrakingskamer, bijgestaan door mr. F.G.T. Russcher-Jansen, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 6 juli 2021.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.