ECLI:NL:RBMNE:2021:2946

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
24 juni 2021
Publicatiedatum
7 juli 2021
Zaaknummer
20/2292
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering omgevingsvergunning wegens strijd met welstandseisen en beoordeling van wijziging van ondergeschikte aard

In deze zaak heeft eiser, woonachtig in [woonplaats], een omgevingsvergunning aangevraagd voor de bouw van een witte villa op een door hem aangekochte bouwkavel. De vergunning is geweigerd door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht op basis van strijd met de redelijke eisen van welstand, zoals vastgelegd in het welstandsadvies dat verwijst naar het Beeldregieboek. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen deze weigering, maar het college heeft het bezwaar ongegrond verklaard. Eiser heeft hierop beroep ingesteld.

De rechtbank heeft de zaak behandeld op een hybride zitting, waarbij eiser via Skype aanwezig was met zijn gemachtigde. De rechtbank heeft de argumenten van eiser, waaronder de stelling dat het Beeldregieboek niet aan de welstandstoets ten grondslag mocht worden gelegd, en het beroep op het gelijkheidsbeginsel, beoordeeld. Eiser stelde dat vergelijkbare woningen in de omgeving wel een witte kleur mochten hebben, maar de rechtbank oordeelde dat de woningen niet vergelijkbaar waren vanwege verschillende criteria en de ruimtelijke uitstraling.

Daarnaast heeft eiser betoogd dat de wijziging van de kleur van de villa van wit naar antraciet een wijziging van ondergeschikte aard was, maar de rechtbank oordeelde dat deze wijziging wel degelijk een ruimtelijke relevante wijziging was. De rechtbank concludeerde dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat het bouwplan in strijd is met de redelijke eisen van welstand en dat de wijziging geen wijziging van ondergeschikte aard is. Het beroep van eiser is ongegrond verklaard, zonder aanleiding voor proceskostenveroordeling of schadevergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/2292

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 juni 2021 in de zaak tussen

[eiser] te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. L.P.W. Mensink),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht, verweerder

(gemachtigde: M. Geleijnse).

Inleiding

Eiser is woonachtig in [woonplaats] en heeft een bouwkavel gekocht aan de [adres] perceel [sectienummer] , [nummer] [locatie 1] in de [plaats] (de planlocatie), om te bebouwen met zijn toekomstige woning. Om de bouw van zijn toekomstige woning mogelijk te maken heeft eiser een omgevingsvergunning aangevraagd. Deze omgevingsvergunning is geweigerd in het besluit van 14 oktober 2019 (het primaire besluit) vanwege strijd met de redelijke eisen van welstand.
In het besluit van 1 mei 2020 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit en heeft beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is op de hybride zitting van 29 april 2021 behandeld. Eiser is verschenen via Skype, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Het geschil
Het bouwplan voorziet in de bouw van een witte villa. Verweerder heeft de omgevingsvergunning geweigerd omdat het bouwplan van eiser vanwege de witte kleur in strijd is met de redelijke eisen van welstand. Verweerder heeft zich daarbij gebaseerd op het welstandsadvies. In dit welstandsadvies wordt gesproken over en getoetst aan het Beeldregieboek [bestandsnaam] (het Beeldregieboek).
De eerste vraag die partijen in beroep verdeeld houdt is of de welstandscommissie in haar advies acht mocht slaan op het Beeldregieboek. Eiser vindt van niet omdat het Beeldregieboek geen onderdeel van de welstandsnota is. Daarnaast is de weigering om de omgevingsvergunning volgens eiser in strijd met het gelijkheidsbeginsel omdat vergelijkbare woningen wel in witte kleur zijn toegestaan. Verweerder stelt zich op het standpunt dat de mede op het Beeldregieboek gebaseerde weigering wel is toegestaan.
Na de weigering van verweerder heeft eiser de witte kleur van de villa aangepast naar een antraciete kleur. Volgens eiser had verweerder deze wijziging in de lopende vergunningaanvraagprocedure mee moeten nemen en heeft verweerder zich ten onrechte op het standpunt gesteld dat de wijziging in de kleurstelling niet aangemerkt kan worden als een wijziging van ondergeschikte aard.
Door dit standpunt van verweerder heeft eiser een nieuwe omgevingsvergunning moeten aanvragen. De aanvraag van de nieuwe omgevingsvergunning heeft extra kosten met zich meegebracht. Deze extra kosten zijn het gevolg van de onrechtmatige weigering en komen op grond van artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) voor vergoeding in aanmerking, aldus eiser.

Beoordeling

Het welstandsadvies
5. De welstandscommissie heeft op 28 mei 2019 het volgende advies gegeven:
“De commissie volgt de supervisor in zijn negatieve advies. Het Beeldregieplan is leidend en de daarin nagestreefde samenhang qua kleurenpalet wordt bewaakt door de supervisor. Het betreft een Ontwikkelgebied in de welstandsnota, wat o.a. impliceert de beoogde ambities bij de ontwikkeling waar te maken, voor dit gebied vastgelegd in een Beeldregieplan – onderschreven door de commissie. Daarnaast bestaat het risico op precedentwerking indien toegestaan wordt af te wijken van de gestelde kaders, waardoor de beeldkwaliteit van het gebied in het geding kan komen.”
6. Het uitgebreide advies van de supervisor, waar de welstandscommissie naar verwijst en welk advies zij overneemt, luidt als volgt:
“Rondom het [bestandsnaam] zijn een aantal locaties langs het [locatie 2] waar wij beeldregieregels voor hebben opgesteld. De beeldregieregels zijn gemaakt om een zekere samenhang te krijgen tussen de verschillende opdrachtgevers. Iedere locatie langs het lint heeft andere ruimtelijke spelregels, maar ook een verbindende kwaliteit: een grondtoon van oranje tot bruine baksteen in combinatie met donkere pannen.
Architectuurstijl is niet het bindende element: welke stijl de opdrachtgever ook kiest, er moet binnen de stijl voldoende kwaliteit gemaakt worden, dat kan als kleur en materiaal van de wijk voldoende rust en binding genereren. Er is dus sturing op kleur en materiaal.
Voor een duurzaam gewaardeerde wijk is het van belang dat al deze verschillende woningen toch een rustig geheel vormen. In veel wijkjes met vrije kavels gebeurt dat in minder mate met vaak een rommelig resultaat waar niemand echt trots op is. Dat is de reden waarom in dit plan sterk is gestuurd op kleur. Kleur is een sterk middel!
Binnen dat verbinden pallet aan basiskleuren zijn er af en toe kavels die zich in kleur en/of vorm mogen of moeten onderheiden. Het credo: de uitzondering bevestigt de regel geldt hier in sterke mate. Of vergelijk het met een groentesoep, naast verschillende soorten groente is er ruimte voor een aantal kruiden, niet teveel, anders is het slecht voor de smaak.
In sommige gevallen kan er afgeweken worden van de basiskleuren: afhankelijk van het ontwerp, de motivatie en de andere woningen in de rij wordt beoordeeld of dit het beeld van het totaal niet te sterk beïnvloedt. In het geval van kavel [nummer] is een uitzondering extra kritisch. De gevel heeft een breed front in de rij (de andere woningen staan veelal met een kopgevel aan het park). Het is dus belangrijk dat deze zich bescheiden en rustig voegt in de basiskleuren omdat anders dit deel van de gevelwand aan het park te sterk gedomineerd wordt door een witte kleur. Daarnaast is er dichtbij al een witte woning die met een kopgevel die aan het park staat die de uitzondering vormt. Nog een witte woning zou de basiskleuren de rij te ondergeschikt maken.”
7. Verweerder heeft onder verwijzing naar dit advies de omgevingsvergunning geweigerd.
8. Eiser heeft zich op het standpunt gesteld dat het Beeldregieboek niet op de welstandsnota van de gemeente Utrecht is gebaseerd en om die reden niet aan de welstandstoets ten grondslag mocht worden gelegd. Daardoor mocht verweerder dit welstandsadvies niet aan de weigering ten grondslag leggen.
9. Bij de beoordeling gaat de rechtbank uit van het volgende. De aanvraag om een omgevingsvergunning wordt overeenkomstig artikel 2.10, eerste lid, aanhef en onder d, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, gelezen in samenhang met artikel 12a van de Woningwet, getoetst aan redelijke eisen van welstand, waarbij de welstandsnota het toetsingskader is. Het college heeft in deze zaak aan de weigering van de omgevingsvergunning het welstandsadvies ten grondslag gelegd. Hoewel het college niet aan een welstandsadvies is gebonden en de verantwoordelijkheid voor welstandstoetsing bij hem berust, mag het bij het nemen van zijn besluit op dat advies afgaan, nadat het heeft nagegaan of dit advies op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen, de redenering daarin begrijpelijk is en de getrokken conclusies daarop aansluiten. Deze verplichting is neergelegd in artikel 3:9 van de Awb voor de wettelijk adviseur en volgt uit artikel 3:2 van de Awb voor andere adviseurs. Het overnemen van een welstandsadvies behoeft in beginsel geen nadere toelichting. Dit is anders als de aanvrager of een derde-belanghebbende een advies van een andere deskundig te achten persoon of instantie heeft overgelegd dan wel gemotiveerd heeft aangevoerd dat het welstandsadvies in strijd is met de geldende welstandscriteria of anderszins onjuist dan wel onvolledig is.
10. In de voorliggende zaak vormt het welstandsbeleid van de gemeente Utrecht het toetsingskader. Dit bestaat uit 3 delen. Een algemene welstandsnota (de Utrechtse aanpak
), gebiedsbeschrijvingen per stadsdeel en specifieke toetsingscriteria.
Voor de locatie van eisers bouwplan geldt de gebiedsbeschrijving [plaats] . Voor het gebied [bestandsnaam] is daarin voor zover thans van belang het volgende opgenomen:
“De woonwijken en bedrijventerreinen van [locatie 3] waarvoor een vastgesteld stedenbouwkundig kader bestaat, dienen gerespecteerd te worden in het kader van welstand. Enerzijds is dit het gevolg van bestaand ruimtelijk beleid waarin het gewenste ruimtelijk en architectonisch beeld van de nieuwbouwwijk voor een groot deel in detail is vastgelegd, anderzijds heeft dat te maken met de sterke samenhang tussen het stedenbouwkundig plan - in een groot aantal gevallen gebaseerd op bestaande landschappelijke structuren - en de architectonische vormgeving. “
11. Voor dit gebied is in 2006 het Stedenbouwkundig plan [locatie 3] opgesteld. In dit stedenbouwkundig plan is per locatie een uitwerking van dit stedenbouwkundig plan gemaakt, waarin randvoorwaarden per kavel zijn aangegeven. Niet in geschil is dat het bouwplan van eiser aan deze randvoorwaarden voldoet.
12. Vervolgens is in het stedenbouwkundig plan opgenomen (pagina 8) dat nadere specificaties per locatie (beeldregieregels) zullen worden aangegeven. Volgens verweerder vormt het “Beeldregieboek [bestandsnaam] ” uit mei 2017 voor deze locatie de uitgewerkte beeldregieregels als bedoeld in het stedenbouwkundig plan. In dit Beeldregieboek is op pagina 22 voor het perceel van eiser aangegeven:
“Hoofdmateriaal is een handvorm baksteen bij voorkeur in een warm kleurpalet van oranjerood tot paarsbruin. Bij de binnenstraten en [kavelnaam] zijn wit gestucte en gekeimde gevels toegestaan.”
13. Het bouwplan van eiser betreft niet een bouwplan in een binnenstraat of een [kavelnaam] .
14. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat het Beeldregieboek als nadere uitwerking en dus als onderdeel moet worden gezien van het stedenbouwkundig plan [locatie 3] . Volgens de tekst van de gebiedsbeschrijving [plaats] (onderdeel van de Welstandsnota van Utrecht), dient het stedenbouwkundig kader, waar het Beeldregieboek dus deel van uitmaakt, in acht te worden genomen door de Welstandscommissie bij de welstandstoets. Verweerder heeft dan ook op het welstandsadvies waarin de welstandscommissie acht heeft geslagen op het Beeldregieboek, mogen afgaan. Los van het hiervoor behandelde punt is immers niet gesteld of gebleken dat het advies niet op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen, de redenering daarin niet begrijpelijk is en de getrokken conclusies niet op die redenering aansluiten. Er is ook geen advies van een andere deskundig te achten persoon of instantie overgelegd.
Verweerder heeft op grond van het negatieve welstandsadvies de gevraagde vergunning kunnen weigeren. De beroepsgrond slaagt niet.
Gelijkheidsbeginsel
15. Volgens eiser heeft verweerder ook los van het welstandsaspect ten onrechte de omgevingsvergunning geweigerd. In de directe omgeving van de planlocatie zijn meerdere woningen met een witte gevel toegestaan. Het is in strijd met het gelijkheidsbeginsel om op basis van dezelfde welstandscriteria bij de woning van eiser geen witte kleur toe te staan
16. De rechtbank stelt voorop dat eisers beroep op het gelijkheidsbeginsel alleen kan slagen als de omgevingsvergunning in het geval van eiser wordt geweigerd terwijl er in gelijke gevallen wel een omgevingsvergunning wordt verleend. Verweerder heeft aangegeven dat de door eisers aangehaalde woningen niet vergelijkbaar zijn omdat deze woningen zijn gesitueerd op een andere straat waarvoor andere criteria gelden dan voor de woning van eiser. De woning die is gesitueerd op dezelfde straat als de woning van eiser is volgens verweerder evenmin vergelijkbaar omdat de woning van eiser een veel breder front heeft. Hierdoor is de woning van eiser dominanter aanwezig in het straatbeeld dan de door eiser aangehaalde woning. De rechtbank kan deze uitleg van verweerder volgen. Eiser kan niet worden gevolgd in zijn standpunt dat verweerder de omgevingsvergunning niet had mogen weigeren vanwege strijd met het gelijkheidsbeginsel. Van gelijke gevallen is, gelet op het hiervoor overwogene, immers geen sprake. De beroepsgrond slaagt niet.
Wijziging van ondergeschikte aard
17. Eiser stelt dat het mogelijk is om hangende bezwaar wijzigingen door te voeren in een aangevraagd bouwplan om beletselen tegen het verlenen van een omgevingsvergunning weg te nemen zonder daarvoor opnieuw een aanvraagprocedure te hoeven doorlopen. Deze wijzigingen dienen dan wel van ondergeschikte aard te zijn. Volgens eiser heeft verweerder zich ten onrechte op het standpunt gesteld dat de wijziging in het bouwplan van wit naar antraciet geen wijziging van ondergeschikte aard is.
18. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State dient per concreet geval te worden beoordeeld of een wijziging van een bouwplan van ondergeschikte aard is. [1] Van belang is of de wijziging van het bouwplan zorgt voor een andere ruimtelijke uitstraling dan het oorspronkelijke bouwplan. De rechtbank is van oordeel dat de wijziging in het bouwplan van eiser qua kleurstelling geen wijziging van ondergeschikte aard is. Verweerder heeft toegelicht dat uit het beeldregieboek volgt dat materiaal- en kleurafstemming op de planlocatie van belang wordt geacht omdat het een sterk bindend effect heeft, zodat ondanks de ruimte aan keuzes voor een eigen ontwerp, er toch samenhang blijft tussen de woningen onderling en de omgeving. De rechtbank kan verweerder volgen in zijn standpunt dat het wijzigen van de kleur wit naar antraciet een ruimtelijke relevante wijziging is, gelet op het beeldregieboek en het belang dat daarin wordt gehecht aan de kleursamenstelling. De rechtbank is daarom van oordeel dat verweerder zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat er geen sprake is van een wijziging van ondergeschikte aard. De beroepsgrond slaagt niet.
Conclusie
19. Het voorgaande betekent dat verweerder zich op het standpunt mocht stellen dat het bouwplan in strijd is met de redelijke eisen van welstand en dat de wijziging van de aanvraag voor wat betreft de kleur geen wijziging van ondergeschikte aard is. Het beroep is ongegrond.
20. Omdat het beroep ongegrond is bestaat er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling of een schadevergoeding op grond van artikel 8:88 Awb.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.M. van der Linde, rechter, in aanwezigheid van mr. T.E.G. van Heukelom, griffier. De beslissing is uitgesproken op 24 juni 2021 en zal openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.De rechtbank verwijst naar de uitspraak van 27 juni 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2121.