ECLI:NL:RBMNE:2021:2938
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen WOZ-waarde woning en de onderbouwing daarvan
In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen de uitspraak van de heffingsambtenaar van de gemeente Huizen, die de WOZ-waarde van haar woning voor het belastingjaar 2020 had vastgesteld op € 590.000,-. De waarde is vastgesteld op basis van de Wet waardering onroerende zaken, met als waardepeildatum 1 januari 2019. Eiseres betwist de vastgestelde waarde en stelt dat deze te hoog is, en bepleit een lagere waarde van € 466.000,-. De heffingsambtenaar heeft de waarde gehandhaafd en een taxatiematrix en rapport overgelegd ter onderbouwing van zijn standpunt.
De rechtbank heeft de zaak behandeld op een Skype-zitting, waarbij zowel eiseres als de heffingsambtenaar zich hebben laten vertegenwoordigen door gemachtigden. De rechtbank heeft overwogen dat de heffingsambtenaar aannemelijk heeft gemaakt dat de waarde van de woning niet te hoog is vastgesteld. Dit is onderbouwd met een taxatierapport waarin de woning is vergeleken met vier referentiewoningen die rond de waardepeildatum zijn verkocht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de heffingsambtenaar voldoende rekening heeft gehouden met de verschillen tussen de referentiewoningen en de woning van eiseres.
Eiseres heeft verschillende argumenten aangevoerd, waaronder de ligging van haar woning en de staat van onderhoud. De rechtbank heeft deze argumenten beoordeeld en geconcludeerd dat de heffingsambtenaar met alle relevante factoren voldoende rekening heeft gehouden. Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard, wat betekent dat de vastgestelde WOZ-waarde van de woning in stand blijft. De uitspraak is gedaan door mr. J.J. Catsburg, rechter, en is openbaar gemaakt op 18 juni 2021.