11.BESLISSING
- verklaart het onder 2 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
- verklaart het onder 1 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder 1 meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
- verklaart het onder 1 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 5 (vijf) jaren;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Benadeelde partij [slachtoffer 1]
- wijst de vordering van [slachtoffer 1] toe tot een bedrag van € 20.493,28;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer 1] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over een bedrag van € 17.500,- vanaf 2 december 2019, en verder vermeerderd met de wettelijke rente over een bedrag van € 2.993,28 vanaf 18 januari 2021, tot de dag van volledige betaling;
- legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 1] aan de Staat
€ 20.493,28 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente over een bedrag van € 17.500,- vanaf 2 december 2019, en verder vermeerderd met de wettelijke rente over een bedrag van € 2.993,28 vanaf 18 januari 2021, bij niet betaling aan te vullen met 137 dagen gijzeling;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- verklaart [slachtoffer 1] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
Benadeelde partij [benadeelde 1]
- wijst de vordering van [benadeelde 1] ter zake reiskosten af;
- verklaart [benadeelde 1] voor wat betreft het meer of anders gevorderde niet-ontvankelijk in haar vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
Benadeelde partij [getuige 1]
- wijst de vordering van [getuige 1] toe tot een bedrag van € 5.000,-;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan [getuige 1] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 2 december 2019 tot de dag van volledige betaling;
- legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [getuige 1] aan de Staat € 5.000,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 2 december 2019 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 60 dagen gijzeling;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- verklaart [getuige 1] voor wat betreft het meer of anders gevorderde niet-ontvankelijk in zijn vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
Benadeelde partij [benadeelde 2]
- wijst de vordering van [benadeelde 2] toe tot een bedrag van € 5.064,02;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan [benadeelde 2] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over een bedrag van € 5.000,- vanaf 2 december 2019, en verder vermeerderd met de wettelijke rente over een bedrag van € 64,02 vanaf 16 januari 2021, tot de dag van volledige betaling;
- legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [benadeelde 2] aan de Staat € 5.064,02 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente over een bedrag van € 5.000,- vanaf 2 december 2019, en verder vermeerderd met de wettelijke rente over een bedrag van € 64,02 vanaf 16 januari 2021, tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 60 dagen gijzeling;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
- wijst de vordering van [benadeelde 2] ter zake reiskosten af;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- verklaart [benadeelde 2] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
Benadeelde partij [slachtoffer 2]
- wijst de vordering van [slachtoffer 2] voor wat betreft de gevorderde reiskosten af;
- verklaart [slachtoffer 2] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door verdachte gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
Benadeelde partij [benadeelde 3]
- wijst de vordering van [benadeelde 3] toe tot een bedrag van € 5.168,16;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan [benadeelde 3] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over een bedrag van € 5.000,-vanaf 2 december 2019, en verder vermeerderd met de wettelijke rente over een bedrag van € 168,16 vanaf 18 januari 2021, tot de dag van volledige betaling;
- legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [benadeelde 3] aan de Staat
€ 5.168,16 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente over een bedrag van € 5.000,-vanaf 2 december 2019, en verder vermeerderd met de wettelijke rente over een bedrag van € 168,16 vanaf 18 januari 2021, tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 60 dagen gijzeling;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
- wijst de vordering van [benadeelde 3] voor wat betreft de gevorderde reiskosten af;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- verklaart [benadeelde 3] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Slager, voorzitter, en mrs. J.G. van Ommeren en M. den Besten, rechters, in tegenwoordigheid van mr. N. van Olst-Baaziz, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 1 februari 2021.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 2 december 2019 te Veenendaal, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk en (al dan niet) met voorbedachten rade van het leven te beroven, opzettelijk en/of met voorbedachten rade met een vuurwapen meermalen, althans eenmaal, een kogel in de richting van (het (boven)lichaam van) die [slachtoffer 1] heeft geschoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 289 Wetboek van Strafrecht, art 287 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )