ECLI:NL:RBMNE:2021:2910

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
30 juni 2021
Publicatiedatum
7 juli 2021
Zaaknummer
8198973 UC EXPL 19-13061 JH/1050
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verplichtstelling tot deelneming in het bedrijfstakpensioenfonds Zorg en Welzijn en verjaring van pensioenpremies

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 30 juni 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen de Federatie van Somalische Associaties in Nederland (FSAN) en Stichting Pensioenfonds Zorg en Welzijn (PFZW). FSAN vorderde dat werd verklaard dat zij niet onder de werkingssfeer van het verplichtstellingsbesluit van PFZW valt en dat de vordering van PFZW tot betaling van pensioenpremies verjaard is. PFZW vorderde in reconventie dat FSAN onder de werkingssfeer van het verplichtstellingsbesluit valt en dat zij verplicht is om werknemersgegevens te verstrekken en premies te betalen.

De procedure begon met een mondelinge behandeling op 16 februari 2021, waarbij beide partijen hun standpunten toelichtten. De kantonrechter oordeelde dat FSAN vanaf 1996 bekend was met de verplichting tot deelname aan PFZW, maar dat PFZW verzuimd had om premienota's op te stellen. Hierdoor was de vordering van PFZW tot betaling van pensioenpremies vanaf 1 april 1996 tot 23 april 2013 verjaard. De kantonrechter oordeelde verder dat FSAN over de periode van 23 april 2013 tot 1 januari 2016 en de jaren 2017 en 2018 wel onder de werkingssfeer van het verplichtstellingsbesluit valt, en dat zij verplicht is om werknemersgegevens te verstrekken en premies te betalen.

De kantonrechter compenseerde de proceskosten, zodat elke partij de eigen kosten draagt. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad en het meer of anders gevorderde is afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 8198973 UC EXPL 19-13061 JH/1050
Vonnis van 30 juni 2021
inzake
de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid
Federatie van Somalische Associaties in Nederland,
gevestigd te Haarlem,
verder ook te noemen FSAN,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
gemachtigde: mr. E.J.M. van der Lans,
tegen:
de stichting
Stichting Pensioenfonds Zorg en Welzijn,
gevestigd te Zeist,
verder ook te noemen PFZW,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
gemachtigde: mr. T. Huijg.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie
  • de conclusie van repliek in conventie (met eiswijziging) en van antwoord in reconventie
  • de conclusie van dupliek in conventie en van repliek in reconventie (met eiswijziging)
  • de conclusie van dupliek in reconventie.
1.2.
Op 16 februari 2021 heeft er een mondelinge behandeling plaatsgevonden. Namens FSAN was de heer [A] ( [.] ) aanwezig, bijgestaan door de gemachtigde. Namens PFZW was de heer [B] ( [..] ) aanwezig, eveneens bijgestaan door de gemachtigde. Beide partijen hebben pleitaantekeningen overgelegd en voorgedragen. Partijen hebben geantwoord op de door de kantonrechter gestelde vragen en zij hebben op elkaar kunnen reageren. Van het verhandelde ter zitting is aantekening gehouden.
1.3.
Na de zitting hebben partijen getracht een regeling te treffen. Bij e-mail van 10 maart 2021 heeft mr. Huijg namens PFZW laten weten dat partijen geen overeenstemming hebben bereikt. Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Waar gaat het over?

Deze zaak gaat over de vraag of FSAN onder de werkingssfeer valt van het Besluit verplichtstelling tot deelneming in het bedrijfstakpensioenfonds Zorg en Welzijn (verder te noemen: het verplichtstellingsbesluit). Is dit het geval, dan is FSAN verplicht tot aanmelding van haar werknemers als deelnemer, tot het verstrekken van gegevens over haar werknemers en tot betaling van premie aan PFZW.

3.De feiten

In conventie en in reconventie

3.1.
PFZW is een bedrijfstakpensioenfonds in de zin van de Pensioenwet. De deelneming in PFZW is voor werkgevers en werknemers in de sector Zorg en Welzijn verplicht gesteld op grond van de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000 (Wet Bpf 2000).
3.2.
Vanaf 22 december 2006 bepaalt het verplichtstellingsbesluit (voor zover hier van belang) dat de deelneming in PFZW onder meer verplicht is voor werkgevers in het welzijnswerk en de maatschappelijke dienstverlening. Deze werkgevers worden in het besluit als volgt omschreven:
g. werkgever in het welzijnswerk en de maatschappelijke dienstverlening:
de rechtspersoon die de inkomsten geheel of ten dele direct ontvangt uit zorgverzekeringen of van de overheid en die, al dan niet met winstoogmerk, voor meer dan 50% van de inkomsten maatschappelijke zorg of hulp verleent in een van de volgende vormen:
1. sociaal-cultureel werk:
(…)
- activerende, ondersteunende en/of belangenbehartigende activiteiten gericht op bevordering van de leefbaarheid en het welzijn van (groepen van) burgers in hun woon- en leefomgeving en/of participatie aan en emancipatie in de samenleving van (groepen van) burgers,
(…)
3. welzijn minderheden, vluchtelingen en asielzoekers;
- activiteiten gericht op de (medische) opvang, introductie, maatschappelijke oriëntatie en/of integratie van (etnische) minderheden, vluchtelingen en asielzoekers alsmede activiteiten gericht op begeleiding, ondersteuning en deskundigheidsbevordering van organisaties die zich richten op (etnische) minderheden, vluchtelingen en asielzoekers,
(…)
- zelforganisaties van minderheden (mits deze organisaties niet tevens politieke doelstellingen hebben)”.
De verplichtstellingbeschikking luidde van 15 februari 1996 tot 22 december 2006 anders.
3.3.
FSAN is een koepelorganisatie met verschillende doelstellingen en is opgericht in 1994. Het bestuur van FSAN bestaat uit vrijwilligers. FSAN heeft tot en met 1999 subsidie ontvangen op basis van de Welzijnswet. Sinds 1999 ontvangt zij geen algemene structurele subsidie meer, maar subsidies op projectbasis van verschillende ministeries.
3.4.
Bij brief van 28 maart 1996 heeft de toenmalig [.] van FSAN, de heer [C] , FSAN aangemeld bij PFZW onder toezending van een ingevulde “Vragenlijst Nieuwe Instellingen”. PFZW heeft hierop gereageerd bij brief van 23 juli 1996. PFZW stelt in die brief vast dat FSAN voldoet aan de voorwaarden genoemd in het verplichtstellingsbesluit en per 1 april 1996 verplicht is aangesloten onder aansluitingsnummer [...] . PFZW kondigt in de brief aan dat zij FSAN medio augustus 1996 een premienota zal sturen. PFZW heeft dit niet gedaan.
3.5.
In 2003 heeft PFZW FSAN driemaal schriftelijk verzocht om aan de hand van een meegezonden verificatieformulier de bij PFZW bekende gegevens omtrent de activiteiten en functionarissen van FSAN te controleren en zo nodig aan te vullen of te wijzigen. FSAN heeft hier geen gehoor aan gegeven.
3.6.
In 2007 heeft PFZW FSAN per e-mail om nadere informatie gevraagd. In maart 2018 heeft PFZW FSAN twee facturen gestuurd voor pensioenpremie over maart en april 2018. Naar aanleiding van deze facturen heeft FSAN contact met PFZW opgenomen en is tussen partijen gecorrespondeerd over de vraag of FSAN vanaf 1996 wel of niet onder de verplichtingstelling van PFZW valt.
3.7.
Namens PFZW heeft een deurwaarder FSAN op 23 april 2018 een sommatie gestuurd voor een bedrag van € 88.517,81 aan achterstallige pensioenpremie, rente en kosten. FSAN heeft dit bedrag niet betaald.

4.Het geschil

In conventie en in reconventie

4.1.
FSAN vordert, na wijziging van haar eis, om voor recht te verklaren dat:
FSAN als werkgever vanaf 1 april 1996, althans 22 december 2006, althans over een nader te bepalen periode, niet valt onder de werkingssfeer van de verplichtstelling van PFZW en dat PFZW als gevolg daarvan de inning van (achterstallige) pensioenpremies moet staken;
de vordering van PFZW tot betaling van pensioenpremies vanaf 1 april 1996 tot 13 mei 2015, althans tot 23 april 2013, is verjaard, dan wel dat PFZW haar recht om pensioenpremies van FSAN te vorderen heeft verwerkt;
met veroordeling van PFZW in de proceskosten.
4.2.
PFZW vordert in reconventie, na wijziging van eis, kort gezegd, een verklaring voor recht dat:
FSAN onder de werkingssfeer van het verplichtstellingsbesluit valt en dat zij de statuten, reglementen en de daarop gebaseerde besluiten van PFZW moet naleven en verplicht is om aan PFZW werknemersgegevens te verstrekken en premies te betalen;
FSAN toerekenbaar onrechtmatig heeft gehandeld jegens PFZW door geen deelnemersgegevens te verstrekken en daarom verplicht is de schade te vergoeden die PFZW als gevolg daarvan heeft geleden en PFZW te vrijwaren voor alle financiële gevolgen die daardoor zijn ontstaan;
FSAN binnen 30 dagen na betekening van dit vonnis, op straffe van een dwangsom, al haar (voormalige) werknemers bij PFZW moet aanmelden en daarbij alle gegevens moet opgeven op de wijze als bepaald in het online werkgeversportal van PFZW;
met veroordeling van FSAN in de proceskosten.
4.3.
Partijen voeren verweer tegens elkaars vorderingen. Op hetgeen partijen aan hun vorderingen en verweren ten grondslag hebben gelegd, wordt hierna ingegaan.

5.De beoordeling

In conventie en in reconventie

5.1.
Voordat de kantonrechter toekomt aan de vraag of de activiteiten van FSAN inhoudelijk onder de werkingssfeer van de verplichtstellingsbeschikking(en) van PFZW vallen, moet eerst het beroep van FSAN op verjaring en rechtsverwerking worden beoordeeld.
Is er sprake van verjaring van (een deel van) de vordering of rechtsverwerking? Ja
5.2.
De verplichting tot premieafdracht van een werkgever die tot aansluiting bij een bedrijfstakpensioenfonds verplicht is, ontstaat van rechtswege op het moment dat aan de voorwaarden voor verplichte deelneming wordt voldaan. Het gaat hier om een periodieke verplichting tot betaling van pensioenpremie. Hierop is in beginsel de verjaringstermijn van 5 jaar van artikel 3:308 BW van toepassing. Die verjaringstermijn begint te lopen na aanvang van de dag, volgende op die waarop de vordering opeisbaar is geworden. Dit artikel gaat ervan uit dat de schuldeiser bekend is met de wederpartij jegens wie hij een vordering heeft. Indien de schuldeiser, in dit geval PFZW, naar objectieve maatstaven pas later bekend is geworden of had kunnen worden met de vordering op de werkgever, dan geldt ingevolge artikel 3:306 BW een verjaringstermijn van 20 jaar vanaf het moment waarop de vordering tot premieafdracht van rechtswege is ontstaan.
5.3.
De kantonrechter acht in dit geval voldoende komen vast te staan dat PFZW al vanaf 1996 bekend was met de verplichte deelneming van FSAN in het pensioenfonds, zodat de verjaringstermijn van 5 jaar geldt. Naar aanleiding van de aanmelding van FSAN heeft PFZW immers op 23 juli 1996 vastgesteld dat FSAN voldoet aan de voorwaarden genoemd in het verplichtstellingsbesluit en per 1 april 1996 verplicht is aangesloten. Vanaf dat moment kon PFZW tot heffing van premies overgaan. PFZW heeft ook aangekondigd dat zij dit zou doen, maar zij heeft hier geen gevolg aan gegeven. PFZW heeft in 2003 weliswaar driemaal tevergeefs aan FSAN gevraagd om inlichtingen te verschaffen, maar ook dit heeft niet geleid tot het doen van nader onderzoek of het opleggen van (ambtshalve) premienota’s. Gelet op de aansluiting per 1996 had dit wel van PFZW mogen worden verwacht.
PFZW heeft vanaf 1996 verzuimd (ambtshalve) premienota’s aan FSAN te sturen. Zij is hier eerst bij brief van de deurwaarder van 23 april 2018 toe overgegaan. Deze brief moet worden beschouwd als stuitingshandeling, nu FSAN hieruit kon begrijpen dat PFZW van mening is dat zij jegens FSAN een vordering heeft ter zake van premieachterstand. Dit leidt er op grond van 3:308 BW toe dat de vordering van PFZW tot 23 april 2013 is verjaard. De door FSAN gevorderde verklaring voor recht is in zoverre toewijsbaar. Er zijn geen omstandigheden die maken dat het beroep op verjaring in dit geval naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is.
5.4.
Nu het beroep van FSAN op verjaring slaagt, behoeft haar beroep op rechtsverwerking geen bespreking meer.
Vallen de activiteiten van FSAN onder de werkingssfeer van de verplichtstelling? Ja
5.5.
De volgende vraag is of PFZW terecht aanspraak maakt op betaling van de pensioenpremie vanaf 23 april 2013. Voor de beantwoording van die vraag moet worden beoordeeld of de activiteiten van FSAN vallen onder de werkingssfeer van het verplichtstellingsbesluit uit 2006. Dit besluit is nadien weliswaar gewijzigd, maar deze wijzigingen zijn voor deze zaak niet relevant.
5.6.
De werkingssfeerbepaling van het verplichtstellingsbesluit is, voor zover hier van belang, onder de feiten opgenomen onder 3.2. Het staat tussen partijen vast dat sprake is van verplichte deelname aan PFZW indien FSAN voldoet aan de volgende vijf voorwaarden:
FSAN moet een rechtspersoon zijn.
FSAN moet haar inkomsten geheel of ten dele direct of indirect ontvangen van de overheid.
FSAN moet een werkgever zijn in het welzijnswerk en de maatschappelijke dienstverlening.
FSAN verleent maatschappelijke zorg of hulp in de vorm van sociaal-cultureel werk en/of welzijn minderheden, vluchtelingen en asielzoekers.
FSAN moet voor meer dan 50% van de inkomsten maatschappelijke zorg of hulp verlenen.
5.7.
FSAN is een rechtspersoon die haar inkomsten (gedeeltelijk) van de overheid ontvangt, zodat aan het eerste en tweede vereiste is voldaan.
5.8.
Voor wat betreft het derde en vierde vereiste geldt het volgende.
FSAN is, zoals zij zelf stelt, een koepelorganisatie van Somalische zelforganisaties. Zij beoogt een betere samenwerking tussen de Somalische zelforganisaties en ondersteunt en begeleidt de zelforganisaties waar nodig. FSAN stelt hierover dat zij zorgt voor verdere professionalisering van deze organisaties. Zo organiseert zij onder meer voorlichtingen en bijeenkomsten voor (de vertegenwoordigers van) haar leden. Daarnaast is FSAN actief in de strijd tegen vrouwenbesnijdenis (VGV, vrouwelijke genitale verminking), biedt zij noodhulp aan slachtoffers van natuurrampen of gewapende conflicten en doet zij nog enkele andere projecten.
5.9.
Op basis van de eigen opgave van FSAN kan worden vastgesteld dat zij een werkgever is in het welzijnswerk en de maatschappelijke dienstverlening (derde vereiste). Zij verleent maatschappelijke zorg of hulp in de vorm van welzijn minderheden, vluchtelingen en asielzoekers zoals omschreven in het verplichtstellingsbesluit onder g3. De activiteiten die zij als koepelorganisatie verricht zijn immers (deels) gericht op de begeleiding, ondersteuning en deskundigheidsbevordering van Somalische zelforganisaties (vierde vereiste). Anders dan FSAN kennelijk betoogt, is de werkingssfeer van het verplichtstellingsbesluit niet beperkt tot het verlenen van zorg of hulp direct aan burgers. Ook de activiteiten van FSAN die zijn gericht op het uitbannen van VGV zijn naar het oordeel van de kantonrechter te beschouwen als welzijnswerk en maatschappelijke dienstverlening. FSAN doet in dat kader verschillende projecten. Ten aanzien van het project “Nazorg VGV” heeft FSAN erkend dat dit project kwalificeert als maatschappelijke zorg of hulp. Dit geldt evenwel ook voor de overige projecten, zoals “Nee tegen VGV”, “VGV nieuw” en “Stichting Kinderrechten”. Uit de toelichting van FSAN bij conclusie van repliek (onder meer onder 24, 66 en 67) volgt dat deze projecten steeds het trainen van sleutelpersonen betrof, zoals de GGD, scholen of personen binnen Afrikaanse zelforganisaties. Ook die activiteiten moeten dan ook beschouwd worden als maatschappelijke zorg of hulp in de vorm van welzijn minderheden, vluchtelingen en asielzoekers zoals omschreven in het verplichtstellingsbesluit onder g3. Dat VGV ook internationaal wordt bestreden en dat FSAN internationaal samenwerkt, maakt dit niet anders.
5.10.
Nu aan de eerste vier voorwaarden voor verplichte aansluiting bij PFZW is voldaan, komt het aan op de vraag of FSAN voor meer dan 50% van de inkomsten maatschappelijke zorg of hulp verleent.
PFZW heeft bij conclusie van dupliek als productie 34 een tabel overgelegd van de baten (ontvangen subsidies) per project. Ter zitting heeft zij hiervan een beter leesbare kopie verstrekt. FSAN kan zich vinden in de in die productie opgenomen bedragen. Uit deze productie blijkt dat zij vanaf 2013 tot en met 2018 voor meer dan 50% van haar inkomsten maatschappelijke zorg of hulp heeft verleend in het kader van projecten die zijn gericht op het uitbannen van VGV. Alleen in 2016 was dit niet het geval.
5.11.
Dit alles heeft tot gevolg dat FSAN over de periode van 23 april 2013 tot 1 januari 2016 en de jaren 2017 en 2018 valt onder de werkingssfeer van de verplichtstelling van PFZW. Over die periode is zij verplicht tot aanmelding van haar werknemers als deelnemer, tot het verstrekken van gegevens over haar werknemers en tot betaling van premie aan PFZW. De door PFZW in reconventie gevorderde verklaring voor recht is in zoverre toewijsbaar. Er is geen reden om aan te nemen dat FSAN niet aan de veroordeling tot verstrekking van gegevens zal voldoen. Dat de gegevens vanaf 2013 niet meer voorhanden zijn is ook niet gesteld of gebleken. De gevorderde dwangsom wordt daarom afgewezen.
De kantonrechter kan uit de overgelegde stukken niet beoordelen of de verplichte deelname van FSAN in PFZW ook na 2018 geldt. Hiervoor hebben partijen onvoldoende (financiële) gegevens verstrekt.
5.12.
PFZW stelt terecht dat FSAN op grond van het Uitvoeringsreglement gehouden was om over de periode van 23 april 2013 tot 1 januari 2016 en de jaren 2017 en 2018 gegevens aan te leveren op basis waarvan PFZW de hoogte van de premie kon vaststellen. Daar staat echter tegenover dat PFZW heeft verzuimd om in die periode nader onderzoek te doen en/of (ambtshalve) premienota’s op te stellen. De nalatigheid van FSAN kan onder deze omstandigheden niet kwalificeren als een toerekenbare onrechtmatige daad. De door PFZW op dit punt gevorderde verklaring voor recht wordt afgewezen.
5.13.
In de uitkomst van deze procedure ziet de kantonrechter aanleiding om de proceskosten in conventie en in reconventie te compenseren, in die zin dat elke partij de eigen kosten draagt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
in conventie
6.1.
verklaart voor recht dat de vordering van PFZW tot betaling van pensioenpremies vanaf 1 april 1996 tot 23 april 2013 is verjaard;
in reconventie
6.2.
verklaart voor recht dat FSAN over de periode van 23 april 2013 tot 1 januari 2016 en de jaren 2017 en 2018 valt onder de werkingssfeer van de verplichtstelling van PFZW en dat zij gedurende die periode de statuten, reglementen en de daarop gebaseerde besluiten van PFZW moet naleven en verplicht is om aan PFZW werknemersgegevens te verstrekken en premies te betalen;
6.3.
verklaart voor recht dat FSAN binnen 30 dagen na betekening van dit vonnis over de periode van 23 april 2013 tot 1 januari 2016 en de jaren 2017 en 2018 al haar (voormalige) werknemers bij PFZW moet aanmelden en daarbij alle gegevens moet opgeven op de wijze als bepaald in het online werkgeversportal van PFZW (pfzw.nl/mijnorganisatie);
in conventie en in reconventie
6.4.
compenseert de proceskosten in die zin dat elke partij de eigen kosten draagt;
6.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
6.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Krepel, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 30 juni 2021.