ECLI:NL:RBMNE:2021:2903

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
30 juni 2021
Publicatiedatum
6 juli 2021
Zaaknummer
UTR 20/3422
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van bezwaar tegen voertuigontheffing

In deze zaak heeft eiser op 26 oktober 2015 een maatwerkvoorziening aangevraagd op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) voor het realiseren van een ontsluitingsverharding over zijn perceel. Verweerder heeft op 29 mei 2018 een voorziening verstrekt, maar heeft op 12 augustus 2020 het bezwaar van eiser tegen een eerder besluit niet-ontvankelijk verklaard. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 28 april 2021 was eiser niet aanwezig, maar zijn gemachtigde was wel aanwezig via een skype-verbinding. Er was een miscommunicatie over de wijze van bijwonen van de zitting. De rechtbank heeft geoordeeld dat de voertuigontheffing een besluit is waartegen bezwaar open staat, en dat verweerder ten onrechte het bezwaar niet-ontvankelijk heeft verklaard. Het beroep is gegrond verklaard, en verweerder moet alsnog inhoudelijk beslissen op het bezwaar van eiser. Tevens is verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 1.602,-, en moet het griffierecht van € 178,- aan eiser worden vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/3422

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 30 juni 2021 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: drs. S.A.N. Geerling),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente De Ronde Venen, verweerder
(gemachtigde: mr. E. Schaap Enterman-Drent).

Inleiding

Eiser heeft op 26 oktober 2015 een maatwerkvoorziening op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) aangevraagd in de vorm van het realiseren van een ontsluitingsverharding over het perceel [adres 1] in [woonplaats] .
Op 29 mei 2018 heeft verweerder een voorziening op grond van de Wmo verstrekt, bestaande uit het realiseren van het verbreden en toegankelijk maken van het bestaande pad langs de percelen [adres 2] , [nummer 1] en [nummer 2] , zodat deze voor eisers auto toegankelijk is.
Bij besluit van 12 oktober 2018 heeft verweerder aan de gemeente De Ronde Venen een omgevingsvergunning verleend voor het vervangen van de beschoeiing op het perceel [adres 1] t/m [adres 2] in [woonplaats] .
De gemeentelijke afdeling Ruimte heeft aan eiser op 20 maart 2019 een brief gestuurd met daarbij een persoonsgebonden ontheffing voor het met een auto berijden van het toegangspad gelegen langs de percelen [adres 3] , [nummer 1] en [adres 2] om het perceel [adres 1] in [woonplaats] te bereiken.
Eiser heeft daartegen bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 12 augustus 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft op verzoek van de gemachtigde van eiser met behulp van een skype-verbinding plaatsgevonden op 28 april 2021. Eiser heeft niet deelgenomen aan de skype-zitting, maar zijn gemachtigde wel. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na sluiting van het onderzoek heeft de bode de rechter op de hoogte gesteld dat eiser op de rechtbank was verschenen. Eiser was in de veronderstelling dat zijn beroep op de zitting in Utrecht in een zittingszaal zou plaatsvinden. Uit telefonisch contact van de griffier met de gemachtigde van eiser na afloop van de zitting is gebleken van een miscommunicatie tussen eiser en zijn gemachtigde over het bijwonen van de zitting via een skype-verbinding.
De rechter heeft het onderzoek niet meer heropend, omdat daartoe geen aanleiding bestond en ook naderhand geen verzoek daartoe meer is gedaan.

Het geschil

1. Het gaat hier om de vraag of de voertuigontheffing een besluit is waartegen bezwaar en beroep ingesteld kan worden. Verweerder stelt dat geen sprake is van een besluit, omdat de ontheffing geen publiekrechtelijke rechtshandeling betreft gericht op rechtsgevolg. Verweerder heeft om die reden het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk verklaard. Eiser stelt dat wel sprake is van een besluit.

Beoordeling van het geschil

2. Van een besluit is sprake indien het geschrift is aan te merken als een op rechtsgevolg gerichte beslissing van een bestuursorgaan, gebaseerd op een publiekrechtelijke grondslag [1] .
Onder rechtsgevolg wordt in de regel verstaan: het tot stand brengen van een rechtsverhouding. Dat wil zeggen een recht of aanspraak.
3. Verweerder heeft niet duidelijk kunnen maken op welke publiekrechtelijke grondslag hij de ontheffing heeft verleend. Daar doet naar het oordeel van de rechtbank niet aan af dat de ontheffing een op rechtsgevolg gerichte beslissing is, waardoor de verleende ontheffing is aan te merken als een besluit. In dit geval wordt immers met de ontheffing alleen aan eiser toestemming verleend om over het toegangspad met een auto te rijden om zijn woning aan [adres 1] te kunnen bereiken.
4. Dat betekent dat naar het oordeel van de rechtbank de voertuigontheffing een besluit is, waartegen bezwaar open staat. Verweerder heeft daarom ten onrechte het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk verklaard. Het beroep is gegrond. Verweerder dient alsnog inhoudelijk te beslissen op het bezwaar, waarbij het aan hem is inzichtelijk te maken op welke grondslag de ontheffing is verleend.
5. Omdat het beroep gegrond is, moet verweerder het door eiser betaalde griffierecht vergoeden.
6. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser in beroep gemaakte proceskosten.
Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.602,- (3 punten voor het indienen van het bezwaarschrift en het beroepschrift en het bijwonen van de skype-zitting)  wegingsfactor 1  € 534,- per punt.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van eiser binnen acht weken na verzenddatum van deze uitspraak en met inachtneming van deze uitspraak;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.602,-;
  • bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 178,- aan eiser vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stijnen, rechter, in aanwezigheid van mr. M.S.D. de Weerd, griffier. De beslissing is uitgesproken op 30 juni 2021 en zal worden gepubliceerd op rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Indien u het niet eens bent met deze uitspraak

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Voetnoten

1.Artikel 1:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)