ECLI:NL:RBMNE:2021:290

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
28 januari 2021
Publicatiedatum
29 januari 2021
Zaaknummer
20/2127
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep wegens niet-betaling griffierecht

Op 28 januari 2021 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tussen eiser, wonende te [woonplaats], en de raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Eiser had beroep aangetekend tegen een besluit van verweerder van 2 juni 2020. De rechtbank heeft echter besloten om partijen niet uit te nodigen voor een zitting, omdat eiser het griffierecht van € 48,- niet had betaald. Dit griffierecht is verplicht volgens artikel 8:41, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Eiser had verzocht om vrijstelling van het griffierecht, onderbouwd met een loonstrook, omdat hij en zijn gezin moesten rondkomen van een bruto inkomen van € 2.515,- per maand en er geen sprake was van vermogen. De rechtbank heeft dit verzoek afgewezen, omdat het netto gezamenlijk inkomen van eiser hoger was dan 90% van de maximale bijstandsuitkering voor een alleenstaande. Eiser voldeed dus niet aan de criteria voor betalingsonmacht.

Aangezien het griffierecht niet tijdig was betaald en eiser geen geldige reden had gegeven voor deze niet-betaling, kon de rechtbank het beroep niet inhoudelijk behandelen. De rechtbank heeft het beroep daarom kennelijk niet-ontvankelijk verklaard op basis van artikel 8:54 Awb. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om een verzetschrift in te dienen als zij het niet eens zijn met de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/2127

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 januari 2021in de zaak tussen

[eiser], te [woonplaats], eiser

en
de raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep van eiser tegen het besluit van verweerder van 2 juni 2020.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. Eiser heeft namelijk het griffierecht niet betaald, waardoor de rechtbank de zaak niet inhoudelijk kan behandelen. Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. Iemand die in beroep gaat moet daar griffierecht voor betalen. Dit staat in artikel 8:41, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). In dit geval is het griffierecht € 48,-.
3. Als het griffierecht niet (op tijd) wordt betaald is de hoofdregel dat de rechtbank het beroep niet inhoudelijk mag behandelen. Soms is dat anders. Dan is er een geldige reden waarom het griffierecht niet door de rechtbank is ontvangen. Het gaat dan om omstandigheden waar eiser niets aan kan doen.
4. Eiser heeft gevraagd of hij het griffierecht niet hoeft te betalen, omdat hij en zijn gezin moeten rondkomen van eisers bruto inkomen van € 2.515,-- per maand en er geen sprake is van vermogen. Op verzoek van de rechtbank heeft eiser zijn beroep op betalingsonmacht nader onderbouwd met een loonstrook. De rechtbank heeft eiser op 16 oktober 2020 een brief gestuurd waarin eisers verzoek om vrijstelling van het griffierecht is afgewezen, omdat eiser niet voldoet aan de criteria voor betalingsonmacht. Om vrijgesteld te kunnen worden van het betalen van griffierecht voor een beroepsprocedure, mag het netto gezamenlijk inkomen van eiser (en zijn fiscale partner) niet hoger zijn dan 90% van de maximale bijstandsuitkering van een alleenstaande en mag er geen sprake zijn van vermogen. Er is weliswaar geen sprake van vermogen, maar het netto inkomen van eiser is hoger dan 90% van de maximale bijstandsuitkering van een alleenstaande, zodat eiser niet kan worden vrijgesteld. De rechtbank heeft eiser daarom opnieuw een nota voor het griffierecht van € 48,-- gestuurd. Eiser moest dit binnen vier weken na verzending van de brief betalen.
5. De rechtbank heeft het bedrag niet (tijdig) ontvangen. Eiser heeft daar geen geldige reden voor gegeven. Het beroep kan daarom niet inhoudelijk worden behandeld en de rechtbank zal geen uitspraak over het beroep doen.
6. Het beroep is kennelijk niet-ontvankelijk (artikel 8:54 Awb). Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stijnen rechter, in aanwezigheid van mr. T.E.G. van Heukelom, griffier. De beslissing is uitgesproken op 28 januari 2021 zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.