4.3Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak ten aan zien van feit 3 primair – geen zwaar lichamelijk letsel
De rechtbank stelt voorop dat onder zwaar lichamelijk letsel op grond van artikel 82 van het Wetboek van Strafrecht wordt begrepen: ziekte die geen uitzicht op volkomen genezing overlaat, voortdurende ongeschiktheid tot uitoefening van ambts- of beroepsbezigheden, afdrijving of dood van de vrucht van een vrouw alsmede storing van de verstandelijke vermogens die langer dan vier weken heeft geduurd. Ook buiten deze gevallen kan lichamelijk letsel als zwaar worden beschouwd indien dat voldoende belangrijk is om naar gewoon spraakgebruik als zodanig aan te duiden. Bij de beantwoording van de vraag of letsel als zwaar lichamelijk letsel moet worden aangemerkt, is van belang of het oordeel van de rechter iets inhoudt over de aard van het letsel, de eventuele noodzaak en aard van medisch ingrijpen en het uitzicht op (volledig) herstel. De rechtbank acht hierbij de verklaring van mr. Kubatsch, gemachtigde van beide slachtoffers, ter terechtzitting van belang. Uit deze verklaring valt af te leiden dat het oogletsel van [slachtoffer 2] is hersteld en dat hij inmiddels halve dagen werkt. Verder volgt uit het dossier dat medisch ingrijpen niet noodzakelijk is geweest. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat niet is komen vast te staan dat het door de verdachte toegebrachte oogletsel bij [slachtoffer 2] als zwaar lichamelijk letsel moet worden aangemerkt. Verdachte zal daarom van het onder 3 primair ten laste gelegde worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen feiten 1 primair, 2 primair en 3 subsidiair
De hierna weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
Verklaring verdachte ter terechtzitting van 24 juni 2021, zakelijk weergegeven:
Die dag, 1 januari, had ik heel veel stemmen in mijn hoofd. Het ging niet goed met mij. Ik heb iets gedaan wat niet mag. Het is niet goed.
U vraagt mij wat ik heb gedaan.
Ik heb hete olie in het gezicht van die meneer gegooid en ik heb hem gestoken met een mes. Bij die andere meneer heb ik geprobeerd zijn ogen uit te krabben. Ik bedoel indrukken eigenlijk. (…)
U houdt mij voor het telefoongesprek dat ik met mijn moeder heb gevoerd vanuit de P.I.
U houdt mij voor dat ik in dat telefoongesprek tegen mijn moeder zeg: ‘Ik ga hem neersteken, ik ga hete olie gooien’.
Ja, dat klopt wel ongeveer. Ik heb heel veel negatieve dingen gezegd tegen haar.
U vraagt mij of het dus een plan was.
Ja, maar ik heb heel veel gezegd. Ik ben fout geweest.
U vraagt of ik heb gezegd: ‘Ik ga ze dood maken’?
Ja, dat heb ik gezegd.
Ik had een mes, een klein wit mes in mijn hand. Dat had ik geleend in de PI.
U vraagt mij waarom ik dat mes had geleend.
Om te doen wat er is gebeurd. Ik stak hem één of twee keer.
Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1]:
Ik ben werkzaam bij de penitentiaire inrichting te [plaats] . Op 1 januari 2021 liep ik mijn zogenaamde “op leven checken" ronde.
Een geschrift, te weten de letselrapportage Forensische Geneeskunde GGD regio Utrecht:
Naam: [slachtoffer 1]
Op het moment van onderzoek was de situatie van de klaplong de afgelopen tijd verslechterd. De inbreng van een borstdrain (kunststofslang) was daardoor noodzakelijk.
Het letsel bestaat uit brandwonden, steekwonden en door het laatste tevens inwendig letsel in de zin van een klaplong en een ribbreuk.
Beschrijving: Aan de voorzijde van het lichaam vanaf de onderzijde van de kin naar de rechteroksel via het midden van beide tepels richting linker schouder naar de nek een rode grillig gevormde huidverkleuring scherp begrensd.
Soort: brandwond
Toelichting: het betreft een verse tweedegraads brandwond, ontstaan door contact van de huid met een hete vloeistof.
Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 2]:
Die gedetineerde is op mij terecht gekomen. Hij pakte mijn hoofd vast en begon met zijn beide duimen mijn ogen in te drukken. Op de een of andere manier ben ik in de worsteling nog een keer onder hem terecht gekomen. Die gedetineerde had nog een hand vrij en ging vervolgens met zijn duim wederom mijn linkeroog indrukken.
Ik ben senior penitentiaire inrichtingswerker op de reguliere gevangenisafdeling. Ik was gewoon senior die dag.
Een geschrift, te weten een geneeskundige verklaring betreffende [slachtoffer 2]:
Voornamen: [slachtoffer 2]
Achternaam: [slachtoffer 2]
Uitwendig waargenomen letsel: monocle hematoom links (
de rechtbank begrijpt: een bloeduitstorting in/rond de oogkas) oedeem periorbitaal bdz (
de rechtbank begrijpt: verdikking rond de ogen/oogleden beiderzijds). Contusio bulbi (
de rechtbank begrijpt: oogkneuzing).
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant] :
De gesprekken die gevoerd waren op 1 januari 2021 door [verdachte] waren in het Spaans. Onderstaand betreft de uitwerking van de gesprekken door een vertaler.
Gesprek 08775370 2021-01-01 13-24-47 | NN-vouw (mamma) met NN-man ( [naam] )
NN-man: ik ga die klootzak hete olie in zijn gezicht gooien en ik ga hem ook neersteken. Ik ga het nu doen.
NN-man: Ik ga hem hete olie gooien, ik ga hem steken nu.
NN-man: Ik ga hem ook gelijk steken.
NN-man: En ik ga hem nu verbranden (opmerking tolk: betrokkene gebruikt het woord "quemar" wat letterlijk verbranden betekent. De figuurlijke betekenis van het woord is "doden").
NN-man: Mamma ik heb het me al ingeprent dat ik die klootzak ga dood maken.
Met voorbedachten rade
De raadsman heeft ten aanzien van het onder 1 en 2 ten laste gelegde vrijspraak bepleit van het bestanddeel ‘met voorbedachten rade’.
De rechtbank stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van het bestanddeel 'met voorbedachten rade' moet komen vast te staan, dat de verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven. Bij de vraag of sprake is van voorbedachte raad gaat het bij uitstek om een weging en waardering van de omstandigheden van het concrete geval, waarbij de rechter het gewicht moet bepalen van de aanwijzingen die voor of tegen het bewezen verklaren van voorbedachte raad pleiten. De vaststelling dat de verdachte voldoende tijd had om zich te beraden op het te nemen of het genomen besluit vormt weliswaar een belangrijke objectieve aanwijzing, maar behoeft de rechter niet ervan te weerhouden aan contra-indicaties een zwaarder gewicht toe te kennen.
Voor de bewezenverklaring van het bestanddeel 'voorbedachten rade' acht de rechtbank in het bijzonder de volgende feiten en omstandigheden redengevend.
Tijdens het telefoongesprek dat verdachte voorafgaand aan het incident met zijn moeder had, heeft hij herhaaldelijk gezegd dat hij hete olie over die man ging gooien en hem ging neersteken. Ook heeft hij gezegd dat hij de man ging doodmaken. Daarnaast heeft verdachte ter terechtzitting verklaard dat hij het mes in de P.I. had geleend om te doen wat hij heeft gedaan. Uit het telefoongesprek met zijn moeder en het lenen van het mes leidt de rechtbank af dat verdachte enige tijd voorafgaand aan het incident wist wat hij wilde doen. Hij heeft een mes geleend bij de P.I. met als doel het slachtoffer te doden door hem te steken. Uit het telefoongesprek met zijn moeder merkt de rechtbank voorts op dat verdachte niet alleen het plan had om het slachtoffer te doden door hem met een mes te steken, maar ook om hete olie tegen hem aan te gooien. Uiteindelijk heeft verdachte zijn voornemen ook uitgevoerd, in die zin dat hij heeft gedaan wat hij vooraf heeft aangegeven. De rechtbank neemt op grond hiervan als vaststaand aan dat de verdachte vóór de uitvoering van zijn daden, heeft nagedacht over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daden en zich daarvan daadwerkelijk rekenschap heeft gegeven. Van enige ogenblikkelijke gemoedsopwelling waarin verdachte zou hebben gehandeld is niet gebleken. Evenmin is gebleken dat de psychische conditie van verdachte op 1 januari 2021 zodanig slecht was, dat van beraad als hiervoor bedoeld, geen sprake meer is. Van andere contra-indicaties die het aannemen van voorbedachte raad in de weg staan is ook niet gebleken.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat de verdachte met voorbedachte raad heeft gehandeld en zal verdachte dan ook veroordelen voor dit bestanddeel.