ECLI:NL:RBMNE:2021:2888

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
15 juni 2021
Publicatiedatum
5 juli 2021
Zaaknummer
20_267
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tijdelijke omgevingsvergunning voor Tiny Houses in waterwinpark Zeist

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 15 juni 2021 uitspraak gedaan in een beroep tegen de verlening van een omgevingsvergunning voor het plaatsen van zes Tiny Houses in het waterwinpark te Zeist. De vergunninghouder had op 9 juli 2019 een vergunning aangevraagd voor een periode van vijf jaar. Eiseres, die bezwaar had gemaakt tegen de vergunningverlening, was van mening dat haar belangen onvoldoende waren meegewogen. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres als belanghebbende kan worden aangemerkt, ondanks dat zij geen direct zicht heeft op de locatie van de Tiny Houses. De rechtbank heeft vervolgens de belangen van de vergunninghouder en de gemeente afgewogen tegen de belangen van eiseres. De rechtbank oordeelde dat de gemeente in redelijkheid het belang van de pilot met de Tiny Houses zwaarder heeft mogen laten wegen dan de belangen van eiseres. De rechtbank concludeert dat de vergunning terecht is verleend en verklaart het beroep ongegrond.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/267

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 juni 2021 in de zaak tussen

[eiseres] uit [woonplaats] , eiseres,

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zeist, verweerder

(gemachtigde: L.M. Vodegel).
Als derde-partij neemt aan het geding deel: [B] namens
de gemeente Zeist(vergunninghouder).

Inleiding

Verweerder heeft op 9 juli 2019 aan vergunninghouder een vergunning verleend om voor een periode van vijf jaar zes zogenoemde Tiny Houses toe te staan op het perceel achter de [adres 1] in [woonplaats] (het perceel), gelegen in het waterwinpark ‘ [park] ’ (het park).
Eiseres is het niet eens met de vergunningverlening en heeft daarom op 20 augustus 2019 bezwaar gemaakt. Bij besluit van 19 november 2019 heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard. Eiseres is hiertegen op 28 december 2019 in beroep gegaan. Dit beroepschrift heeft zij naar de Adviescommissie bezwaarschriften van de gemeente Zeist gestuurd, die dit vervolgens aan de rechtbank heeft doorgezonden. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden via Skype op 23 maart 2021. Eiseres is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, vergezeld door [adviseur veiligheid] , adviseur veiligheid. [B] is degene die de vergunning namens de gemeente Zeist heeft aangevraagd. Zij heeft zich laten vertegenwoordigen door verweerder.

Overwegingen

1. De rechtbank zal eerst het bouwplan en de geldende bepalingen van het bestemmingsplan schetsen en op hoofdlijnen ingaan op de overwegingen die verweerder ten grondslag heeft gelegd aan het bestreden besluit. Vervolgens zal de rechtbank beoordelen of eiseres als belanghebbende bij het besluit tot vergunningverlening kan worden aangemerkt. Als deze vraag bevestigend wordt beantwoord, zal de rechtbank de zaak aan de hand van de aangevoerde beroepsgronden inhoudelijk bespreken.
Het bouwplan
2.1.
Het bouwplan betreft de bepaling van de locatie, waar zes kleinschalige wooneenheden (Tiny Houses) tijdelijk (voor de duur van 5 jaar) worden toegestaan. Het terrein behoudt een openbaar karakter en wordt ontsloten via de parkeerplaats gelegen naast de gymzaal aan de [adres 1] in [woonplaats] . De verkeersbewegingen zullen verlopen via de [straat] .
2.2.
Het perceel wordt opgedeeld in zes kavels. De plek waar de Tiny House komt te staan, huurt de bewoner van de gemeente. Binnen deze kavels kan de toekomstige bewoner zijn Tiny House plaatsen. Het oprichten van de Tiny Houses maakt geen onderdeel uit van het bouwplan. De bewoner moet hiervoor de benodigde omgevingsvergunning aanvragen. Ten tijde van de zitting zijn vijf vergunningen verleend. Per kavel is één Tiny House toegestaan met eventueel een overkapping, vlonder of berging. De overige kavelruimte maakt onderdeel uit van de gemeenschappelijke ruimte, waaraan bewoners zelf invulling kunnen geven. Vanwege de beperkte opslagruimte wordt het gewenst geacht om een centraal bijgebouw te kunnen oprichten. Ten tijde van de zitting zijn op het perceel vier Tiny Houses aanwezig.
De geldende bepalingen op grond van het bestemmingsplan
3. Op het perceel rust op grond van het bestemmingsplan ‘ [bestemmingsplan] ’ (het bestemmingsplan) de bestemming ‘Groen’ met de ‘milieuzone – waterwingebied’ en ‘grondwaterbeschermingsgebied’. De als ‘Groen’ aangewezen gronden zijn op grond van artikel 9 van de planregels bij het bestemmingsplan bestemd voor groenvoorzieningen, watergangen en waterpartijen, speelvoorzieningen, fiets- en voetpaden, in- en uitritten en andere ondergeschikte verhardingen. Het tijdelijk mogelijk maken van het plaatsen van zes Tiny Houses is hiermee in strijd.
Het bestreden besluit
4. Verweerder heeft besloten om gebruik te maken van zijn bevoegdheid om van het bestemmingsplan af te wijken. In de omgevingsvergunning zijn voorschriften opgenomen over de plaatsing van de Tiny Houses en de plaatsing van het centraal bijgebouw. Zo geldt het voorschrift dat de oppervlakte van een Tiny House maximaal 25 m2 bedraagt en dat de Tiny Houses niet mogen worden verwarmd door middel van een houtkachel, maar dat elektrisch of een pelletkachel wel is toegestaan. Bij het beoordelen van de afzonderlijke omgevingsvergunningen voor het oprichten van de Tiny Houses wordt getoetst of deze passen binnen de gestelde voorschriften. In het bestreden besluit is nog nader gemotiveerd waarom is gekozen voor het perceel waarop de omgevingsvergunning van toepassing is.
Belanghebbendheid
5. Voordat de rechtbank het beroep inhoudelijk beoordeelt, ziet de rechtbank zich ambtshalve voor de vraag gesteld of verweerder het bezwaar van eiseres tegen de vergunningverlening terecht ontvankelijk heeft verklaard. Het gaat daarbij om de vraag of eiseres als belanghebbende in de zin van artikel 1:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bij dat besluit kan worden aangemerkt.
6. Verweerder heeft zich in het verweerschrift op het standpunt gesteld dat eiseres niet belanghebbende is. Volgens verweerder zijn de ruimtelijke gevolgen van het project voor eiseres van dermate geringe aard dat zij niet in haar belangen wordt getroffen. Verweerder wijst erop dat eiseres geen direct zicht heeft vanuit haar woning op de locatie waar de Tiny Houses worden gebouwd. Ook valt volgens verweerder niet op te maken welke feitelijke gevolgen eiseres gaat ondervinden of vreest te ondervinden. Zij is niet op de hoorzitting in bezwaar verschenen en uit haar beroepschrift wordt dit ook niet duidelijk. Op zitting heeft verweerder verklaard dat hij zich, gelet op de toelichting van eiseres, zou kunnen voorstellen dat eiseres als belanghebbende wordt aangemerkt.
7. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) is degene die rechtstreeks feitelijke gevolgen ondervindt van een activiteit die het besluit - zoals een vergunning - toestaat, in beginsel belanghebbende is bij dat besluit. [1] Het criterium ‘gevolgen van enige betekenis’ dient als correctie op dit uitgangspunt. Gevolgen van enige betekenis ontbreken indien de gevolgen wel zijn vast te stellen, maar de gevolgen van de activiteit voor de woon-, leef- of bedrijfssituatie van betrokkene dermate gering zijn dat een persoonlijk belang bij het besluit ontbreekt. Daarbij wordt acht geslagen op de factoren afstand tot, zicht op, planologische uitstraling van en milieugevolgen (o.a. geur, geluid, licht, trilling, emissie, risico) van de activiteit die het besluit toestaat, waarbij die factoren zo nodig in onderlinge samenhang worden bezien. Ook de aard, intensiteit en frequentie van de feitelijke gevolgen kunnen van belang zijn. In beginsel leiden, wanneer zicht ontbreekt, afstanden groter dan ongeveer 100 meter in beginsel niet tot het aannemen van belanghebbendheid.
8. De feitelijke situatie wordt met onderstaande kaart weergegeven: *
9.1.
Eiseres woont aan de [adres 2] in [woonplaats] . Het perceel van eiseres is gelegen in de kleine ovaal, de locatie van de Tiny Houses is gelegen in de grotere ovaal. Eiseres heeft vanuit haar woning geen direct zicht op de locatie van de Tiny Houses. De afstand tussen het perceel van eiseres en de locatie van de Tiny Houses is ongeveer 60 meter.
9.2.
In dit geval woont eiseres dus op minder dan 100 meter afstand tot de locatie van de Tiny Houses. Daarnaast heeft eiseres op de zitting toegelicht dat zij genot beleeft van de natuur in het park. Dit maakt bij elkaar dat de aanwijzing van de locatie voor het plaatsen van Tiny Houses een zodanige invloed heeft op haar woon- en leefsituatie dat er sprake is van ‘gevolgen van enige betekenis’. Hiermee heeft eiseres een voldoende persoonlijk belang bij de vergunningverlening. Verweerder heeft daarom eiseres terecht als belanghebbende in de zin van artikel 1:2 van de Awb aangemerkt in de bezwaarprocedure.
10. De rechtbank komt dan ook tot een inhoudelijke beoordeling van het beroep. De rechtbank zal hiervoor eerst het beoordelingskader uitleggen en aan de hand daarvan de beroepsgronden bespreken.
Beoordelingskader
11. Verweerder heeft voor het handelen in strijd met het bestemmingsplan met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 2˚, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en artikel 4, aanhef en onderdeel 11, van bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht (het Bor) een omgevingsvergunning verleend. Een vergunning kan worden verleend als de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening (artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2, van de Wabo).
12. De rechtbank stelt voorop dat verweerder beleidsruimte heeft bij zijn besluitvorming over de aanvraag. Als verweerder van oordeel is dat het bouwplan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening, kan hij ervoor kiezen om zijn bevoegdheid tot afwijking van het bestemmingsplan al dan niet te gebruiken. De rechtbank toetst of verweerder bij een afweging van de betrokken belangen in redelijkheid tot zijn besluit heeft kunnen komen.
Zorgvuldige voorbereiding van de besluitvorming
13. Eiseres voert allereerst aan dat verweerder het besluit om de vergunning te verlenen onzorgvuldig heeft voorbereid, doordat de omwonenden (waaronder zijzelf) onvoldoende zijn geïnformeerd en niet mee mochten praten in de procedure die tot de vergunningverlening heeft geleid. Daarnaast heeft verweerder bewust foute en onvolledige informatie gegeven over de ontwikkeling. Gemaakte afspraken met omwonenden zijn niet terug te vinden in de verslagen, zoals het verbod op het stoken van hout door de bewoners van de Tiny Houses.
14. De rechtbank geeft eiseres hierin geen gelijk. Er bestaat voor verweerder geen wettelijke verplichting om de omwonenden te consulteren over een bouwplan. Het is aan verweerder om te zorgen dat hij voldoende informatie heeft om een zorgvuldig besluit te nemen op de aanvraag om een omgevingsvergunning. Uit het dossier en wat tijdens de zitting is besproken, volgt dat verweerder een bewonersavond en een klankbordgroep heeft georganiseerd om omwonenden te betrekken bij de besluitvorming. Het is niet aannemelijk geworden dat verweerder in dit traject bewust informatie heeft achtergehouden. Verder heeft verweerder de bezwaarschriften die tegen de vergunningverlening zijn ingediend, kenbaar meegewogen. Verweerder heeft hiermee voldoende inspanningen verricht om achter de betrokken belangen te komen, zodat deze konden worden meegenomen in de besluitvorming.
Belangenafweging
15. Eiseres vindt het erg belangrijk dat zoveel mogelijk natuur wordt behouden in haar wijk, zodat er ruimte blijft voor voldoende flora en fauna en inwoners een plek hebben om in de natuur te verblijven. Het park is het enige stukje groen in haar wijk. Alle andere stukjes bos en groen worden volgebouwd. Zij vindt dat er dan ook geen bebouwing in het park moet plaatsvinden, ook geen tijdelijke. Verweerder had moeten kijken naar een andere locatie. Daarbij vreest eiseres voor haar eigen gezondheid vanwege de fijnstof die vrijkomt bij het stoken van kachels door de bewoners van de Tiny Houses. Ook wijst eiseres erop dat het grondwater in het park vervuild is, omdat er in het verleden zware bedrijven op het terrein gevestigd waren.
16. Verweerder heeft in het verweerschrift en op zitting toegelicht dat de vergunning is verleend om te kunnen experimenteren met Tiny Houses, die mogelijk kunnen voorzien in de vraag naar kleine, betaalbare woningen. Verweerder wil hiermee werk maken van de versnellingsopgave om meer betaalbare woningen te creëren. Het park bleek de meest geschikte locatie voor de proef. Op andere gronden zijn (bouw)ontwikkelingen voorzien die binnen 5 jaar starten. Dit geldt niet voor het perceel, wat doorslaggevend is geweest voor de keuze van verweerder.
17. De rechtbank is van oordeel dat verweerder in redelijkheid het belang van de pilot met de Tiny Houses zwaarder heeft mogen laten wegen dan de belangen van eiseres. Verweerder heeft alternatieve locaties onderzocht en heeft daarbij voldoende gemotiveerd dat het perceel de meest geschikte locatie is voor het tijdelijk (voor de duur van 5 jaar) toestaan van zes Tiny Houses in het kader van de pilot. Verweerder heeft erop gewezen dat bij de aanleg van het park het gebied bedoeld was voor woningbouw en dat er geen concrete (bouw)ontwikkeling is voorzien die binnen 5 jaar zal plaatsvinden. Verweerder heeft daarbij kunnen betrekken dat het terrein ontsloten blijft door de reeds bestaande groene buffer en dat deze groene buffer ervoor zorgt dat het zicht vanuit de omliggende bebouwing op de Tiny Houses minimaal is en hinder voorkomt. Dit wordt versterkt doordat groenonderhoud zal plaatsvinden om het bestaande groen een impuls te geven en nieuwe beplanting wordt aangebracht om het groene karakter te versterken. De ruimtelijke impact van de Tiny Houses is, mede vanwege de grootte van deze woningen, dan ook beperkt. Verder blijft het terrein openbaar toegankelijk zodat daarmee ruimte en gelegenheid blijft voor omwonenden om hier te komen recreëren. Verweerder heeft op zitting toegelicht dat de bodem ter voorbereiding op de komst van de Tiny Houses is gesaneerd en de vervuilde grond is afgevoerd. Aan de vergunning is de voorwaarde verbonden dat Tiny Houses niet mogen worden verwarmd door middel van een houtkachel en dat elektrisch of pelletkachel wel is toegestaan. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat hiermee in het licht van de tijdelijkheid van de situatie een onaanvaardbare situatie ontstaat voor de directe woon- en leefomgeving. De enkele vrees hiervoor is onvoldoende. Daarnaast wijst de rechtbank erop dat het oprichten van de Tiny Houses geen onderdeel is van de verleende omgevingsvergunning. In het kader van de aanvraag voor het oprichten van de Tiny Houses wordt getoetst aan het Bouwbesluit 2012.
Conclusie
18. Gelet op het voorgaande komt de rechtbank tot de conclusie dat verweerder de tijdelijke omgevingsvergunning in redelijkheid heeft kunnen verlenen op de wijze, zoals hij heeft gedaan.
19. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.M.H. van Ek, rechter, in aanwezigheid van
mr. J.M.T. Bouwman, griffier. De beslissing is uitgesproken op 15 juni 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
(de griffier is verhinderd
deze uitspraak te ondertekenen)
* ivm de herleidbaarheid naar natuurlijke personen is de afbeelding bij 8 verwijderd
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 23 augustus 2017, ECLI:NL:RVS:2017:2271