In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedateerd 18 juni 2021, staat het verzoek van Herosult B.V. centraal, die een proceskostenvergoeding vraagt van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. De zaak betreft een verzoek om vergoeding van proceskosten naar aanleiding van een eerdere beslissing van de verweerder, die op 17 december 2020 de definitieve subsidieverlening voor een tegemoetkoming in de loonkosten op nul had vastgesteld. Verzoekster heeft hiertegen bezwaar gemaakt, wat door de verweerder ongegrond werd verklaard. Vervolgens heeft verzoekster beroep ingesteld, maar dit beroep werd ingetrokken nadat verweerder op 4 mei 2021 een gewijzigde beslissing nam en alsnog een tegemoetkoming in de loonkosten van € 3.810,- vaststelde. Hierdoor kwam verweerder tegemoet aan verzoekster, die vervolgens om vergoeding van haar proceskosten vroeg.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan. De rechtbank oordeelt dat het verzoek om proceskostenvergoeding kennelijk gegrond is en veroordeelt verweerder in de gemaakte proceskosten, die zijn vastgesteld op € 534,- voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Daarnaast wijst de rechtbank erop dat verweerder verplicht is het door verzoekster betaalde griffierecht van € 360,- te vergoeden. De uitspraak is gedaan door rechter R.C. Moed en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.